xxnullxx - 5f03584cf42fae0001ab0350

TotalFlow Production Manager

TotalFlow Production Manager

1 RICOH TotalFlow Production Manager™

Met TotalFlow Production Manager kunt u vanaf één locatie uw afdrukomgeving beheren via een uitgebreide gebruikersinterface.

Dit informatiecentrum bevat onderwerpen die u meer leren over (het gebruik van) TotalFlow Production Manager. De meeste informatie is beschikbaar in PDF- en HTML-formaat.

Opmerking: Als u een PDF-versie van een boek op een nieuw tabblad wilt openen, klikt u op de PDF-link achter de titel van het boek in de onderstaande lijst.

Een onderwerp of boek in HTML-indeling op dit tabblad openen:

  • Gebruik de inhoudsopgave om het onderwerp te vinden dat u wilt lezen en klik op de titel.
  • Klik op de HTML-link achter de boektitel in de onderstaande lijst.

De volgende publicaties zijn beschikbaar voor TotalFlow Production Manager:

  • Installatiehandleiding PDF HTML

  • Gebruikershandleiding PDF HTML

  • Snel aan de slag PDF

  • Softwarelicentieovereenkomsten HTML

1.1 Gebruiksaanwijzing / Installatiehandleiding

1.1.1 Inleiding

1.1.1.1 Belangrijk

Voor zover toegestaan in de betreffende wetten, is de fabrikant in geen enkel geval aansprakelijk voor enige schade die voortvloeit uit storingen van dit product, verlies van documenten of gegevens, of het gebruik of het niet gebruiken van dit product en de gebruikershandleidingen die zijn meegeleverd.

Zorg ervoor dat u altijd een kopie of back-ups heeft van belangrijke documenten en gegevens. Documenten en gegevens kunnen worden gewist door bedieningsfouten of door fouten van het apparaat. Gebruikers moeten zich ook beschermen tegen computervirussen, wormen en andere schadelijke software.

De fabrikant is onder geen omstandigheden verantwoordelijk voor documenten die door u zijn gemaakt met dit product of voor resultaten die voortkomen uit door u uitgevoerde gegevens.

1.1.1.2 Aandachtspunten voor deze handleiding

  • Sommige illustraties of toelichtingen in deze handleiding kunnen afwijken van uw toepassing als gevolg van verbeteringen of wijzigingen aan de toepassing.
  • De inhoud van dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
  • Geen enkel deel van dit document mag zonder de voorafgaande toestemming van de fabrikant in enige vorm worden gedupliceerd, gekopieerd, gereproduceerd, aangepast of geciteerd.

1.1.1.3 Handleidingen voor deze toepassing

De volgende handleidingen zijn beschikbaar voor deze toepassing.
Instructiehandleidingen

De volgende instructiehandleidingen worden meegeleverd:

  • Installatiehandleiding (afgedrukt/PDF)

    In deze handleiding worden de installatie- en opstartprocedures voor deze toepassing beschreven.

  • Snel aan de slag (afgedrukte versie)

    In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u zich aanmeldt bij de toepassing, hoe u een standaardconfiguratie uitvoert en hoe u de Gebruikershandleiding afdrukt.

  • Gebruikershandleiding (HTML/PDF)

    In deze handleiding worden de functies en basisbewerkingen van deze toepassing beschreven.

Adobe Acrobat Reader of Adobe Reader is nodig om de PDF-documentatie weer te geven. U kunt de HTML-documentatie bekijken met een internetbrowser.

Help

Help voor velden is op veel van de schermen toegankelijk om informatie over specifieke taken en instellingen te geven. In deze handleiding wordt dit type hulp Help voor velden op het scherm genoemd.

Daarnaast biedt het Help-menu direct vanuit de gebruikersinterface toegang tot de HTML-versie van de Gebruikersinterface.

1.1.1.4 Hoe u deze documentatie het best kunt lezen

1.1.1.4.1 Voordat u deze toepassing gebruikt

Deze handleiding bevat instructies en waarschuwingen voor een correct gebruik van deze toepassing. Lees deze handleiding aandachtig en volledig door voordat u deze toepassing gaat gebruiken. Houd deze handleiding als naslag bij de hand.

1.1.1.4.2 Het gebruik van de handleidingen en Help

Gebruik de instructiehandleidingen en de help waar nodig.
Informatie over het installeren en starten van deze toepassing
Zie de Installatiehandleiding.
Leren werken met Ricoh TotalFlow Production Manager
Raadpleeg de handleiding Snel aan de slag.
Informatie over de functies en basisbewerkingen van deze toepassing
Zie de Gebruikershandleiding.
Om meer te weten te komen over het configureren van scherminstellingen
Raadpleeg de help voor het veld op het scherm.
De instructiehandleidingen bekijken (Installatiehandleiding en Gebruikershandleiding)

Gebruik deze procedures om de instructiehandleidingen (HTML/PDF) te bekijken.

De beschrijvingen in de HTML- en PDF-versie van de instructiehandleidingen zijn hetzelfde.

  • U geeft als volgt de Gebruikershandleiding in HTML weer:
    • Klik in de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager op Help, de Help-knop, aan de rechterkant van de menubalk en klik vervolgens op Help.
    • Als u niet op TotalFlow Production Manager bent aangemeld, voer dan deze url in een internetbrowser in: http://hostnaam:15888/help/index.jsp. De naam van de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd, is hostnaam.
    HTML-gebruikershandleiding
  • Om de PDF-handleidingen weer te geven, klikt u op Start, gaat u naar Alle programma's, vervolgens RICOH TotalFlow Print Manager en klikt u vervolgens op Installatiehandleiding or Gebruikershandleiding.
PDF-gebruikershandleiding
De ballonhelp bekijken
  • Wanneer u de muisaanwijzer boven bepaalde items pagina's van de gebruikersinterface houdt (aanwijzen zonder te klikken), verschijnt er Help-informatie over dit item in een ballon.
    Help-knop voor Taak verplaatsen
  • Klik op Vraagteken om de contextafhankelijke Help voor de eigenschap weer te geven. Klik in de contextafhankelijke Help op Vraagteken om de verwante pagina in de Gebruikershandleiding in HTML weer te geven.
Ballonhelp

1.1.1.4.3 Symbolen

In deze handleiding worden ter verduidelijking van de inhoud de volgende symbolen gebruikt.
Belangrijk:
Met dit symbool wordt aangegeven dat u bij gebruik van de toepassing ergens op moet letten. Zorg ervoor dat u deze uitleg leest.
Opmerking:
Dit symbool duidt op aanvullende informatie die u mogelijk nuttig vindt, maar die niet essentieel is voor de uitvoering van een taak.
Vet Vet gedrukte tekst geeft de namen van toetsen, menu's, menu-items, vensters, velden, instellingen en knoppen aan. Vet gedrukte tekst wordt ook gebruikt voor de namen van opdrachten en nieuwe termen.
Cursief Cursieve tekst wordt gebruikt voor variabelen die u moet vervangen door uw eigen gegevens.
Monospace Monospace type wordt gebruikt voor computerinvoer en bestandsnamen.
{} In meldingen en andere elementen van de gebruikersinterface, worden variabelen die door het programma zelf worden vervangen tussen gekrulde haakjes geplaatst.
... Een ellipsteken geeft aan dat een reeks kan doorgaan.

1.1.1.5 Handelsmerken

Adobe, het Adobe-logo, Acrobat, het Adobe PDF-logo, Distiller en Reader zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of in andere landen. Alle andere handelsmerken zijn het eigendom van hun respectieve eigenaren. Onderdelen van dit softwareproduct zijn ©Copyright 1984 – 2023 Adobe Systems Incorporated en zijn licentiehouders. Alle rechten voorbehouden.

Op Eclipse OpenJ9-documentatie is het volgende copyright van toepassing: Copyright © 2017, 2021 IBM Corp.

Enfocus PitStop Server is een handelsmerk van Enfocus BVBA. Enfocus is een bedrijfsonderdeel van Esko.

Fiery is een geregistreerd handelsmerk van Electronics for Imaging, Inc. in de V.S. en/of sommige andere landen. EFI is een handelsmerk van Electronics for Imaging, Inc. in de V.S. en/of sommige andere landen.

Firefox is een geregistreerd handelsmerk van de Mozilla Foundation.

Google en Chrome zijn handelsmerken van Google Inc.

IBM, het IBM-logo en ibm.com zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van International Business Machines Corporation in een groot aantal wereldwijde rechtsgebieden. Andere product- en servicenamen kunnen handelsmerken zijn van IBM of andere bedrijven.

Java en alle op Java gebaseerde handelsmerken en logo's zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van Oracle en/of diens gelieerde ondernemingen.

MarcomCentral en FusionPro zijn geregistreerde handelsmerken van MarcomCentral®, een Ricoh Company.

Microsoft, Windows, Windows Server, en Microsoft Edge zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.

De juiste namen van de besturingssystemen van Windows luiden als volgt:

  • Windows 10:
    • Microsoft® Windows 10 Pro
    • Microsoft® Windows 10 Enterprise
  • Windows 11:
    • Microsoft® Windows 11 Pro
    • Microsoft® Windows 11 Enterprise
  • Windows Server 2016:
    • Microsoft®Windows Server® 2016 Standard
  • Windows Server 2019:
    • Microsoft®Windows Server® 2019 Standard
    • Microsoft®Windows Server® 2019 Essentials
  • Windows Server 2022:
    • Microsoft®Windows Server® 2022 Standard
    • Microsoft®Windows Server® 2022 Essentials

OpenJDK is een handelsmerk van Oracle America, Inc. Java en OpenJDK zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Oracle en/of diens dochterondernemingen. Copyright Oracle America, Inc.

PostgreSQL Database Management System (voorheen bekend als Postgres, en vervolgens als Postgres95) is een handelsmerk van Cybertec – The PostgreSQL Database Company.

RICOH TotalFlow Prep is een handelsmerk van Ricoh Company, Ltd. in de Verenigde Staten en/of andere landen.

Safari is een gedeponeerd handelsmerk van Apple, Inc.

Het onderdeel licentiebeheer is gebaseerd op één of meer van de volgende copyrights:

Sentinel® RMS
Copyright 1989-2022 Thales Group 
Alle rechten voorbehouden.

Sentinel® Caffe ™
Copyright 2008–2022 Thales Group
Alle rechten voorbehouden.

Sentinel® EMS
Copyright 2008–2022 Thales Group
Alle rechten voorbehouden.

Andere hierin gebruikte productnamen worden uitsluitend ter identificatie gebruikt en zijn mogelijk handelsmerken van hun respectievelijke eigenaars. Wij maken geen enkele aanspraak op deze merken.

1.1.2 Voorafgaand aan de installatie

1.1.2.1 Overzicht van RICOH TotalFlow Production Manager

Met RICOH TotalFlow Production Manager kunt u uw afdrukprocessen tot op 15 printers beheren met een specifieke IP of hostnaam via een online gebruikersinterface. TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd als een server en de gebruikersinterface als client fungeren.

TotalFlow Production Manager voorziet in een centrale locatie voor het toewijzen van taken aan printers en het beheren van afdruktaken. Het stuurt taken rond en traceert taken die binnenkomen, worden verwerkt en zijn voltooid en stelt u in staat taaktickets tot op het laatste moment te bewerken. TotalFlow Production Manager stelt u in staat de afdrukvolgorde te wijzigen, uitvoerprinters te wijzigen en taken eenvoudig opnieuw af te drukken.

TotalFlow Prep stelt u in staat kant-en-klare taken uit te voeren, zoals bewerken, impositie en wijzigen van paginalay-out. TotalFlow Prep verstuurt taken met de bijbehorende taaktickets naar TotalFlow Production Manager. TotalFlow Prep en TotalFlow Production Manager werken naadloos samen om taken aan te maken, kant-en-klare instellingen toe te passen en taken naar de meest geschikte printer te sturen.

TotalFlow Production Manager ondersteunt ook taakverzending middels slepen en neerzetten van taken in hotfolders. U kunt vanuit andere systemen ook taken indienen door het Line Printer Daemon (LPD)-protocol voor bestandoverdracht te gebruiken.

Door via een netwerk met uw printers te communiceren, kunt u eenvoudig de status van printers en taken controleren.

1.1.2.2 Voorafgaand aan de installatie

In dit gedeelte worden de installatieprocedure en de computervereisten van TotalFlow Production Manager beschreven.

Lees deze sectie aandachtig door voordat u deze toepassing installeert.

1.1.2.2.1 Stappen voor de installatie

Installeer TotalFlow Production Manager in deze volgorde:
Stap 1 Controleer de besturingsomgeving. Computervereisten
Stap 2 Maak een back-up van uw gegevens indien u een patch installeert. Back-up van gegevens maken
Volg de instructies voor migratie als u migreert naar een nieuw besturingssysteem. Migreren naar een nieuw besturingssysteem
Stap 3 Installeer TotalFlow Production Manager. TotalFlow Production Manager installeren
Stap 4 Als u het LPD-protocol gebruikt om taken te versturen naar TotalFlow Production Manager, moet u elke andere LPD-server op het systeem waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd uitschakelen. De LPD-server uitschakelen
Stap 5 Als u het LPD-protocol wilt gebruiken om taken te verzenden, installeer dan de LPR-client. De LPR-client installeren
Stap 6 Als u gebruik maakt van een FTP om taken te versturen naar TotalFlow Production Manager, dient u een FTP-server te installeren en te configureren. Volg de instructies in het onderwerp Set Up FTP in IIS 7 in de Microsoft TechNet Library op http://technet.microsoft.com/en-us/library/cc771012(v=ws.10).aspx .
Stap 7 Als u gebruik maakt van TotalFlow PM PDF Print Driver voor het indienen van taken op TotalFlow Production Manager, installeert en configureert u de TotalFlow PM PDF Print Driver. TotalFlow PM PDF Print Driver installeren en configureren
Stap 8 Installeer de permanente licentie. U kunt dit nu doen of op elk gewenst moment tot de proeflicentie vervalt. De permanente licentie installeren
Stap 9 Installeer een webbrowser en configureer het systeem waar u TotalFlow Production Manager op wilt openen. Clientcomputers configureren
Stap 10 Meld u aan bij TotalFlow Production Manager. Aanmelden bij TotalFlow Production Manager
Stap 11 Configureer TotalFlow Production Manager. TotalFlow Production Manager configureren; zie ook TotalFlow Production Manager Snel aan de slag en TotalFlow Production Manager Gebruikershandleiding.

1.1.2.2.2 Computervereisten

Als u TotalFlow Production Manager wilt uitvoeren, moet uw computer aan deze vereisten voldoen. Controleer voorafgaand aan de installatie of aan alle vereisten wordt voldaan.

In deze tabel vindt u een overzicht van de vereisten voor de computer waarop u TotalFlow Production Manager installeert:

Item Vereisten
Computer
  • Processor: 2,5 GHz quad-core of hoger
  • Geheugen: 8 GB
Harde schijf
  • 10 GB vrije ruimte op het systeemstation.
  • 1 tot 5 printers: 100 GB vrije ruimte
  • 6 tot 15 printers: 200 GB vrije ruimte
    Opmerking:
  1. Omdat TotalFlow Production Manager niet controleert hoeveel ruimte er op de harde schijf beschikbaar is, bestaat de kans dat u TotalFlow Production Manager kunt installeren en starten met minder vrije ruimte. Als u dat doet, ontvangt u een foutmelding van Windows of een database-foutmelding wanneer de harde schijf vol is.
  2. Een printer is een specifieke printer-IP of hostnaam.
Besturingssysteem Een van de volgende:
  • Windows Server 2016 Standard (64–bits)
  • Windows Server 2019 Standard (64–bits)
  • Windows Server 2019 Essentials (64–bits)
  • Windows Server 2022 Standard (64-bits)
  • Windows 10 Enterprise of Professional (64–bits)
  • Windows 11 Enterprise of Professional (64–bits)
Bestandssysteem NTFS of ReFS aanbevolen
TCP/IP- en UDP-poorten
  • TotalFlow Production Manager gebruikersinterface 15080, 15009, 15505, 80
  • Gebruikershandleiding in HTML-vorm: 15888
  • LPD-server: 515
  • FTP-server: 20, 21
  • PDF/JDF en Postscript: 80, 8010, 9100, 9101, 9102, 9103
  • SMTP: 25
  • Printer Connector: 15509, 15580, 15505
  • TotalFlow Prep: 17080
  • CommPoint: 55555
  • PitStop-server: 139, 445
  • PostgreSQL-database: 55559
  • UDP: 523
Als uw firewall is geconfigureerd om deze poorten te blokkeren, dient u deze te openen. Raadpleeg de documentatie van uw firewall om deze poorten als uitzonderingen toe te voegen.
Internetbrowser Een van de volgende:
  • Mozilla Firefox 116 (zie opmerking 2)
  • Google Chrome 116 (zie opmerking 2)
  • Microsoft Edge
    Opmerking:
  1. Voor meer informatie over de browsers die op specifieke besturingssystemen kunnen worden gebruikt, zie Clientcomputers configureren.
  2. Dit is de nieuwste versie die is getest met TotalFlow Production Manager 4.3.7, maar u kunt ook nieuwere versies van deze browser gebruiken.

Deze tabel geeft een overzicht van de vereisten voor elke computer die toegang heeft tot TotalFlow Production Manager:

Item Vereisten
Besturingssysteem Een van de volgende:
  • Windows Server 2016 Standard (64–bits)
  • Windows Server 2019 Standard (64–bits)
  • Windows Server 2019 Essentials (64–bits)
  • Windows Server 2022 Standard (64-bits)
  • Windows 10 Enterprise of Professional (32- of 64-bits)
  • Windows 11 Enterprise of Professional (32- of 64-bits)
  • OS X 10.11 El Capitan
  • macOS 10.12 Sierra
  • macOS 10.13 High Sierra
Scherm 1280 × 800 pixels of meer, 16,7 miljoen kleuren of meer
Internetbrowser Een van de volgende:

Op Microsoft Windows-besturingssysteem:

  • Mozilla Firefox 116 (zie opmerking 2)
  • Google Chrome 116 (zie opmerking 2)
  • Microsoft Edge

Ondersteunde talen
  • Nederlands
  • Engels
  • Frans
  • Duits
  • Italiaans
  • Japans
  • Spaans
    Opmerking:
  1. Voor meer informatie over de browsers die op specifieke besturingssystemen kunnen worden gebruikt, zie Clientcomputers configureren.
  2. Dit is de nieuwste versie die is getest met TotalFlow Production Manager 4.3.7, maar u kunt ook nieuwere versies van deze browser gebruiken.

1.1.3 Installatie

1.1.3.1 Back-up van gegevens maken

U kunt het aiwbackup-programma gebruiken om een kopie van uw TotalFlow Production Manager-configuratie te archiveren, of laat het verwijderingsprogramma een back-up maken van de gegevens. Gebruik de back-upkopie vervolgens om de configuratie te herstellen.
    Belangrijk:
  • U kunt de programma's voor back-up en herstel niet gebruiken om een back-up te maken van gegevens van een versie van TotalFlow Production Manager en deze dan terug te zetten in een andere versie.
  • Het programma aiwbackup stopt TotalFlow Production Manager automatisch. Als u een ander back-upprogramma gebruikt, dient u eerst TotalFlow Production Manager te stoppen.
  • U kunt aiwrestore gebruiken om gegevens te herstellen waarvan u een back-up heeft gemaakt met behulp van aiwbackup of u kunt de herstelprocedure uitvoeren in het TotalFlow Production Manager-installatieprogramma.

Om een back-up te maken tijdens het verwijderingsproces, klikt u op Ja in het dialoogvenster Back-up maken van gegevens en specificeert u vervolgens het archief waar u de gegevens wilt opslaan en of u de taken ook wilt opslaan.

Om een back-up te maken van de TotalFlow Production Manager-gegevens in de opdrachtenwachtrij:

  1. Meld u bij Windows aan als lokale beheerder.
  2. Stel het lettertype in op Consolas of Lucida voor een optimale weergave van de taaltekens.
    1. Open een opdrachtpromptvenster.
      Een activiteit verslepen in de Workflow Editor-pod
    2. Klik met de rechtermuisknop op , het pictogram Opdrachtwachtrij, en klik vervolgens op Eigenschappen.
    3. Selecteer in het dialoogvenster Lettertype de optie Consolas of Lucida Console om het standaardlettertype te wijzigen en klik vervolgens op OK om de nieuwe instelling op te slaan.
  3. Open een nieuw opdrachtpromptvenster.
    Klik in Windows Server 2008 of nieuwere versies van Windows met de rechtermuisknop op het pictogram Opdrachtprompt en klik op Als administrator uitvoeren.
  4. Voer een van deze opdrachten in:
    • Om systeemgegevens, controlebestanden, taken, invoerbestanden en taakbestanden (de bestanden in de spoolmap met taakinformatie, inclusief kopieën van invoerbestanden) op te slaan:
      installation_drive:\installation_folder\bin\aiwbackup.bat

      De standaardlocatie waarop de back-upgegevens worden opgeslagen is installatiestation:\installatiemap\bin\migrateData.zip

    • Om systeemgegevens, controlebestanden, enz. op te slaan, maar geen taken of taakbestanden op te slaan:
      installation_drive:\installation_folder\bin\aiwbackup.bat -r

      Belangrijk: Als u de -r-optie gebruikt wanneer u een back-up maakt van TotalFlow Production Manager, dient u deze optie tevens te gebruiken wanneer u het systeem herstelt.

      • Bij aiwbackup worden met de optie -r geen taken of taakbestanden opgeslagen.
      • Bij aiwrestore worden met de optie -r geen taken teruggezet.
    • Om de naam en locatie op te geven van het archief waarin u de back-upgegevens wilt opslaan:
      installation_drive:\Installation_folder\bin\aiwbackup.bat -r -f archive_name.zip
    De -f-optie specificeert de naam en locatie van het archief dat de herstelde gegevens bevat.

    Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.

  5. Druk op Enter om met de back-up verder te gaan.

    De back-up kan een aantal minuten duren, afhankelijk van het aantal bestanden en de grootte ervan. Sommige statusupdates worden in het opdrachtvenster weergegeven terwijl de back-up wordt uitgevoerd. Als deze is voltooid, wordt het back-upbestand weergegeven in de door u gespecificeerde map of de standaard locatie: installatiestation:\installatiemap\bin\migrateData.zip.

1.1.3.2 TotalFlow Production Manager installeren

Om TotalFlow Production Manager te installeren, heeft u het installatiemedium van TotalFlow Production Manager nodig.
Ga als volgt te werk om TotalFlow Production Manager te installeren:
  1. Meld u bij Windows aan als beheerder.
  2. Plaats het installatiemedium voor TotalFlow Production Manager 64-bits in het station.
    Opmerking: Als deze foutmelding verschijnt: Windows-fout 216 heeft zich voorgedaan tijdens het laden van Java VM, is er een installatieprogramma dat incompatibel is met uw systeem.
    De installatie start automatisch. Als het niet werkt, start u setupTFPM_64.exe in de hoofdmap van de DVD op.
  3. Het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven. Klik op OK.

    Het introductiescherm van TotalFlow Production Manager wordt weergegeven:

    Introductiescherm

  4. Selecteer een taal voor het installatieprogramma en klik op OK.

    Het dialoogvenster Introductie wordt geopend.

  5. Klik op Volgende.

    Het installatieprogramma controleert of de vereisten voor op uw systeem zijn geïnstalleerd. Dit kan enige seconden duren. Als dit is voltooid, wordt het dialoogvenster Licentieovereenkomst weergegeven.

  6. Ga als volgt te werk in het dialoogvenster Licentieovereenkomst:
    1. Lees de licentieovereenkomst.
    2. Klik op Ik ga akkoord met de licentieovereenkomst.
    3. Klik op Volgende.
  7. Ga als volgt te werk in het dialoogvenster Installatiemap kiezen:
    Dialoogvenster Installatiemap kiezen
    1. Als u de standaard installatiemap wilt wijzigen, klikt u op Kiezen. Selecteer de map waarin u TotalFlow Production Manager wilt installeren en klik op OK.
        Opmerking:
      1. Als u de standaard installatiemap accepteert en C:\Program Files\RICOH\TotalFlow PM niet bestaat, dan maakt het installatieprogramma deze map aan.
      2. Het installatieprogramma maakt nog een map aan met de naam installation_drive:\aiw\aiw1. Bestanden waarvan TotalFlow Production Manager gebruikmaakt (bijvoorbeeld spoolbestanden, besturingsbestanden en traceringsbestanden) worden hier opgeslagen.
    2. Klik op Installeren.

    U kunt de voortgangsbalk voor de installatie bekijken. De installatie kan enige minuten duren.

  8. Om op dit moment de permanente licentie te installeren, selecteert u Nu permanente licentie installeren en geeft u de licentiegegevens op in het dialoogvenster dat wordt geopend. U kunt de permanente licentie ook later installeren vanuit het menu Start van Windows.
  9. Klik op Volgende.
  10. Als het dialoogvenster Windows-beveiligingswaarschuwing wordt geopend tijdens de installatie, klikt u op Blokkering opheffen.
  11. Wanneer TotalFlow Production Manager is geactiveerd, wordt het dialoogvenster Gegevens terugzetten weergegeven. Voer deze stappen uit als u gegevens van TotalFlow Production Manager uit een vorige installatie heeft opgeslagen in een back-upbestand en die wilt terugzetten.
    1. Selecteer Ik wil gegevens terugzetten.
    2. Klik op Kiezen.
    3. Selecteer het back-upbestand en klik op Openen.
      Het back-upbestand kan zich in een willekeurige map bevinden. We raden installation_drive\installation_folder\bin aan. De standaard bestandsnaam van het back-upbestand is migrateData.zip.
  12. Klik op Volgende.

    Het dialoogvenster Installatie voltooid wordt weergegeven.

  13. Als u op dit moment de TotalFlow Production Manager-interface niet wilt openen, vinkt u het selectievakje Gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager nu openen uit.
  14. Klik op Gereed.

1.1.3.3 De LPD-server uitschakelen

Als u van plan bent het LPD-protocol te gebruiken om taken in te dienen bij TotalFlow Production Manager, schakelt u elke andere LPD-server op het systeem waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd uit. De TotalFlow Production Manager server bevat een LPD-server. Op een systeem kan slechts één LPD-server tegelijk actief zijn.

U schakelt als volgt een andere LPD-server uit:

  1. Meld u bij Windows aan als lokale beheerder.
  2. Stel in het Configuratiescherm van Windows de weergave in op Grote pictogrammen of Klassieke weergave.
  3. Dubbelklik op Systeembeheer en dubbelklik daarna op Services.
  4. Zoek naar de volgende services:
    • TCP/IP-afdrukserver (LPDSVC)
    • Line Printer Daemon-service (LPD)
    • Elke LPD-server van een andere fabrikant die als Windows-service wordt gebruikt
  5. Als u een van deze services vindt, dubbelklik er dan op om het dialoogvenster Eigenschappen weer te geven. Selecteer in de lijst Opstarttype de modus Handmatig of Uitgeschakeld en klik vervolgens op OK om het dialoogvenster te sluiten.
    Dialoogvenster Eigenschappen voor LPD-service
    Opmerking: Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt is het mogelijk dat u geen van deze diensten vindt. Ze zijn niet op alle Windows-systemen geïnstalleerd en geactiveerd.
  6. Als u een LPD-server van een andere fabrikant heeft geïnstalleerd die niet wordt gebruikt als Windows-service, raadpleegt u de documentatie bij het product.

1.1.3.4 De LPR-client installeren

Als u taken vanuit TotalFlow Production Manager wilt indienen bij Passthrough-printers, die zowel PDF als andere gegevensstromen kunnen afdrukken, moet u een LPR-client installeren op het systeem waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd. U moet ook een LPR-client installeren op elk systeem dat het LPD-protocol gebruikt om taken in te dienen bij TotalFlow Production Manager.
    Opmerking:
  • Er zijn veel verschillende LPR-clients verkrijgbaar. In deze procedures wordt uitgelegd hoe u de bij het Windows-besturingssysteem geleverde LPR-client installeert.
  • In deze procedure wordt beschreven hoe u de LPR-client installeert op Windows Server 2012. Er zijn mogelijk kleine verschillen met andere versies van Windows.
  1. Meld u bij Windows aan als lokale beheerder.
  2. Zoek in C:\Windows\SysWOW64 naar een bestand met de naam lpr.exe. Als u het vindt, kunt u stoppen.
    De LPR-client is al geïnstalleerd.
  3. Zoek in C:\Windows\System32 naar lpr.exe. Als u dit vindt, gaat u naar stap 5.
  4. Als u lpr.exe niet vindt, installeert u het onderdeel LPR-poortmonitor. Ga als volgt te werk om het onderdeel LPR-poortmonitor te installeren:
    1. Klik op Beheren.
    2. Klik op Rollen en functies toevoegen.
    3. Klik op Volgende tot u Functie bereikt.
    4. Schakel het selectievakje LPR-poortmonitor in en klik op Volgende.
    5. Klik op Installeren.
  5. Kopieer de volgende bestanden van C:\Windows\System32 naar C:\Windows\SysWOW64:
    • lpr.exe
    • lprhelp.dll
    • lprmon.dll
    • lprmonui.dll

1.1.3.5 De permanente licentie installeren

Het installatieprogramma van TotalFlow Production Managerinstalleert een proeflicentie. Met de proeflicentie kunt u TotalFlow Production Manager gedurende 60 dagen gebruiken. Als u na het vervallen van de proeflicentie TotalFlow Production Manager wilt blijven gebruiken, moet u een permanente licentie installeren.

U kunt de permanente licentie installeren zodra TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd. U hoeft niet te wachten totdat de proeflicentie vervalt.

Om de permanente licentie van TotalFlow Production Manager te installeren, heeft u de e-mail met de Entitlement ID (EID) van Ricoh nodig.

U kunt TotalFlow Production Manager aanschaffen met daarbij een of meer van de volgende aanvullende licenties:

Uitgebreide workflow
Met deze optie kunt u geavanceerde workflowactiviteiten gebruiken, zoals preflighting, andere gegevensstromen naar PDF converteren. Dit maakt deel uit van de proefperiode.
Enhanced Preflight component
Met behulp van deze optie kunt u aangepaste preflight-profielen en actielijsten gebruiken.
Geavanceerde impositie
Met deze optie kunt u gebruikmaken van de activiteit Impositie, waarmee u uitvoerbestanden met complexe lay-outs, barcodes, markeringen en bannervellen kunt aanmaken. Dit maakt deel uit van de proefperiode.
Als u kiest voor één van deze versies van TotalFlow Production Manager, moet u de bijbehorende licentiesleutel kopen.
    Belangrijk:
  1. Als u een van de aanvullende onderdelen heeft aangeschaft, kunt u het aantal printers dat met TotalFlow Production Manager wordt gebruikt, uitbreiden tot 15.
  2. Als u TotalFlow Production Manager met het Base Preflight-onderdeel heeft gebruikt voordat u TotalFlow Production Manager met het Enhanced Preflight-onderdeel installeerde, moet u de cache van uw browser wissen. U doet dit om ervoor te zorgen dat de grafische interface van de huidige versie correct wordt weergegeven.

Voer deze procedure uit op de computer waarop u TotalFlow Production Manager heeft geïnstalleerd.
  1. Klik in de werkbalk van Windows op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op Ricoh TotalFlow Print Manager.
  2. Klik met de rechtermuisknop op Licentiebeheer en vervolgens op Als administrator uitvoeren.
    De licentieapplicatie verschijnt.
  3. Klik op Help.
    De standaardbrowser wordt geopend. U ziet de Help-pagina voor de licentietoepassing met instructies voor het genereren van een licentiecode.
    Opmerking: Indien Microsoft Edge als standaardbrowser is ingesteld en u zich heeft aangemeld met de ingebouwde beheerdersaccount, treedt een fout op. Stel een andere browser als standaardbrowser in of gebruik een andere account met beheerdersrechten.
  4. Volg de instructies in de help van de licentieapplicatie.
    Opmerking: Lees de licentie-intrekking en overdrachtsinstructies in de installatiemap van Printer Connector indien u de licentie van TotalFlow Production Manager wilt verwijderen of verplaatsen. Deze instructies worden doorgaans opgeslagen in C:\Program Files\RICOH\Printer Connector\docs.

1.1.3.6 Naar een nieuwere versie upgraden

Wanneer u TotalFlow Production Manager al heeft geïnstalleerd, kunt u upgraden naar een nieuwere versie zonder dat u daarvoor uw bestaande software hoeft te verwijderen.
Voor het installeren van een nieuwere versie van TotalFlow Production Manager heeft u de TotalFlow Production Manager installatiemedia nodig.

U kunt de permanente licentie installeren zodra TotalFlow Production Manager is geüpgradet. U hoeft niet te wachten totdat de proeflicentie vervalt.

    Belangrijk:
  • Als u TotalFlow Production Manager upgradet naar 4.3 en uw huidige versie ouder is dan 3.1, upgrade dan eerst naar 3.1 en vervolgens naar 4.3.
  • Indien u wilt overstappen op een nieuw besturingssysteem en u momenteel een versie gebruikt die ouder is dan 3.1, voert u eerst een upgrade uit naar 3.1 en vervolgens naar 4.3. Volg de instructies in de sectie Migreren naar een nieuw besturingssysteem.
Voer deze procedure uit op de computer waarop u TotalFlow Production Manager heeft geïnstalleerd.
  1. Meld u bij Windows aan als beheerder.
  2. Plaats het installatiemedium voor TotalFlow Production Manager in het station.
    De installatie start automatisch. Als het niet werkt, start u setupTFPM_64.exe in de hoofdmap van de DVD.
  3. Het introductiescherm van TotalFlow Production Manager wordt weergegeven:
    Introductiescherm
  4. Selecteer een taal voor het installatieprogramma en klik op OK.

    Het dialoogvenster Introductie wordt geopend.

  5. Klik op Installeren.

    Het installatieprogramma controleert of de vereisten voor op uw systeem zijn geïnstalleerd. Dit kan enige minuten duren.

    Het dialoogvenster Licentieovereenkomst wordt weergegeven.

  6. Ga als volgt te werk in het dialoogvenster Licentieovereenkomst:
    1. Lees de licentieovereenkomst.
    2. Klik op Ik ga akkoord met de licentieovereenkomst.
    3. Klik op Volgende.
  7. Selecteer in het dialoogvenster Back-up maken van gegevens Ja.
    Het paneel Back-upmap wordt weergegeven. Selecteer een map of voer een mapnaam in voor het opslaan van het bestand met back-upgegevens en klik dan op Volgende.
    Belangrijk: Wanneer het upgraden om wat voor reden dan ook mislukt, gebruik dan het migratiescript migrateReload.bat om uw gegevens te herstellen. Om het script uit te voeren, volgt u de instructies in Migreren naar een nieuw besturingssysteem.

    Om er zeker van te zijn dat uw gegevens worden hersteld, voert u het script uit op een schone TotalFlow Production Manager-installatie.

  8. In een pop-up-venster wordt gemeld dat u een oudere versie van TotalFlow Production Manager heeft en er wordt gevraagd of u de nieuwe versie wilt installeren. Klik op Ja.

    De nieuwe versie van TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd en geactiveerd.

  9. Als het dialoogvenster Windows-beveiligingswaarschuwing wordt geopend tijdens de installatie, klikt u op Blokkering opheffen.
  10. Klik op Volgende.

    Het dialoogvenster Installatie voltooid wordt weergegeven.

  11. Klik op Gereed.
    Opmerking:
  1. Het is raadzaam de cache van de internetbrowser te wissen voordat u een nieuwe installatie of upgrade uitvoert.
  2. U kunt geen x64-versie op een x86-besturingssysteem installeren.

1.1.3.7 Migreren naar een nieuw besturingssysteem

Als u van besturingssysteem wilt wisselen, kunt u een back-up maken van uw gegevens op uw huidige apparaat en deze herstellen op een nieuw apparaat. U kunt ook uw gegevens herstellen van een 32-bits besturingssysteem naar een 64-bits besturingssysteem.
    Belangrijk:
  • Lees de volgende migratieprocedure zorgvuldig door. Belangrijke gegevens kunnen anders verloren gaan tijdens het proces.
  • Upgrade uw huidige TotalFlow Production Manager indien deze versie lager is dan 3.1, met behulp van het 3.1-installatieprogramma.
  • Stel het lettertype in op Consolas of Lucida voor een optimale weergave van de taaltekens. Voor meer informatie over het wijzigen van lettertypen, zie Stap 2 bij Back-up van gegevens maken, blz. 17.

Voer deze stappen uit voordat u de migratieprocedure uitvoert:

  1. Installeer TotalFlow Production Manager 4.2 op het doelapparaat. Voer geen acties uit op dit nieuw geïnstalleerde systeem voordat de migratie is voltooid.
  2. Kopieer deze bestanden uit de map TFPM_INSTALL_FOLDER\bin op het doelapparaat naar uw huidige apparaat:
    • migrateData.pl en migrateUnload.bat. U kunt ze naar een handige locatie kopiëren.
    • getLocaleMsg.pl. Kopieer dit naar TFPM_INSTALL_FOLDER\bin. U ontvangt een bericht waarin u wordt gevraagd of u de oude versie van het bestand wilt overschrijven. Klik op Ja.

U vindt de migratiescripts in de map scripts in het installatiepakket van dit product.

Om uw gegevens naar een nieuw besturingssysteem te migreren, volgt u deze stappen:

  1. Voer de volgende procedure uit op uw huidige apparaat om een back-up te maken van de gegevens.
    1. Meld u bij Windows aan als beheerder.
    2. Klik met de rechtermuisknop op het bestand migrateUnload.bat en vervolgens op Als administrator uitvoeren.
    3. Sla het bestand migrateData.zip, dat is gegenereerd door het script, op een locatie op waarvan u toegang heeft vanaf het doelapparaat.
  2. Trek de licentie van uw huidige apparaat in. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger om de licentie in te trekken.
  3. Voer deze procedure uit op het doelapparaat om de gegevens te herstellen.
    1. Meld u bij Windows aan als beheerder.
    2. Kopieer het bestand migrateData.zip dat is gegenereerd tijdens de back-uprocedure in de map TFPM_INSTALL_FOLDER\bin.
    3. Klik met de rechtermuisknop op migrateReload.bat en vervolgens op Als administrator uitvoeren.
  4. Start de computer opnieuw op wanneer de migratie is voltooid.
  5. Open de Licentietoepassing op het doelapparaat. Voor meer informatie, zie De permanente licentie installeren.
    Opmerking:
  1. Indien u het bericht Server kan niet worden gestopt. Stop de server handmatig. in de opdrachtprompt ontvangt die is geopend door het .bat-script, gaat u naar de RICOH TotalFlow PM-service en stopt u deze handmatig. Voer het script vervolgens opnieuw uit.
  2. Voor meer details over ondersteunde migraties, zie het TotalFlow Production Manager Readme-bestand.
  3. Als u uw besturingssysteem op een machine waarop TotalFlow Production Manager al is geïnstalleerd update naar Windows 10, start de computer nadat de update is voltooid dan opnieuw op en meld u vervolgens aan bij TotalFlow Production Manager.

1.1.4 Na de installatie

1.1.4.1 Clientcomputers configureren

U kunt via elk Windows-systeem dat toegang tot het netwerk heeft, toegang krijgen tot de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager. U moet op elk systeem een internetbrowser installeren en configureren. Als u toegang tot het gebruikersinterface wenst vanaf het systeem waarop u TotalFlow Production Manager heeft geïnstalleerd, dan moet u daarop ook een browser installeren. Zorg ervoor dat u een standaardbrowser instelt op het apparaat waar u TotalFlow Production Manager installeert.

U kunt deze browsers installeren op de volgende systemen:

  Windows 11 Windows 10
Microsoft Edge Ja Ja
Mozilla Firefox 116 (zie opmerking) Ja Ja
Chrome 116 (zie opmerking) Ja Ja
  Windows Server 2016 Windows Server 2019 Windows Server 2022
Microsoft Edge Nee Nee Nee
Mozilla Firefox 116 (zie opmerking) Ja Ja Ja
Chrome 116 (zie opmerking) Ja Ja Ja
Opmerking: Dit is de nieuwste versie die is getest met TotalFlow Production Manager 4.3.7, maar u kunt ook nieuwere versies van deze browser gebruiken.

1.1.4.1.1 Mozilla Firefox configureren

Om met Mozilla Firefox toegang te krijgen tot TotalFlow Production Manager, moet u de browser configureren.
Opmerking: Deze procedure beschrijft hoe u Mozilla Firefox 116 configureert in Windows 11. Er zijn mogelijk kleine verschillen met andere versies van Firefox of Windows.

Ga als volgt te werk om Mozilla Firefox te configureren:

  1. Open Firefox.
  2. Typ de volgende opdracht in de adresbalk:
    about:config
  3. Druk op Enter.
    Er wordt een waarschuwing weergegeven.
  4. Klik op Het risico accepteren en doorgaan

    De pagina Geavanceerde voorkeuren wordt geopend.

  5. Typ javascript.enabled in de zoekbalk.
  6. Zorg ervoor dat de waarde voor javascript.enabled op true is ingesteld.
  7. Ga als volgt te werk om de taal te wijzigen die TotalFlow Production Manager gebruikt voor de gebruikersinterface:
    1. Klik rechtsboven op het pictogram van het menu voor het openen van de toepassing en selecteer vervolgens Instellingen in het menu.
    2. Blader op de pagina Algemeen omlaag naar Taal en vormgeving Taal.
    3. Klik op de knop Kiezen naast Talen van uw voorkeur kiezen voor het weergeven van webpagina's

      Het dialoogvenster Taalinstellingen voor webpagina's wordt weergegeven.

    4. Als de taal van uw voorkeur niet in de lijst staat, klik dan op Selecteer een taal om toe te voegen, selecteer vervolgens een taal en klik op Toevoegen.
    5. Selecteer de taal van uw voorkeur en klik op Omhoog verplaatsen totdat deze taal het eerste item in de lijst is.
      TotalFlow Production Manager ondersteunt de volgende talen:
      • Nederlands
      • Engels
      • Frans
      • Duits
      • Italiaans
      • Japans
      • Spaans
        Opmerking:
      • Als u de browsertaal instelt op een taal die niet wordt ondersteund, gebruikt TotalFlow Production Manager standaard het Engels.
      • Als er meer dan één locatie beschikbaar is voor een taal, bijvoorbeeld English\United Kingdom [en-gb] en English\United States [en-us], maakt het niet uit welke locatie u kiest.
    6. Klik op OK.
  8. Blader op de pagina Privacy en beveiliging omlaag naar Geschiedenis.
  9. Klik op het pijltje naast Firefox zal en selecteer Aangepaste instellingen gebruiken voor geschiedenis.
  10. Selecteer in de lijst met opties de optie Browse- en downloadgeschiedenis onthouden.

1.1.4.1.2 Google Chrome configureren

Om met Google Chrome toegang te krijgen tot TotalFlow Production Manager, dient u de browser te configureren.
Opmerking: Deze procedure beschrijft hoe u Chrome 116 configureert in Windows 11. Er is mogelijk sprake van kleine verschillen in andere versies van Windows of Chrome.

Ga als volgt te werk om Google Chrome te configureren:

  1. Klik op het configuratiepictogram Google Chrome aanpassen en beheren en klik vervolgens op Instellingen.

    De pagina Instellingen wordt weergegeven.

  2. Open het tabblad Privacy en beveiliging.
  3. Klik op Cookies van derden.
  4. Blader omlaag naar Cookies van derden toestaan en klik op Toevoegen.
  5. Voer http://hostname:15080/TFPM in.
  6. Ga terug naar het tabblad Privacy en beveiliging en klik op Site-instellingen
  7. Klik op JavaScript en selecteer Sites kunnen JavaScript gebruiken.
  8. Ga als volgt te werk om de taal te wijzigen die TotalFlow Production Manager gebruikt voor de gebruikersinterface:
    1. Ga op de pagina Instellingen naar het tabblad Talen.

      Het dialoogvenster Voorkeurstalen wordt weergeven.

    2. Klik op Talen toevoegen.
    3. Selecteer een taal in de lijst en klik op Toevoegen.
      TotalFlow Production Manager ondersteunt de volgende talen:
      • Nederlands
      • Engels
      • Frans
      • Duits
      • Italiaans
      • Japans
      • Spaans
        Opmerking:
      • Als u de browsertaal instelt op een taal die niet wordt ondersteund, gebruikt TotalFlow Production Manager standaard het Engels.
      • Als er van een taal meerdere taalgebieden beschikbaar zijn, bijvoorbeeld Engels en Engels (Verenigde Staten), maakt het niet uit welk taalgebied u kiest.
      De talen die u hebt toegevoegd, worden weergegeven in de lijst Voorkeurstalen.
    4. Selecteer de gewenste taal en klik op Meer acties.
    5. Selecteer de optie Google Chrome in deze taal weergeven en klik vervolgens op Opnieuw opstarten.

1.1.4.1.3 Microsoft Edge configureren

Als u TotalFlow Production Manager wilt openen in Microsoft Edge, moet u de browser configureren.
Opmerking: Deze procedure beschrijft hoe u Microsoft Edge configureert in Windows 11. Er is mogelijk sprake van kleine verschillen in andere versies van Windows of Edge.

Ga als volgt te werk om Microsoft Edge te configureren:

  1. Klik op Instellingen en meer, het pictogram Instellingen en meer en vervolgens op Instellingen.
  2. Klik op , het pictogram van het menu Instellingen linksboven op de pagina.
  3. Selecteer Cookies en sitemachtigingen.
  4. Klik onder Cookies en opgeslagen gegevens op Cookies en sitegegevens beheren en verwijderen.
  5. Klik in het gedeelte Toestaan op Toevoegen.
    Het dialoogvenster Een site toevoegen wordt geopend.
  6. Voer http://hostname:15080/TFPM in.
  7. Selecteer de optie Cookies van derden op deze site opnemen.
  8. Klik op Toevoegen.
  9. Ga als volgt te werk om de taal te wijzigen die TotalFlow Production Manager gebruikt voor de gebruikersinterface:
    1. Klik op , het pictogram van het menu Instellingen linksboven op de pagina.
    2. Selecteer het tabblad Talen.

      Het dialoogvenster Voorkeurstalen wordt weergeven.

    3. Klik op Talen toevoegen.
    4. Selecteer een taal in de lijst en klik op Toevoegen.
      TotalFlow Production Manager ondersteunt de volgende talen:
      • Nederlands
      • Engels
      • Frans
      • Duits
      • Italiaans
      • Japans
      • Spaans
        Opmerking:
      • Als u de browsertaal instelt op een taal die niet wordt ondersteund, gebruikt TotalFlow Production Manager standaard het Engels.
      • Als er van een taal meerdere taalgebieden beschikbaar zijn, bijvoorbeeld Engels en Engels (Verenigde Staten), maakt het niet uit welk taalgebied u kiest.
      De talen die u hebt toegevoegd, worden weergegeven in de lijst Voorkeurstalen.
    5. Selecteer de gewenste taal en klik op Meer acties.
    6. Selecteer de optie Microsoft Edge weergeven in deze taal en klik vervolgens op Opnieuw starten.

1.1.4.2 Aanmelden bij TotalFlow Production Manager

Om u aan te melden bij TotalFlow Production Manager:
  1. Open een browservenster.
  2. Voer deze URL op de adresbalk van uw browser in, waarbij hostnaam de hostnaam of het IP-adres is van de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd:
    http://hostname:15080/TFPM
  3. Als er een beveiligingsbericht wordt weergegeven in de browserinformatiebalk, sluit u de informatiebalk en gaat u door.

    Het Inloggen-dialoogvenster TotalFlow Production Manager:

    Dialoogvenster Inloggen

  4. Voer uw gebruikersnaam in in het veld Gebruikersnaam.
    De bij TotalFlow Production Manager verstrekte gebruikersnaam is Admin. Gebruikersnamen zijn hoofdlettergevoelig.
  5. Voer uw wachtwoord in in het veld Wachtwoord.
    Het initiële wachtwoord voor de Admin-gebruiker is wachtwoord. Wachtwoorden zijn hoofdlettergevoelig.
  6. Klik op Inloggen.
  7. Als dit de eerste keer is dat u zich aanmeldt bij TotalFlow Production Manager of als uw wachtwoord is verlopen, moet u uw wachtwoord wijzigen:
    Dialoogvenster Aanmelden met verlopen wachtwoord
    1. Typ uw oude wachtwoord in het veld Huidig wachtwoord.
    2. Voer uw nieuwe wachtwoord in in het veld Nieuw wachtwoord en in het veld Wachtwoord bevestigen.
      Wachtwoorden kunnen 8 tot 32 bytes lang zijn. Ze zijn hoofdlettergevoelig en mogen niet de volgende tekens bevatten:
      • ' (apostrof)
      • < (kleiner dan)
      • = (isgelijkteken)
      • > (groter dan)
      • ` (accent grave)
      • | (verticale streep)
      • ~ (tilde)
      • ${ (dollarteken gevolgd door linkerhaakje)
      • [DEL] (Delete-toets)
      • Alle controletekens
    3. Klik op Wijzigen.

1.1.4.3 TotalFlow Production Manager starten en stoppen

TotalFlow Production Manager wordt uitgevoerd als een Windows-service. De toepassing wordt automatisch gestart wanneer deze wordt geïnstalleerd en wanneer u Windows start. Als u TotalFlow Production Manager wilt stoppen en opnieuw wilt starten, opent u het dialoogvenster Services van Windows.
    Opmerking:
  • U hoeft de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager niet af te sluiten voordat u TotalFlow Production Manager stopt of opnieuw start.

Ga als volgt te werk om TotalFlow Production Manager te stoppen of opnieuw te starten:

  1. Ga naar het Configuratiescherm.
  2. Stel de weergave van het Configuratiescherm in op Grote pictogrammen of Kleine pictogrammen.
  3. Dubbelklik op Systeembeheer.

    De map Systeembeheer wordt weergegeven.

  4. Dubbelklik op Services.

    Het dialoogvenster Services wordt geopend.

  5. Klik op het tabblad Uitgebreid.
  6. Selecteer RICOH TotalFlow Production Manager in de lijst van services.

    U ziet welke handelingen u kunt uitvoeren voor TotalFlow Production Manager.

  7. Voer één van de volgende handelingen uit:
    • Als u TotalFlow Production Manager wilt stoppen, klikt u op Stoppen.
    • Als u TotalFlow Production Manager opnieuw wilt starten, klikt u op Opnieuw starten.

1.1.4.4 TotalFlow Production Manager configureren

Nadat u bent aangemeld bij TotalFlow Production Manager, moet u de toepassing configureren. Dit onderwerp biedt een overzicht van het configuratieproces. Raadpleeg de handleiding TotalFlow Production Manager Snel aan de slag voor instructies over de basisconfiguratie. Raadpleeg voor volledige instructies de TotalFlow Production Manager Gebruikershandleiding.

U moet minimaal één workflow en één printer aanmaken om TotalFlow Production Manager te kunnen gebruiken.

Workflows ontvangen taken en dienen de taken in bij TotalFlow Production Manager-printers. Workflows ontvangen taken via de volgende taakindieningsmethoden:

TotalFlow-toepassingen
U kunt taken indienen bij TotalFlow Production Manager-workflows vanuit deze programma's:
  • RICOH TotalFlow Prep
  • RICOH TotalFlow Production Manager Job Submission
  • RICOH TotalFlow PM PDF Print Driver
Hotfolder
U kunt een map instellen als hotfolder voor een workflow. Middels een bestandskopieermethode of FTP kunt u afdrukbestanden kopiëren naar de hotfolder.
LPD
U kunt gebruikmaken van het LPD-protocol om afdrukbestanden naar een workflow te versturen.
Web-to-print-systeem van MarcomCentral
U kunt MarcomCentral-verbindingen gebruiken om bestellingen aan te maken. TotalFlow Production Manager ontvangt automatisch bestellingen van de MarcomCentral-shops waarmee u verbinding heeft gemaakt, verwerkt bestellingen zoals gevraagd, geeft statusupdates, maakt pakbonnen en facturen aan en betaalt bestellingen.

U kunt printers maken die afdrukapparaten vertegenwoordigen in TotalFlow Production Manager. Printers ontvangen taken van workflows en versturen taken naar printerapparaten. Welk type printer u instelt om een afdrukapparaat te vertegenwoordigen, hangt af van de capaciteiten van het afdrukapparaat:

Welk type printer u instelt in TotalFlow Production Manager om een afdrukapparaat te vertegenwoordigen, hangt af van de capaciteiten van het afdrukapparaat:

taakticket-printer
taakticket-printers zijn gekoppeld aan afdrukapparaten die job tickets ondersteunen. U kunt de taakopties bepalen door de job tickets van taken te bewerken die aan taakticket-printers zijn toegewezen.

TotalFlow Production Manager-workflows die zijn gekoppeld aan taakticket-printers kunnen taken van deze programma's ontvangen:

  • RICOH TotalFlow Production Manager Job Submission
  • RICOH TotalFlow Prep
  • RICOH TotalFlow PM PDF Print Driver
  • Externe online toepassingen, zoals het MarcomCentral Web-to-print-systeem.
Ze kunnen ook taken in een hotfolder of van een printopdracht ontvangen dat gebruikmaakt van het Line Printer Daemon (LPD)-protocol. taakticket-printers kunnen rechtstreeks met printers communiceren en tijdens het afdrukken de status van de taken verkrijgen.

Passthrough-printer
Passthrough-printers zijn gekoppeld aan afdrukapparaten die taken in allerlei verschillende formaten kunnen afdrukken, bijvoorbeeld PCL, PostScript en PDF. Taken die aan passthrough-printers zijn toegewezen, hebben mogelijk geen job ticket. TotalFlow Production Manager-workflows die aan Passthrough-printers zijn gekoppeld, kunnen taken ontvangen in een hotfolder of via een afdrukopdracht waarbij het LPD-protocol wordt gebruikt. Passthrough-printers kunnen geen taakstatus rapporteren.

Passthrough printers kunnen taken ontvangen van RICOH TotalFlow Production Manager Job Submission.

Deze afbeelding toont hoe taken van workflows naar TotalFlow Production Manager-printers worden gestuurd en van daaruit naar printerapparaten:

Workflows, printers en printerapparaten

Ga als volgt te werk om een eenvoudige configuratie te maken en te testen:

  1. Configureer een printer als uitvoerapparaat.
  2. Configureer een workflow om een of meer van de taakindieningsmethoden te gebruiken.
  3. Koppel de workflow aan de printer.
  4. Dien een taak met het gewenste taakindieningstype in bij de workflow.
  5. Controleer de uitvoer van het afdrukapparaat.

1.1.4.5 HTTPS-verbinding inschakelen op de server TotalFlow Production Manager

U kunt Transport Layer Security (TLS) activeren in TotalFlow Production Manager en dit koppelen aan een bestaand digitaal certificaat.
Om TSL te activeren, gaat u als volgt te werk:
  1. Meld u bij de server van TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Zoek het bestand https.bat in het installatiepakket.
  3. Klik met de rechtermuisknop op https.bat en selecteer Uitvoeren als beheerder.
  4. Volg de instructies om de configuratie te voltooien.
  5. Start de Windows-service TotalFlow Production Manager opnieuw op.

1.1.4.6 HTTPS-verbinding uitschakelen op de server TotalFlow Production Manager

Ga als volgt te werk om de HTTPS-verbinding uit te schakelen op de server TotalFlow Production Manager:
  1. Meld u bij de server van TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Zoek het bestand https.bat in het installatiepakket.
  3. Klik met de rechtermuisknop op https.bat en selecteer Uitvoeren als beheerder.
  4. Er verschijnt een bericht dat HTTPS al is ingeschakeld met de vraag of u dit wilt uitschakelen. Klik op Uitschakelen.
  5. Start de Windows-service TotalFlow Production Manager opnieuw op.

1.1.4.7 Installatie van TotalFlow Production Manager ongedaan maken

Als u de installatie van TotalFlow Production Manager ongedaan wilt maken, dient u hiervoor het hulpprogramma Programma's en onderdelen van Windows te gebruiken.

Ga als volgt te werk om de installatie van TotalFlow Production Manager ongedaan te maken:

  1. Meld u bij Windows aan als lokale beheerder.
  2. Ga naar het Configuratiescherm.
  3. Stel de weergave van Configuratiescherm in op Grote pictogrammen of Klassieke weergave.
  4. Dubbelklik op Programma's en onderdelen.

    Het dialoogvenster Programma's en onderdelen wordt weergegeven.

  5. Selecteer RICOH TotalFlow Production Manager en klik vervolgens op Verwijderen/wijzigen.

    Het introductiescherm van TotalFlow Production Manager wordt weergegeven, gevolgd door het dialoogvenster Back-up maken van gegevens.

  6. Voer een van de volgende handelingen uit:
    • U maakt als volgt een back-up van TotalFlow Production Manager
      1. Selecteer Ja en klik op Volgende.

        Het dialoogvenster Back-ups maken van taken wordt weergegeven.

      2. Selecteer Ja als u taken in het back-upbestand wilt opnemen of klik op Nee als u taken niet wilt opnemen en klik vervolgens op Volgende.

        Het dialoogvenster Back-upmap wordt weergegeven.

      3. Klik op Kiezen. Selecteer de map waarin u het back-upbestand wilt opslaan en klik op OK. U kunt elke gewenste map kiezen. We raden installation_drive:\installation_folder\bin aan.
      4. Klik op Volgende.

        Het back-upbestand is aangemaakt. De standaard bestandsnaam is migrateData.zip.

    • Selecteer Nee en klik op Volgende om het programma te verwijderen zonder een back-up te maken.

    Het dialoogvenster Installatie van TotalFlow Print Manager ongedaan maken wordt weergegeven.

  7. Klik op Installatie ongedaan maken.

    Het dialoogvenster Verwijderen voltooid wordt weergegeven.

  8. Windows opnieuw opstarten:
    • Selecteer Ja, start mijn systeem opnieuw op als u Windows meteen opnieuw wilt opstarten.
    • Selecteer Nee, ik wil zelf mijn systeem opnieuw opstarten als u Windows op een later tijdstip opnieuw wilt opstarten.
  9. Klik op Gereed.
    Opmerking: Nadat de computer opnieuw is opgestart, voert het verwijderingsproces een paar extra bewerkingen uit. Zet het apparaat niet uit.

1.1.4.8 Gegevens herstellen

Als u het programma aiwbackup heeft gebruikt om een back-up te maken van TotalFlow Production Manager, gebruik dan het programma aiwrestore of de herstelprocedure in het TotalFlow Production Manager-installatieprogramma om terug te keren naar de configuratie die u in een back-uparchief heeft opgeslagen.
    Belangrijk:
  • U kunt de programma's voor back-up en herstel niet gebruiken om een back-up te maken van gegevens van een versie van TotalFlow Production Manager en deze dan terug te zetten in een andere versie.
  • Het programma aiwrestore stopt TotalFlow Production Manager automatisch. Als u een ander programma gebruikt om gegevensback-ups terug te zetten, dient u eerst TotalFlow Production Manager te stoppen.
  • Als u uw gegevens herstelt op een proef- of basisversie van TotalFlow Production Manager, dient u ervoor te zorgen dat het maximale aantal toegestane printers voor die versie niet wordt overschreden. Anders worden de printers hersteld, maar kunnen deze niet worden ingeschakeld.

Ga als volgt te werk om de TotalFlow Production Manager-gegevens te herstellen:

  1. Meld u bij Windows aan als lokale beheerder.
  2. Installeer TotalFlow Production Manager opnieuw.
  3. Stel het lettertype in op Consolas of Lucida Console voor een optimale weergave van de taaltekens.
    1. Open een opdrachtpromptvenster.
      Een activiteit verslepen in de Workflow Editor-pod
    2. Klik met de rechtermuisknop op , het pictogram voor de opdrachtwachtrij, en klik vervolgens op Eigenschappen.
    3. Selecteer in het dialoogvenster Lettertype de optie Consolas of Lucida Console om het standaardlettertype te wijzigen en klik vervolgens op OK om de nieuwe instelling op te slaan.
  4. Open een nieuw opdrachtpromptvenster.
    Klik met de rechtermuisknop op het opdrachtpromptpictogram en klik op Als administrator uitvoeren.
  5. Voer een van deze opdrachten in:
    • Om systeemgegevens, controlebestanden, taken, invoerbestanden en taakbestanden (de bestanden in de spoolmap met taakinformatie, inclusief kopieën van invoerbestanden) te herstellen:
      installation_drive:\installation_folder\bin\aiwrestore.bat

      De standaardlocatie waarop de back-upgegevens worden opgeslagen is installation_drive:\installation_folder\bin\migrateData.zip

    • Om systeemgegevens, controlebestanden, enz. te herstellen, maar geen taken of taakbestanden te herstellen:
      installation_drive:\installation_folder\bin\aiwrestore.bat -r

      Belangrijk: Als u de -r-optie heeft gebruikt wanneer u een back-up heeft gemaakt van TotalFlow Production Manager, dient u deze optie tevens te gebruiken wanneer u het systeem herstelt.

      • Bij aiwbackup worden met de optie -r geen taken of taakbestanden opgeslagen.
      • Bij aiwrestore worden met de optie -r geen taken teruggezet.
    • Om de naam en locatie op te geven van het archief waar u de gegevens wilt herstellen:
      inatallation_drive:\installation_folder\bin\aiwrestore.bat -r -f /
      drive_name:\folder_name\archive_name.zip
    De -f-optie specificeert de naam en locatie van het archief dat de herstelde gegevens bevat.

    Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.

  6. Druk op Enter om verder te gaan met het herstel.

    Wanneer het herstellen is voltooid, verschijnt er een bericht dat het terugzetten is geslaagd.

1.1.5 Stuurprogramma's installeren en configureren

1.1.5.1 TotalFlow PM PDF Print Driver installeren en configureren

U kunt de TotalFlow PM PDF Print Driver van Windows- of Mac-besturingssystemen gebruiken om taken in te dienen op TotalFlow Production Manager. U moet TotalFlow PM PDF Print Driver installeren en configureren op elk respectievelijk systeem.

U kunt TotalFlow PM PDF Print Driver downloaden via de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager, via elke ondersteunde browser. U kunt het uitvoerbare bestand TotalFlow PM PDF Print Driver ook uitvoeren via het installatiepakket van TotalFlow Production Manager.

TotalFlow PM PDF Print Driver kan worden geïnstalleerd op elk besturingssysteem dat TotalFlow Production Manager ondersteunt.

    Belangrijk:
  • Zorg ervoor dat u de TotalFlow PM PDF Print Driver-versie gebruikt die is inbegrepen in het TotalFlow Production Manager-pakket.
  • TotalFlow PM PDF Print Driver kan niet worden uitgevoerd in HTTPS. Als u de TotalFlow Production Manager-server hebt geconfigureerd voor uitvoering in HTTPS, gebruik dan hetzelfde hulpprogramma om terug te schakelen naar HTTP bij gebruik van TotalFlow PM PDF Print Driver.

1.1.5.1.1 Installeren en configureren van TotalFlow PM PDF Print Driver op Mac OS X

Voor de installatie van TotalFlow PM PDF Print Driver moet u beschikken over OS X Mavericks (versie 10.9) of hoger. Ook moet u beheerdersrechten hebben voor het systeem waarop u installeert.
Volg deze stappen om TotalFlow PM PDF Print Driver te installeren via de interface van TotalFlow Production Manager:
  1. Meld uzelf aan bij Mac OS als beheerder.
  2. Open TotalFlow Production Manager in een ondersteunde browser.
  3. Klik rechts op de menubalk op Beheerdertoepassingen, het pictogram voor beheerderstoepassingen.
  4. Selecteer Stuurprogramma downloaden... in de optielijst die verschijnt.
  5. Sla het stuurprogramma-archief op uw computer op.
  6. Ga naar Downloads Ricoh en klik met de rechtermuisknop op het pictogram TotalFlow PM PDF Print Driver.
  7. Selecteer Openen in het getoonde menu.
    Het installatieprogramma start.
  8. Volg de instructies om het installatieprogramma uit te voeren.
  9. Selecteer een taal voor het installatieprogramma en klik op OK:

    Het dialoogvenster Inleiding wordt weergegeven.

  10. Klik op Volgende.
  11. Ga als volgt te werk in het dialoogvenster Licentieovereenkomst:
    1. Lees de licentieovereenkomst.
    2. Selecteer Ik ga akkoord met de licentieovereenkomst.
    3. Klik op Volgende.
  12. Ga als volgt te werk in het dialoogvenster Gebruiker en bedrijf:
    1. Voer uw naam in het veld Gebruikersnaam in.
    2. Voer in het veld Bedrijfsnaam de naam van uw bedrijf in.
    3. Klik op Volgende.
  13. Voer in het dialoogvenster Server IP/hostnaam instellen de IP of hostnaam in van de TotalFlow Production Manager-server waarop u taken wilt indienen.
  14. Controleer de informatie in het dialoogvenster Installatieoverzicht en klik op Installeren.

    TotalFlow PM PDF Print Driver wordt geïnstalleerd en geactiveerd.

Om het IP-/hostnaamadres van de TotalFlow Production Manager-server te wijzigen waarop u taken wilt indienen, volgt u de volgende stappen:
  1. Ga naar de map Toepassingen.
  2. Open de TotalFlow PM PDF Print Driver toepassing voor IP-wijziging.
  3. In het tabblad Instellingen voert u in het veld Server wijzigen de nieuwe IP/hostnaam in:
    Dialoogvenster IP van server wijzigen
  4. Om te controleren of de verbinding met de nieuwe server tot stand is gebracht, klikt u op Verbinding testen of OK. Als de verbinding geldig is, wordt de nieuwe IP/hostnaam opgeslagen.
  5. Klik op Annuleren om de toepassing af te sluiten.
Belangrijk: Hoewel alleen gebruikers met beheerdersrechten TotalFlow PM PDF Print Driver kunnen installeren, kan elke gebruiker de IP/hostnaam van de server wijzigen.

Als een gebruiker de IP/hostnaam van de TotalFlow Production Manager-server wijzigt, dienen alle gebruikers van TotalFlow PM PDF Print Driver taken bij de nieuwe afdrukserver in te dienen, tenzij het weer wordt veranderd.

Volg deze stappen om TotalFlow PM PDF Print Driver te installeren via het installatiepakket van TotalFlow Production Manager:

  1. Open het installatiepakket van TotalFlow Production Manager op de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd.
  2. Open de map Stuurprogramma.
  3. Kopieer het archief RICOH_TotalFlow_PM_PDF_Print_Driver_4_x_x_MacOSX.zip naar uw apparaat.
  4. Pak de archiefbestanden uit en voer de installatie van het stuurprogramma uit.

1.1.5.1.2 TotalFlow PM PDF Print Driver installeren en configureren in Windows

Voor installatie van TotalFlow PM PDF Print Driver moet u beheerdersrechten hebben op Windows.
Ga als volgt te werk om TotalFlow PM PDF Print Driver te installeren via de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager:
  1. Meld u bij Windows aan als beheerder.
  2. Open TotalFlow Production Manager in een ondersteunde browser.
  3. Klik rechts op de menubalk op Beheerderstoepassingen, het pictogram voor beheerderstoepassingen.
  4. Selecteer in de optielijst die verschijnt Stuurprogramma downloaden.
  5. Sla het installatiebestand van het stuurprogramma op uw computer op.
  6. Dubbelklik op het TotalFlow PM PDF Print Driver-installatiebestand.
    Het installatieprogramma start.
  7. Volg de instructies om het installatieprogramma uit te voeren.
  8. Selecteer een taal voor het installatieprogramma en klik op OK.
    Dialoogvenster Taal kiezen

    Het dialoogvenster Inleiding wordt weergegeven.

  9. Klik op Volgende.
  10. Ga als volgt te werk in het dialoogvenster Licentieovereenkomst:
    1. Lees de licentieovereenkomst.
    2. Klik op Ik accepteer de voorwaarden in de licentieovereenkomst.
    3. Klik op Volgende.
  11. Voer in het dialoogvenster Installatiemap kiezen de volledige padnaam in van de map waarin u het stuurprogramma wilt installeren.
  12. Klik op Volgende.
  13. In het dialoogvenster Printernaam voert u de naam van de printer in die is gekoppeld aan de TotalFlow PM PDF Print Driver.
  14. Controleer de informatie in het dialoogvenster Installatieoverzicht en klik op Installeren.
  15. Start uw systeem opnieuw op.

    TotalFlow PM PDF Print Driver wordt geïnstalleerd en geactiveerd.

  16. Configureer de nieuw aangemaakte printer om anderen in staat te stellen ermee te werken:
    1. Ga in het Windows-startmenu naar Configuratiescherm Alle Configuratiescherm-onderdelen Apparaten en printers.
    2. Klik met de rechtermuisknop in het gebied Printers op de printer die u heeft aangemaakt en selecteer Printereigenschappen in de lijst met opties die wordt geopend.
    3. Selecteer onder Namen van groepen of gebruikers ofwel Iedereen of klik op Toevoegen om toestemming te verlenen aan een bepaalde gebruiker.
    4. Vink onder Toestemmingen het selectievakje Toestaan aan voor de toestemmingen die u wilt toekennen.
    5. Klik op OK.
      Opmerking:
    1. Elke gebruiker kan verscheidene printers aanmaken door het TotalFlow PM PDF Print Driver-installatieprogramma opnieuw uit te voeren. Om andere gebruikers in staat te stellen taken te verzenden of documenten en de printers te beheren, moet de eigenaar de bijbehorende toestemmingen verlenen.
    2. Elke gebruiker moet zijn/haar eigen instellingen opgeven in het dialoogvenster Afdrukvoorkeuren. De afdrukvoorkeuren die zijn ingesteld door één gebruiker veranderen de instellingen van andere gebruikers niet.Bladeren naar map op server
  17. U kunt eventueel het door u gewenste aantal printers toevoegen, met hetzelfde stuurprogramma, zonder dat u de installatie opnieuw hoeft uit te voeren. Om dit te doen, volgt u de volgende stappen:
    1. Op de Windows-startpagina klikt u op Printers en scanners en klikt u daarna op Een printer of scanner toevoegen.
    2. Klik op De printer die ik wil gebruiken, staat niet in de lijst.
    3. Selecteer Een lokale printer of een netwerkprinter toevoegen met handmatige instellingen.
    4. Klik op Volgende.
    5. Selecteer Bestaande poort gebruiken
    6. Klik op Volgende.
    7. In het gebied Fabrikant selecteert u Ricoh.
    8. In het gebied Printers selecteert u Ricoh TotalFlow PM PDF Print Driver.
    9. Klik op Volgende.
    10. Selecteer Huidige geïnstalleerde stuurprogramma gebruiken (aanbevolen).
    11. Klik op Volgende.
    12. Typ een nieuwe printernaam en klik op Volgende.
    13. Volg de volgende stappen van de wizard totdat de nieuwe printer is geïnstalleerd.
    Opmerking: De bovenstaande procedure is voor Windows 10. Er zijn mogelijk kleine verschillen met andere Windows-versies.

Volg deze stappen om TotalFlow PM PDF Print Driver te installeren via het installatiepakket van TotalFlow Production Manager:

  1. Open het installatiepakket van TotalFlow Production Manager op de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd.
  2. Open de map Stuurprogramma.
  3. Kopieer het archief RICOH_TotalFlow_PM_PDF_Print_Driver_4_x_x_Windows_x64 of RICOH_TotalFlow_PM_PDF_Print_Driver_4_x_x_Windows_x86 naar uw apparaat.
    Opmerking: 4_x_x is het versienummer van het huidige stuurprogramma.
  4. Pak de archiefbestanden uit en voer de installatie van het stuurprogramma uit.

1.1.5.1.2.1 TotalFlow PM PDF Print Driver naar een nieuwere versie upgraden

Wanneer u TotalFlow PM PDF Print Driver al in Windows heeft geïnstalleerd, kunt u upgraden naar een nieuwere versie zonder dat u daarvoor uw bestaande stuurprogramma hoeft te verwijderen.
Voor het installeren van een nieuwere versie van TotalFlow PM PDF Print Driver, moet u een van de onderstaande opties selecteren:
  • Download TotalFlow PM PDF Print Driver van de interface van TotalFlow Production Manager.
  • Voer het uitvoerbare bestand TotalFlow PM PDF Print Driver uit vanaf het installatiepakket van TotalFlow Production Manager.
Om een nieuwere versie van TotalFlow PM PDF Print Driver vanaf de interface van TotalFlow Production Manager te installeren, voert u deze procedure uit vanaf de computer waarop u TotalFlow PM PDF Print Driver heeft geïnstalleerd.
  1. Meld u bij Windows aan als beheerder.
  2. Open TotalFlow Production Manager in een ondersteunde browser.
  3. Klik rechts op de menubalk op het pictogram Beheerder, het pictogram voor beheerderstoepassingen.
  4. Selecteer Stuurprogramma downloaden... in de optielijst die verschijnt.
    In een pop-up-venster wordt gemeld dat u een oudere versie van TotalFlow PM PDF Print Driver heeft en er wordt gevraagd of u de nieuwe versie wilt installeren.
  5. Klik op Ja.

    De nieuwe versie van TotalFlow PM PDF Print Driver wordt geïnstalleerd en geactiveerd en bevat alle instellingen die u in de vorige versie heeft opgegeven.

Volg de onderstaande stappen om een nieuwere versie van TotalFlow PM PDF Print Driver te installeren via het installatiepakket van TotalFlow Production Manager:

  1. Open het installatiepakket van TotalFlow Production Manager op de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd.
  2. Open de map Stuurprogramma.
  3. Kopieer het archief RICOH_TotalFlow_PM_PDF_Print_Driver_4_x_x_Windows_x64 of RICOH_TotalFlow_PM_PDF_Print_Driver_4_x_x_Windows_x86 naar uw apparaat.
    Opmerking: 4_x_x is het versienummer van het huidige stuurprogramma.
  4. Pak de archiefbestanden uit en voer de installatie van het stuurprogramma uit.

1.1.5.2 Installatie van TotalFlow PM PDF Print Driver ongedaan maken

1.1.5.2.1 Installatie van TotalFlow PM PDF Print Driver ongedaan maken in Mac OS X

Ga als volgt te werk om de installatie van TotalFlow PM PDF Print Driver ongedaan maken in Mac OS X:
  1. Meld uzelf aan bij Mac OS als beheerder.
  2. Ga in Toepassingen naar de installatielocatie van het stuurprogramma en klik op het pictogram Ricoh TotalFlow PM PDF-printerstuurprogramma verwijderen.
    U ziet het dialoogvenster Installatie van Ricoh TotalFlow PM PDF-printerstuurprogramma ongedaan maken.
  3. Klik op Installatie ongedaan maken.
  4. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in om het ongedaan maken van de installatie te starten en klik op OK.
  5. Klik op Gereed om de toepassing af te sluiten.

1.1.5.2.2 De installatie van TotalFlow PM PDF Print Driver ongedaan maken op Windows

Ga als volgt te werk om de installatie van TotalFlow PM PDF Print Driver ongedaan te maken op Windows:
  1. Meld u bij Windows aan als beheerder.
  2. Klik op de startpagina op Configuratiescherm Programma's en onderdelen.
  3. Klik met de rechtermuisknop op TotalFlow PM PDF Print Driver en klik vervolgens op Verwijderen/wijzigen.
    U ziet het dialoogvenster Installatie van TotalFlow PM PDF-printerstuurprogramma ongedaan maken.
  4. Klik op Volgende totdat het ongedaan maken van de installatie is voltooid.
  5. Klik op Gereed om de toepassing af te sluiten en het systeem opnieuw op te starten.

1.2 Gebruikershandleiding

1.2.1 Inleiding

1.2.1.1 Belangrijk

Voor zover toegestaan in de betreffende wetten, is de fabrikant in geen enkel geval aansprakelijk voor enige schade die voortvloeit uit storingen van dit product, verlies van documenten of gegevens, of het gebruik of het niet gebruiken van dit product en de gebruikershandleidingen die zijn meegeleverd.

Zorg ervoor dat u altijd een kopie of back-ups heeft van belangrijke documenten en gegevens. Documenten en gegevens kunnen worden gewist door bedieningsfouten of door fouten van het apparaat. Gebruikers moeten zich ook beschermen tegen computervirussen, wormen en andere schadelijke software.

De fabrikant is onder geen omstandigheden verantwoordelijk voor documenten die door u zijn gemaakt met dit product of voor resultaten die voortkomen uit door u uitgevoerde gegevens.

1.2.1.2 Aandachtspunten voor deze handleiding

  • Sommige illustraties of toelichtingen in deze handleiding kunnen afwijken van uw toepassing als gevolg van verbeteringen of wijzigingen aan de toepassing.
  • De inhoud van dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
  • Geen enkel deel van dit document mag zonder de voorafgaande toestemming van de fabrikant in enige vorm worden gedupliceerd, gekopieerd, gereproduceerd, aangepast of geciteerd.

1.2.1.3 Handleidingen voor deze toepassing

De volgende handleidingen zijn beschikbaar voor deze toepassing.
Instructiehandleidingen

De volgende instructiehandleidingen worden meegeleverd:

  • Installatiehandleiding (afgedrukt/PDF)

    In deze handleiding worden de installatie- en opstartprocedures voor deze toepassing beschreven.

  • Snel aan de slag (afgedrukte versie)

    In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u zich aanmeldt bij de toepassing, hoe u een standaardconfiguratie uitvoert en hoe u de Gebruikershandleiding afdrukt.

  • Gebruikershandleiding (HTML/PDF)

    In deze handleiding worden de functies en basisbewerkingen van deze toepassing beschreven.

Adobe Acrobat Reader of Adobe Reader is nodig om de PDF-documentatie weer te geven. U kunt de HTML-documentatie bekijken met een internetbrowser.

Help

Help voor velden is op veel van de schermen toegankelijk om informatie over specifieke taken en instellingen te geven. In deze handleiding wordt dit type hulp Help voor velden op het scherm genoemd.

Daarnaast biedt het Help-menu direct vanuit de gebruikersinterface toegang tot de HTML-versie van de Gebruikersinterface.

1.2.1.4 Hoe u deze documentatie het best kunt lezen

1.2.1.4.1 Voordat u deze toepassing gebruikt

Deze handleiding bevat instructies en waarschuwingen voor een correct gebruik van deze toepassing. Lees deze handleiding aandachtig en volledig door voordat u deze toepassing gaat gebruiken. Houd deze handleiding als naslag bij de hand.

1.2.1.4.2 Het gebruik van de handleidingen en Help

Gebruik de instructiehandleidingen en de help waar nodig.
Informatie over het installeren en starten van deze toepassing
Zie de Installatiehandleiding.
Leren werken met Ricoh TotalFlow Production Manager
Raadpleeg de handleiding Snel aan de slag.
Informatie over de functies en basisbewerkingen van deze toepassing
Zie de Gebruikershandleiding.
Om meer te weten te komen over het configureren van scherminstellingen
Raadpleeg de help voor het veld op het scherm.
De instructiehandleidingen bekijken (Installatiehandleiding en Gebruikershandleiding)

Gebruik deze procedures om de instructiehandleidingen (HTML/PDF) te bekijken.

De beschrijvingen in de HTML- en PDF-versie van de instructiehandleidingen zijn hetzelfde.

  • U geeft als volgt de Gebruikershandleiding in HTML weer:
    • Klik in de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager op Help, de Help-knop, aan de rechterkant van de menubalk en klik vervolgens op Help.
    • Als u niet op TotalFlow Production Manager bent aangemeld, voer dan deze url in een internetbrowser in: http://hostnaam:15888/help/index.jsp. De naam van de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd, is hostnaam.
    HTML-gebruikershandleiding
  • Om de PDF-handleidingen weer te geven, klikt u op Start, gaat u naar Alle programma's, vervolgens RICOH TotalFlow Print Manager en klikt u vervolgens op Installatiehandleiding or Gebruikershandleiding.
PDF-gebruikershandleiding
De ballonhelp bekijken
  • Wanneer u de muisaanwijzer boven bepaalde items pagina's van de gebruikersinterface houdt (aanwijzen zonder te klikken), verschijnt er Help-informatie over dit item in een ballon.
    Help-knop voor Taak verplaatsen
  • Klik op Vraagteken om de contextafhankelijke Help voor de eigenschap weer te geven. Klik in de contextafhankelijke Help op Vraagteken om de verwante pagina in de Gebruikershandleiding in HTML weer te geven.
Ballonhelp

1.2.1.4.3 Symbolen

In deze handleiding worden ter verduidelijking van de inhoud de volgende symbolen gebruikt.
Belangrijk:
Met dit symbool wordt aangegeven dat u bij gebruik van de toepassing ergens op moet letten. Zorg ervoor dat u deze uitleg leest.
Opmerking:
Dit symbool duidt op aanvullende informatie die u mogelijk nuttig vindt, maar die niet essentieel is voor de uitvoering van een taak.
Vet Vet gedrukte tekst geeft de namen van toetsen, menu's, menu-items, vensters, velden, instellingen en knoppen aan. Vet gedrukte tekst wordt ook gebruikt voor de namen van opdrachten en nieuwe termen.
Cursief Cursieve tekst wordt gebruikt voor variabelen die u moet vervangen door uw eigen gegevens.
Monospace Monospace type wordt gebruikt voor computerinvoer en bestandsnamen.
{} In meldingen en andere elementen van de gebruikersinterface, worden variabelen die door het programma zelf worden vervangen tussen gekrulde haakjes geplaatst.
... Een ellipsteken geeft aan dat een reeks kan doorgaan.

1.2.1.5 Handelsmerken

Adobe, het Adobe-logo, Acrobat, het Adobe PDF-logo, Distiller en Reader zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of in andere landen. Alle andere handelsmerken zijn het eigendom van hun respectieve eigenaren. Onderdelen van dit softwareproduct zijn ©Copyright 1984 – 2023 Adobe Systems Incorporated en zijn licentiehouders. Alle rechten voorbehouden.

Op Eclipse OpenJ9-documentatie is het volgende copyright van toepassing: Copyright © 2017, 2021 IBM Corp.

Enfocus PitStop Server is een handelsmerk van Enfocus BVBA. Enfocus is een bedrijfsonderdeel van Esko.

Fiery is een geregistreerd handelsmerk van Electronics for Imaging, Inc. in de V.S. en/of sommige andere landen. EFI is een handelsmerk van Electronics for Imaging, Inc. in de V.S. en/of sommige andere landen.

Firefox is een geregistreerd handelsmerk van de Mozilla Foundation.

Google en Chrome zijn handelsmerken van Google Inc.

IBM, het IBM-logo en ibm.com zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van International Business Machines Corporation in een groot aantal wereldwijde rechtsgebieden. Andere product- en servicenamen kunnen handelsmerken zijn van IBM of andere bedrijven.

Java en alle op Java gebaseerde handelsmerken en logo's zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van Oracle en/of diens gelieerde ondernemingen.

MarcomCentral en FusionPro zijn geregistreerde handelsmerken van MarcomCentral®, een Ricoh Company.

Microsoft, Windows, Windows Server, en Microsoft Edge zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.

De juiste namen van de besturingssystemen van Windows luiden als volgt:

  • Windows 10:
    • Microsoft® Windows 10 Pro
    • Microsoft® Windows 10 Enterprise
  • Windows 11:
    • Microsoft® Windows 11 Pro
    • Microsoft® Windows 11 Enterprise
  • Windows Server 2016:
    • Microsoft®Windows Server® 2016 Standard
  • Windows Server 2019:
    • Microsoft®Windows Server® 2019 Standard
    • Microsoft®Windows Server® 2019 Essentials
  • Windows Server 2022:
    • Microsoft®Windows Server® 2022 Standard
    • Microsoft®Windows Server® 2022 Essentials

OpenJDK is een handelsmerk van Oracle America, Inc. Java en OpenJDK zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Oracle en/of diens dochterondernemingen. Copyright Oracle America, Inc.

PostgreSQL Database Management System (voorheen bekend als Postgres, en vervolgens als Postgres95) is een handelsmerk van Cybertec – The PostgreSQL Database Company.

RICOH TotalFlow Prep is een handelsmerk van Ricoh Company, Ltd. in de Verenigde Staten en/of andere landen.

Safari is een gedeponeerd handelsmerk van Apple, Inc.

Het onderdeel licentiebeheer is gebaseerd op één of meer van de volgende copyrights:

Sentinel® RMS
Copyright 1989-2022 Thales Group 
Alle rechten voorbehouden.

Sentinel® Caffe ™
Copyright 2008–2022 Thales Group
Alle rechten voorbehouden.

Sentinel® EMS
Copyright 2008–2022 Thales Group
Alle rechten voorbehouden.

Andere hierin gebruikte productnamen worden uitsluitend ter identificatie gebruikt en zijn mogelijk handelsmerken van hun respectievelijke eigenaars. Wij maken geen enkele aanspraak op deze merken.

1.2.2 RICOH TotalFlow Production Manager

TotalFlow Production Manager is een webtoepassing waarmee u vanaf één locatie uw afdrukomgeving via een uitgebreide gebruikersinterface kunt beheren.

Deze handleiding bevat onderwerpen die beheerders en gebruikers ondersteunen bij de kennismaking en het werken met TotalFlow Production Manager.

1.2.2.1 Productoverzicht

Met RICOH TotalFlow Production Manager kunt u uw afdrukprocessen tot op 15 printers beheren met een specifieke IP of hostnaam via een online gebruikersinterface. TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd als een server en de gebruikersinterface als client fungeren.
Belangrijkste productfuncties

TotalFlow Production Manager voorziet in een centrale locatie voor het toewijzen van taken aan printers en het beheren van afdruktaken. Het stuurt taken rond en traceert taken die binnenkomen, worden verwerkt en zijn voltooid en stelt u in staat taaktickets tot op het laatste moment te bewerken. TotalFlow Production Manager stelt u in staat de afdrukvolgorde te wijzigen, uitvoerprinters te wijzigen en taken eenvoudig opnieuw af te drukken.

TotalFlow Prep stelt u in staat kant-en-klare taken uit te voeren, zoals bewerken, impositie en wijzigen van paginalay-out. TotalFlow Prep verstuurt taken met de bijbehorende taaktickets naar TotalFlow Production Manager. TotalFlow Prep en TotalFlow Production Manager werken naadloos samen om taken aan te maken, kant-en-klare instellingen toe te passen en taken naar de meest geschikte printer te sturen.

TotalFlow Production Manager ondersteunt ook taakverzending middels slepen en neerzetten van taken in hotfolders. U kunt vanuit andere systemen ook taken indienen door het Line Printer Daemon (LPD)-protocol voor bestandoverdracht te gebruiken.

Door via een netwerk met uw printers te communiceren, kunt u eenvoudig de status van printers en taken controleren.

Deze afbeelding laat zien hoe taken worden verwerkt door TotalFlow Production Manager. Taken worden ingediend bij workflows, waardoor taakkenmerken worden toegewezen. Workflow 1 kan bijvoorbeeld aangeven dat taken op bankpostpapier moeten worden afgedrukt, terwijl workflow 2 gerecycled papier aangeeft. Als de workflow aan een printer is gekoppeld, wijst TotalFlow Production Manager automatisch de taken aan die printer toe. Aangezien workflow 4 niet aan een printer is gekoppeld, verplaatst de operator de taken handmatig naar de taakticket-printer of naar de passthrough-printer.

Taakverloop

1.2.2.1.1 Systeemobjecten

TotalFlow Production Manager bestaat uit een server, printers, printergroepen, papier, gebruikers, taken, workflows, activiteiten en rapporten. Elk van deze elementen is een systeemobject. Voor elk systeemobject kunt u gedetailleerde kenmerken definiëren. Deze kenmerken worden eigenschappen genoemd.

1.2.2.1.1.1 Server

U installeert de TotalFlow Production Manager-server op een Windows-computer. TotalFlow Production Manager geeft de server de naam Systeem.

De server:

  • Beheert alle aspecten van het verwerken van taken: van de workflows die de taken ontvangen tot de printers waarop ze worden afgedrukt
  • beheert de onlineversie van deze handleiding
  • beheert systeeminstellingen

1.2.2.1.1.2 Printers

U kunt printers in TotalFlow Production Manager instellen en deze aan afdrukapparaten koppelen. Printers ontvangen taken van workflows en versturen taken naar printerapparaten.

Welk type printer u instelt in TotalFlow Production Manager om een afdrukapparaat te vertegenwoordigen, hangt af van de capaciteiten van het afdrukapparaat:

taakticket-printer
taakticket-printers zijn gekoppeld aan afdrukapparaten die job tickets ondersteunen. U kunt de taakopties bepalen door de job tickets van taken te bewerken die aan taakticket-printers zijn toegewezen.

TotalFlow Production Manager-workflows die zijn gekoppeld aan taakticket-printers kunnen taken van deze programma's ontvangen:

  • RICOH TotalFlow Production Manager Job Submission
  • RICOH TotalFlow Prep
  • RICOH TotalFlow PM PDF Print Driver
  • Externe online toepassingen, zoals het MarcomCentral Web-to-print-systeem.
Ze kunnen ook taken in een hotfolder of van een printopdracht ontvangen dat gebruikmaakt van het Line Printer Daemon (LPD)-protocol. taakticket-printers kunnen rechtstreeks met printers communiceren en tijdens het afdrukken de status van de taken verkrijgen.

Passthrough-printer
Passthrough-printers zijn gekoppeld aan afdrukapparaten die taken in allerlei verschillende formaten kunnen afdrukken, bijvoorbeeld PCL, PostScript en PDF. Taken die aan passthrough-printers zijn toegewezen, hebben mogelijk geen job ticket. TotalFlow Production Manager-workflows die aan Passthrough-printers zijn gekoppeld, kunnen taken ontvangen in een hotfolder of via een afdrukopdracht waarbij het LPD-protocol wordt gebruikt. Passthrough-printers kunnen geen taakstatus rapporteren.

Passthrough printers kunnen taken ontvangen van RICOH TotalFlow Production Manager Job Submission.

1.2.2.1.1.3 Workflows

Workflows ontvangen taken en dienen de taken bij TotalFlow Production Manager-printers of -printergroepen in.

Dit definieert tevens een set activiteiten die een taak in het systeem doorloopt.

1.2.2.1.1.4 Printergroepen

Printergroepen zijn groepen printers die samenwerken voor maximale efficiëntie. Wanneer u een taak naar een printergroep verstuurt, wijst TotalFlow Production Manager de taak toe aan de printer die deze taak het snelst kan afdrukken.

Optie Kopieën splitsen

Gebruik de functie Kopieën splitsen om een taak sneller af te drukken. Ga hiervoor bij het aanmaken van een nieuwe printergroep als volgt te werk: stel de optie Kopieën splitsen in op Ja en voer bij Drempel voor splitsen van kopieën een getal in. Dit getal is het maximale aantal kopieën van een taak waarna de functie Kopieën splitsen wordt geactiveerd. De taak wordt gesplitst tussen alle beschikbare printers in de printergroep, zodat de volledige set kopieën zo snel mogelijk wordt afgedrukt.

1.2.2.1.1.5 Verbindingen

Met Verbindingen kan TotalFlow Production Manager taken ontvangen van externe online toepassingen, zoals het MarcomCentral Web-to-print-systeem.

U kunt ook regels voor verwerking opgeven via verbindingen, op basis van het type productbestelling.

1.2.2.1.1.6 Papier

Papier staat voor het type papier, de enveloppen, de formulieren, de etiketten of de transparanten waarop taken worden afgedrukt. TotalFlow Production Manager houdt bij welk papier in elke invoerlade van elke printer zit en gebruikt deze informatie om taken toe te wijzen aan printers waarvoor bepaald papier nodig is.

1.2.2.1.1.7 Gebruikers

Alle TotalFlow Production Manager-gebruikers moeten een unieke gebruikersnaam en een uniek wachtwoord voor TotalFlow Production Manager hebben.

De machtiging van de gebruiker bepaalt tot welke objecten de gebruiker toegang heeft en welke acties de gebruiker kan uitvoeren.

1.2.2.1.1.8 Taken

Taken zijn invoerbestanden die in TotalFlow Production Manager zijn geaccepteerd en ingediend om te worden verwerkt.

TotalFlow Production Manager kan taken met deze indelingen afdrukken:

Gegevensindeling Taakticket-printers Passthrough-printers Opmerkingen
PCL Ja Ja Voor taakticket-printers moeten PCL-taken worden geconverteerd naar PDF door een transformatiestap in de workflow.
PDF Ja Ja Normaal gesproken moet u PDF-taken afdrukken op taakticket-printers, omdat die printers over meer opties beschikken en meer informatie geven over de mogelijkheden van dit type printer dan een Passthrough-printer.
PostScript Ja Ja Voor taakticket-printers moeten PostScript-taken worden geconverteerd naar PDF door een transformatiestap in de workflow.
TIFF Ja Ja TotalFlow Production Manager converteert deze indelingen automatisch naar PDF-bestanden.
PNG Ja Ja
JPEG Ja Ja

1.2.2.1.1.9 Rapporten

Rapporten bevat informatie over het afdrukken van taken en printeractiviteiten. Beheerders gebruiken deze gegevens voor het inplannen van de capaciteit, plannen en optimaliseren van de efficiëntie van de productie en het vaststellen van problemen.

1.2.2.1.1.10 Activiteiten

Een activiteit bevat de code waarmee een specifieke actie wordt uitgevoerd, zoals het aanmaken of verwijderen van een taak. Met een activiteit kunnen ook de standaardwaarden voor taakeigenschappen worden gedefinieerd.

TotalFlow Production Manager levert alle activiteiten die nodig zijn om een taak af te drukken. U kunt deze activiteiten kopiëren en wijzigen om aangepaste activiteiten aan te maken.

1.2.2.1.2 Methoden voor het indienen van taken

U kunt taken indienen bij TotalFlow Production Manager met behulp van andere TotalFlow-toepassingen, het LPD-protocol (Line Printer Daemon), FTP-protocol (File Transfer Protocol) of andere methoden voor het kopiëren van bestanden.

Taken worden ingediend voor workflows die u heeft gedefinieerd. Workflows ontvangen de taak en starten de verwerking van de taak.

De ondersteunde methoden voor het versturen van taken zijn de volgende:

Snelle indiening van Ricoh TotalFlow Production Manager
TotalFlow Production Manager laat u taken invoeren door een ondersteund bestandstype naar het indiengedeelte te slepen. De bestanden worden dan ingediend bij een TotalFlow Production Manager-workflow die de taken kan verwerken.
Ricoh TotalFlow Prep
Met TotalFlow Prep kunt u documenten bewerken en er proefafdrukken van maken, en documenten selecteren om een taak te maken met een taakticket en de taak vervolgens indienen bij een TotalFlow Production Manager-workflow.
Ricoh TotalFlow Production Manager Job Submission
Met TotalFlow Production Manager Job Submission kunt u documenten selecteren om taken in te stellen met een taakticket en de taak vervolgens bij een TotalFlow Production Manager-workflow indienen.
Ricoh TotalFlow PM PDF Print Driver
TotalFlow PM PDF Print Driver stelt u in staat documenten te verzenden van elk ondersteund besturingssysteem naar de TotalFlow Production Manager-server en een taak in te dienen bij een TotalFlow Production Manager-workflow via TotalFlow Production Manager Job Submission.
Hotfolder
U kunt een FTP-client of de gewenste bestandskopieermethode gebruiken om afdrukbestanden naar een hotfolder te kopiëren of te verplaatsen. Wanneer u een taak kopieert of verplaatst naar een hotfolder, ontvangt de workflow die is gekoppeld aan de hotfolder, automatisch de taak en wordt het verwerken van de taak gestart.
LPD-protocol
U kunt met de LPR-poort, de opdracht lpr of een andere opdracht die gebruikmaakt van het LPD-protocol, taken versturen naar een workflow. Geef de naam op van de workflow als doelprinter. Bijvoorbeeld, de naam van de workflow is de waarde van de optie -P van de opdracht lpr.
Web-to-print-systeem van MarcomCentral
U kunt MarcomCentral-verbindingen gebruiken om bestellingen aan te maken. TotalFlow Production Manager ontvangt automatisch bestellingen van de MarcomCentral-shops waarmee u verbinding heeft gemaakt, verwerkt bestellingen zoals gevraagd, geeft statusupdates, maakt pakbonnen en facturen aan en betaalt bestellingen.

1.2.2.1.3 Eigenschappen

TotalFlow Production Manager maakt gebruik van eigenschappen voor het definiëren van de kenmerken van alle objecten, zoals workflows, printers en taken.

De TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface biedt een volledige beschrijving van elke eigenschap. De beschrijving geeft informatie over de geldige waarden en de betekenis van elke eigenschap.

De eigenschappen zijn als volgt:

Servereigenschappen
Servereigenschappen definiëren bepaalde essentiële kenmerken van het TotalFlow Production Manager-systeem. De servereigenschappen bepalen bijvoorbeeld hoe vaak gebruikers hun wachtwoorden moeten wijzigen.

Systeembeheerders stellen meestal servereigenschappen in die voor de installatie zijn vereist wanneer ze voor het eerst het systeem configureren. Systeembeheerders hebben bovendien toegang tot servereigenschappen via de pod Server van de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface, zodat ze ook later servereigenschappen kunnen instellen of wijzigen.

Printereigenschappen
Printereigenschappen definiëren de netwerklocatie en toewijzingskenmerken van de printers. De toewijzingskenmerken worden gebruikt om taken aan een printer toe te wijzen.
Workflow-eigenschappen
Workflow-eigenschappen definiëren de kenmerken van workflows.

Beheerders stellen meestal workflow-eigenschappen in tijdens het aanmaken van een workflow. Met een workflow-eigenschap kunnen de methoden worden bepaald waarmee een taak bij de workflow moet worden ingediend.

Verbindingseigenschappen
Verbindingseigenschappen beschrijven de details van verbindingen.

Beheerders voeren de tokens van de verbindingen en andere eigenschappen in tijdens het aanmaken van de verbindingen. Zo kunnen zij een bestellingtoken gebruiken om het bestellings-ID van MarcomCentral te identificeren dat informatie bevat voor de verwerking van de bijbehorende TotalFlow Production Manager-taak.

Papiereigenschappen
Papiereigenschappen definiëren de kenmerken van papier, zoals de hoogte, de breedte en het gewicht.
Gebruikerseigenschappen
Gebruikerseigenschappen definiëren de kenmerken van gebruikers die gemachtigd zijn om het systeem te gebruiken.

TotalFlow Production Manager verschaft een voorgedefinieerde set machtigingen; u kunt geen machtigingen toevoegen of de kenmerken van machtigingen wijzigen. Systeembeheerders kunnen tijdens de eerste configuratie machtigingen aan gebruikers toewijzen. Met machtigingen worden de functies en de gebieden van TotalFlow Production Manager beheerd waartoe gebruikers toegang hebben.

Taakeigenschappen
Taakeigenschappen definiëren de kenmerken van taken. Workflows maken taakeigenschappen aan met behulp van de invoerbestanden die ze ontvangen.

Taakeigenschappen beheren alle aspecten van het verwerken en afdrukken van taken. U kunt met taakeigenschappen bijvoorbeeld het volgende doen:

  • de taak opschorten voordat het afdrukken wordt gestart.
  • de taak gedurende een bepaalde periode opslaan nadat het verwerken van alle taken is voltooid.
Taakeigenschappen worden ingesteld wanneer de taak wordt ingediend: in de taakticket of in de afdrukopdracht. In TotalFlow Production Manager kunnen systeembeheerders en gebruikers tevens de waarden van taakeigenschappen voor elke taak afzonderlijk wijzigen of negeren.

1.2.2.2 TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface

De TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface is een internetbrowserinterface waarmee gebruikers toegang hebben vanaf een willekeurig Windows- of Mac-systeem dat toegang heeft tot het netwerk.

TotalFlow Production Manager kan op de volgende systemen van de volgende browsers gebruikmaken:

  Windows 11 Windows 10
Microsoft Edge Ja Ja
Mozilla Firefox 116 (zie opmerking) Ja Ja
Chrome 116 (zie opmerking) Ja Ja
  Windows Server 2016 Windows Server 2019 Windows Server 2022
Microsoft Edge Nee Nee Nee
Mozilla Firefox 116 (zie opmerking) Ja Ja Ja
Chrome 116 (zie opmerking) Ja Ja Ja
Opmerking: Dit is de nieuwste versie die is getest met TotalFlow Production Manager 4.3.7, maar u kunt ook nieuwere versies van deze browser gebruiken.

De TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface bevat pagina's waarmee gebruikers bepaalde taken kunnen uitvoeren. Operators gebruiken de pagina Bewerkingen om inkomende, in behandeling zijnde en voltooide taken te volgen. Ze gebruiken de pagina Wachtrijen om afdrukwachtrijen te beheren en taken aan printers toe te wijzen. Beheerders gebruiken de pagina Configuratie om gebruikers en papier aan te maken en wijzigen en om servereigenschappen in te stellen. Ze gebruiken de pagina Bewerkingen om printers, workflows en printergroepen aan te maken. Als u een pagina wilt bekijken, klikt u op de desbetreffende knop op de menubalk.

Belangrijk: Gebruik altijd de paginaknoppen om te wisselen tussen tabbladen in de gebruikersinterface, omdat de browserknoppen vooruit en achteruit onverwachte resultaten kunnen opleveren.

Met de tabbladen op elke pagina kunt u aan taken, printers, workflows, enz. werken.

Alle afbeeldingen van de gebruikersinterface zijn van de gebruikersinterface zoals die is nadat een beheerder zich heeft aangemeld. Omdat operators en controleurs bepaalde handelingen niet kunnen uitvoeren, zien zij ook niet de besturingselementen voor deze handelingen.
De gebruikersinterface
  1. Boven aan elke pagina van de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface bevindt zich de menubalk.
  2. Als u een pagina wilt weergegeven, klikt u op de daarvoor bestemde knop in de menubalk. In dit voorbeeld wordt de pagina Configuratie weergegeven. U ziet hier de Server-pod, de Gebruikers-pod en de Verbindingen-pod aan de linkerkant en de Papiersoorten-pod aan de rechterkant. Elke pod is een modulair venster met informatie over de server, gebruikers, papier of taken.

1.2.2.2.1 Menubalk

Boven in de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface bevindt zich een menubalk die altijd beschikbaar is in elke pagina van de interface.
Het menubalkgebied van de gebruikersinterface

Met behulp van de menubalk kunnen gebruikers het volgende doen:

  • Tussen de beschikbare pagina's schakelen. Klik bijvoorbeeld op Bewerkingen, Wachtrijen, Configuratie of Rapporten aan de linkerkant van de menubalk.
    Belangrijk: Gebruik altijd de paginaknoppen om te wisselen tussen tabbladen in de gebruikersinterface, omdat de browserknoppen vooruit en achteruit onverwachte resultaten kunnen opleveren.
  • Wissel tussen tabbladen op de pagina Bewerkingen. Klik op Bewerkingen en selecteer de naam van een tabblad.
  • Meld een gebruiker bij TotalFlow Production Manager af. Klik aan de rechterkant van de menubalk op Beheerderstoepassingen, het pictogram Beheerderstoepassingen, en vervolgens op Afmelden.
  • Wijzig het wachtwoord van een ingelogde gebruiker. Klik aan de rechterkant van de menubalk op Beheerderstoepassingen, het pictogram Beheerderstoepassingen, en vervolgens op Wachtwoord wijzigen....
  • Download TotalFlow PM PDF Print Driver. Klik aan de rechterkant van de menubalk op Beheerderstoepassingen het pictogram Beheerderstoepassingen, en vervolgens op Stuurprogramma downloaden....
  • Zie de onlineversie van de TotalFlow Production ManagerGebruikershandleiding. Klik op Help, de Help-knop, aan de rechterkant van de menubalk en klik vervolgens op Help.
  • Bekijk de informatie over deze installatie van TotalFlow Production Manager, waaronder het versienummer, of de geïnstalleerde licentie een proeflicentie of een permanente licentie is, en het aantal dagen dat de eventuele proeflicentie nog geldig is. Klik op Help, de Help-knop, aan de rechterkant van de menubalk en klik vervolgens op Over.

1.2.2.2.2 De pagina Bewerkingen

De pagina Bewerkingen van de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager biedt een centrale locatie waar beheerders, operators en controleurs kunnen zien hoe TotalFlow Production Manager taken die binnenkomen, worden verwerkt en zijn voltooid rondstuurt en traceert. Ook de status van de printers en workflows die de taken verwerken, kunnen worden bekeken. Beheerders kunnen hier ook nieuwe printers, workflows en printergroepen aanmaken.

Beheerders en operators kunnen printers en workflows beheren. Op zowel de pagina Bewerkingen als de pagina Wachtrijen kunnen beheerders en operators taken toewijzen aan printers en taaktickets op het laatste moment nog bewerken.

De pagina Bewerkingen bevat een Objecten-pod, een Alle taken- en een Systeemoverzicht-pod. In de Objecten-pod kunt u wisselen tussen deze tabbladen:

  • Printers
  • Workflows
  • Printergroepen
  • Verbindingen

In de Alle taken-pod worden alle taken weergegeven die TotalFlow Production Manager heeft ontvangen.

Om de Systeemoverzicht-pod weer te geven, klikt u op het pictogram Instellingen in de Alle taken-pod en selecteert u Systeemoverzicht. Er wordt een overzicht weergegeven van de taken op basis van hun huidige fase en u kunt kiezen om een groep taken weer te geven op een nieuw tabblad in de pod Alle taken.

Belangrijk: Gebruik altijd de paginaknoppen om te wisselen tussen tabbladen in de gebruikersinterface, omdat de browserknoppen vooruit en achteruit onverwachte resultaten kunnen opleveren.
Pagina Bewerkingen van de gebruikersinterface

Als u een handeling op een object wilt uitvoeren, selecteert u het object en vervolgens een van de opties bovenaan het tabblad. Of klik bovenaan de pod op Meer en selecteer een actie. U kunt ook met de rechtermuisknop op het object klikken en vervolgens een optie selecteren in het menu.

1.2.2.2.2.1 Tabblad - Printers

Gebruik het tabblad Printers voor het bekijken van informatie over de printers die in TotalFlow Production Manager zijn gedefinieerd.
Printers-pod

Op de pagina Bewerkingen kunnen beheerders printers toevoegen en verwijderen. Operators en beheerders kunnen handelingen verrichten op de printers, zoals inschakelen, uitschakelen en gekoppelde taken weergeven.

Het tabblad Printers toont de namen en status van de printer.

1.2.2.2.2.2 Tabblad - Workflows

Gebruik het tabblad Workflows voor het bekijken van informatie over de workflows die in TotalFlow Production Manager zijn gedefinieerd.
Workflows-pod

Operators en beheerders kunnen acties op de workflows uitvoeren, zoals inschakelen of uitschakelen. Op de pagina Bewerkingen kunnen beheerders workflows toevoegen en verwijderen.

Op het tabblad Workflows worden de namen en de status van workflows weergegeven.

1.2.2.2.2.3 Tabblad - Printergroepen

Gebruik het tabblad Printergroepen voor het bekijken van informatie over de printergroepen die in TotalFlow Production Manager zijn aangemaakt.
Tabblad Printergroepen

Beheerders kunnen handelingen verrichten op de printergroepen, zoals eigenschappen aanmaken, verwijderen of wijzigen. Operators kunnen eigenschappen en logboeken weergeven of taken aan printergroepen toewijzen.

Op het tabblad Printergroepen worden de namen en gekoppelde printers van de groepen weergegeven.

1.2.2.2.2.4 Tabblad - Verbindingen

Gebruik het tabblad Verbindingen zodat TotalFlow Production Manager bestellingen kan ontvangen van externe invoertoepassingen, zoals het MarcomCentral Web-to-print-systeem.
Tabblad Printergroepen

Beheerders kunnen verbindingen bewerken, zoals eigenschappen aanmaken, verwijderen of wijzigen. Operators kunnen eigenschappen en logboeken bekijken.

In het tabblad Verbindingen worden de namen, bijbehorende workflows en de status van de verbindingen weergegeven.

1.2.2.2.2.5 De Alle taken-pod

De Alle taken-pod geeft de taken weer in TotalFlow Production Manager.
Taken-pod

Operators en beheerders kunnen gedetailleerde informatie zien over bepaalde taken en handelingen uitvoeren zoals het uitstellen en hervatten van taken, of het opnieuw afdrukken van taken.

Op de pagina Bewerkingen kunt u de Alle taken-pod filteren, zodat alleen taken met specifieke eigenschapswaarden worden weergegeven.

De standaard taakeigenschappen die in de Alle taken-pod worden weergegeven, zijn:

  • Naam - Bepaalt de naam van de taak.
  • ID - Geeft het aan de taak toegewezen identificatienummer aan.
  • Huidige fase - Geeft de verwerkingsfase aan die de taak heeft bereikt.
  • Voortgang - Geeft aan waar de taak zich bevindt in het afdrukproces.
  • Status - Toont de huidige status van de taak, bijvoorbeeld Verwerken of Fout.
  • Gebruikersnaam - Toont de naam van de gebruiker die de taak heeft ingediend. De weergegeven naam kan anders zijn afhankelijk van de taakindieningsmethode of het platform.
  • Totaal aantal vellen - Toont een berekende waarde waarmee taken worden ingepland voor printers.
    Opmerking: Deze waarde is een schatting die is gebaseerd op de taakeigenschappen die zijn ingesteld in Editor taakeigenschappen en kan per printercontroller verschillen.
  • Ingediend - Toont de datum en tijd waarop de workflow de taak heeft aangemaakt.
  • Vervaldatum - Specificeert of de taak op een bepaalde datum voltooid moet zijn en hoeveel dagen er nog zijn tot de deadline.

Klik op het pictogram Meer, het pictogram Hulpprogramma's en vervolgens op Kolommen beheren... om meer eigenschappen toe te voegen.

De indicatoren van de taakstatus geven de status en voortgang van de huidige taak aan:

  • Handmatig voortgangscategorie:
    Gestopt
    TotalFlow Prep wacht
    TotalFlow Prep in werking
    Niet-toegewezen
    Wachten op goedkeuring
    Wacht op handeling van gebruiker
    Wachten op wachtwoord
    Bezig met wachten op voltooiing van bestelling
  • Fout voortgangscategorie:
    Fout
  • In behandeling voortgangscategorie:
    Toegewezen
    Voltooien
    In wachtrij
    Opgeslagen
    Niet-toegewezen met vasthoudtijd of toegewezen aan een uitgeschakelde printer.
    Wachten
  • Bezig met verwerken voortgangscategorie:
    Bezig met aanmaken
    Afdrukken
    Bezig met verwerken
    Bezig met spoolen
    Vastgehouden op printer
    Uitgesteld op printer
    Gestopt op printer

Om de Systeemoverzicht-pod weer te geven, klikt u op het pictogram Instellingen in de Alle taken-pod en selecteert u Systeemoverzicht. Er wordt een overzicht weergegeven van de taken op basis van hun huidige fase en u kunt kiezen om een groep taken weer te geven op een nieuw tabblad in de pod Alle taken.

Pod Systeemoverzicht

Om de weergave van de taken in een tabblad te wijzigen, opent u het tabblad en klikt u op Hulpprogrammapictogram, het pictogram Hulpprogramma's. Vervolgens groepeert u de taken of kiest u de gewenste pod-kolommen.

Klik op Hulpprogrammapictogram, het pictogram Hulpprogramma's en vervolgens op Taakvoorvertoning om een voorbeeldweergave van de taken weer te geven.

Taken-pod

Wanneer u een taak selecteert, ziet u een voorbeeldweergave van de taak rechts van de pod.

1.2.2.2.3 De pagina Wachtrijen

In de pagina Wachtrijen van de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface kunnen beheerders, gebruikers en controleurs de wachtrij met taken van elke printer zien.

Systeembeheerders en gebruikers kunnen taken van de ene naar de andere printer verplaatsen en de volgorde van taken binnen een wachtrij wijzigen. Op zowel de pagina Wachtrijen als de pagina Bewerkingen kunnen beheerders en operators taken toewijzen aan printers en taaktickets op het laatste moment nog bewerken.

De pagina Wachtrijen bevat een Wachtrijen-pod, een Handmatige taken-pod en een Systeemoverzicht-pod. De Handmatige taken-pod is gefilterd, zodat alleen taken in de handmatige fase worden getoond. Zo kunt u deze taken aan printers toewijzen.

Belangrijk: Gebruik altijd de paginaknoppen om te wisselen tussen tabbladen in de gebruikersinterface, omdat de browserknoppen vooruit en achteruit onverwachte resultaten kunnen opleveren.
Pagina Wachtrijen van de gebruikersinterface

1.2.2.2.3.1 De Wachtrijen-pod

In de pod Wachtrijen staan printers en de taken die zijn ingesteld om op de printers te worden afgedrukt. Ook worden acties voor het wijzigen van papier en speciale instructies weergegeven.
Wachtrijen-pod

Links in de pod Wachtrijen staan printers. Klik met de rechtermuisknop op het printergebied om het dialoogvenster Status van printer te openen en klik vervolgens op Status....

Aan de rechterkant staat de wachtrij met de taken voor elke printer. De taken zijn gerangschikt in de volgorde waarin ze waarschijnlijk worden afgedrukt. Als u de plek van een taak in een wachtrij wilt wijzigen, sleept u de taak naar de nieuwe positie.

Beweeg de muisaanwijzer over een taak om de taaknaam, de taak-ID, de status, de huidige activiteit, het aantal pagina's en het aantal kopieën van de taak weer te geven.

Dubbelklik op een taak om een dialoogvenster te openen waarin de status van de taak wordt getoond.

Klik met de rechtermuisknop op de taak om andere acties uit te voeren, zoals het wijzigen van het aantal kopieën of de taakeigenschappen, vasthouden, verplaatsen of verwijderen.

Operatorvlag, de operatorvlag, geeft aan dat een taak instructies bevat voor de gebruiker. Klik op de operatorvlag om deze instructies weer te geven. De vlag zal rood worden als u het dialoogvenster Speciale aanwijzingen sluit zonder de taak af te drukken.

Vlag vastgehouden taak, de vlag voor een vastgehouden taak, geeft aan dat een taak tot een bepaald tijdstip wordt vastgehouden. Dubbelklik op de taak om te bekijken wanneer deze voor afdrukken wordt vrijgegeven.

Pictogram Papier wijzigen, het pictogram voor het wijzigen van papier, geeft aan dat de operator het papier in de printer moet veranderen. Dubbelklik op het pictogram om de instructies voor de papierwijziging te bekijken.

1.2.2.2.4 De pagina Configuratie

Met behulp van de pagina Configuratie van de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager kunnen beheerders de eigenschappen van gebruikers en papier aanmaken en wijzigen. Tevens kunnen systeembeheerders hiermee servereigenschappen instellen.

Op de pagina Configuratie staan de volgende pods voor objecten die alleen door beheerders kunnen worden bekeken en gewijzigd: Server, Papiersoorten en Gebruikers.

  • Klik om een pod te openen op Configuratie en klik vervolgens op de naam van de pod. U kunt niet nog een exemplaar van een pod openen die al is geopend.
  • Klik om een pod af te sluiten op Afsluiten, het pictogram Afsluiten, in de rechter bovenhoek.
Belangrijk: Gebruik altijd de paginaknoppen om te wisselen tussen tabbladen in de gebruikersinterface, omdat de browserknoppen vooruit en achteruit onverwachte resultaten kunnen opleveren.
Configuratiepagina van de gebruikersinterface

1.2.2.2.4.1 De Server-pod

In de pod Server staat de TotalFlow Production Manager-server. Er kan slechts één server in het TotalFlow Production Manager-systeem aanwezig zijn.
Server-pod

Beheerders kunnen met behulp van de pod Server informatie over TotalFlow Production Manager weergeven en wijzigen.

In de Server-pod identificeert de servernaam de server. Deze naam is Systeem en u kunt deze niet wijzigen.

1.2.2.2.4.2 De Papiersoorten-pod

In de pod Papiersoorten staat al het gedefinieerde papier.
Papier-pod

Beheerders kunnen informatie over papier weergeven en wijzigen. Ze kunnen ook papier toevoegen en verwijderen.

In de weergave van de Papiersoorten-pod staat een tabel met de papiernaam en de geselecteerde papiereigenschappen.

Klik op Hulpprogrammapictogram het hulpprogrammapictogram en vervolgens op Kolommen beheren... om de selectie te wijzigen.

1.2.2.2.4.3 De Gebruikers-pod

In de pod Gebruikers worden TotalFlow Production Manager-gebruikers vermeld.
Gebruikers-pod

'Beheerders kunnen gebruikers toevoegen en verwijderen, gebruikersrechten wijzigen en wachtwoorden van gebruikers wijzigen.

De Gebruikers-pod toont de gebruikersnaam en geselecteerde gebruikerseigenschappen. Klik op Hulpprogrammapictogram het hulpprogrammapictogram en vervolgens op Kolommen beheren... om de selectie te wijzigen.

1.2.2.2.4.4 De Verbindingen-pod

Met de Verbindingen-pod kunt u verbindingen aanmaken en verbindingen weergeven die zijn aangemaakt in TotalFlow Production Manager.
Gebruikers-pod

Beheerders kunnen verbindingen toevoegen en verwijderen, de eigenschappen ervan wijzigen en logboeken bekijken. Operators kunnen eigenschappen en logboeken bekijken.

In de Verbindingen-pod wordt de naam van de verbinding weergegeven.

1.2.2.2.5 De pagina Rapporten

Met de pagina Rapporten van de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface kunnen beheerders de rapporten van TotalFlow Production Manager bekijken en hun eigen rapporten maken.

Op de pagina Rapporten staan de pods met de beschikbare rapporten en bestanden die zijn opgeslagen van rapporten en waarin de inhoud van een geselecteerd rapport staat.

U kunt de Rapporten-pods openen, sluiten of uitvouwen met behulp van de hulpprogrammapictogrammen op de titelbalk.

Belangrijk: Gebruik altijd de paginaknoppen om te wisselen tussen tabbladen in de gebruikersinterface, omdat de browserknoppen vooruit en achteruit onverwachte resultaten kunnen opleveren.
Pagina Rapporten van de gebruikersinterface

1.2.2.2.5.1 De Rapporten-pod

In de pod Rapporten staan de TotalFlow Production Manager-rapporten.
Rapporten-pod

Systeembeheerders kunnen rapporten selecteren om weer te geven en hun eigen rapporten verwijderen.

In de pod Rapporten worden de naam, beschrijving en de tijdsduur van elk rapport als een tabel weergegeven.

1.2.2.2.5.2 Report_name-pod

In de pod Rapportnaam wordt de inhoud van het rapport dat is geselecteerd in de pod Rapporten, als een tabel weergegeven.
Report_name-pod

Systeembeheerders kunnen het tijdsbereik voor het rapport instellen en een kopie van het rapport opslaan.

1.2.2.3 Dialoogvenster Editor taakeigenschappen

Het dialoogvenster Editor taakeigenschappen bestaat uit gedeelten waarin u de taak die u naar de printer verzendt, kunt configureren en weergeven. Het dialoogvenster Editor taakeigenschappen biedt alle informatie om de taak te configureren die u wilt afdrukken. Al uw wijzigingen worden in direct weergegeven, zodat u kunt beoordelen hoe de uiteindelijke uitvoer eruit ziet.

Om het dialoogvenster Editor taakeigenschappen te openen, selecteert u een taak en klikt u op de eigenschappen of het pictogram Bewerken.

De elementen van de gebruikersinterface zijn: Hoofdpagina

  1. Titelbalk
  2. Inhoudsgebied
  3. Actiebalk

1.2.2.3.1 Weergavemodi

Het gebied met weergaven van het dialoogvenster bevat verschillende opties voor het weergeven van de taak of informatie over die taak.

Klik op Weergaven tonen om het hele gedeelte met weergaven weer te geven.

Gebruik het pictogram rechtsboven in het gedeelte om de weergave te wijzigen, zoals in de tabel is beschreven.

Pictogram Weergavenaam Beschrijving
Velweergave Velweergave Toont de weergegeven taak als pagina's in de volgorde waarin u deze leest.
Boekweergave Boekweergave Hiermee wordt de taak weergegeven als een boek.
De weergave Taakoverzicht Taaksamenvatting Geeft een overzicht van alle taakinstellingen. Deze instellingen kunnen worden geëxporteerd als HTML-bestanden.
Weergave-opties Opties bekijken Toont de paginanummers, tussenbladen en het beginpunt.

1.2.2.3.1.1 Boekweergave

De weergave BoekweergavePictogram Boekweergave geeft de taak als een boek weer, in het midden van het inhoudsgebied. U kunt door de pagina's bladeren en direct de wijzigingen zien van de taak die u wilt afdrukken.
Boekweergave

Als u de pagina's wilt omslaan, klikt u op de rand van het vel of klikt u op de pictogrammen Volgende of Vorige.

Pictogram Naam
Vorige pagina Vorige pagina
Volgende pagina Volgende pagina

Voor grotere afdruktaken met meer dan 1000 vellen worden alleen de eerste 1000 geladen vellen weergegeven. U ziet het aantal geladen pagina's van het totaal aantal pagina's van de taak. De uitzonderingspagina's zijn alleen zichtbaar in het paginabereik waarin de uitzonderingspagina's al zijn geladen.

Belangrijk: Deze weergave is niet beschikbaar als een aantal opties niet is ingesteld, zoals de afdrukzijde of het papierformaat.

1.2.2.3.1.2 Velweergave

De weergave VelweergavePictogram Velweergave toont meerdere pagina's in de volgorde waarin u de pagina's in de taak leest.
Velweergave

U kunt de zoomniveaus instellen met de zoomoptie rechts onderin. Met de zoomniveaus kunt u inzoomen voor een gedetailleerdere weergave en uitzoomen voor een overzicht van alle pagina's. Gebruik de optie Breedte passend maken om alleen het huidige vel weer te geven en in te zoomen op de beschikbare breedte. Het maximale zoomniveau van 100% geeft 96 dots per inch weer.

Belangrijk: Deze weergave is niet beschikbaar als een aantal opties niet is ingesteld, zoals de afdrukzijde of het papierformaat.

1.2.2.3.1.3 Taaksamenvatting

De weergave TaaksamenvattingPictogram Taakoverzicht geeft een tekstoverzicht van de eigenschappen van de huidige taak weer.
Taakoverzicht

Deze weergave bevat koppelingen waarmee het juiste gedeelte kan worden geopend, zodat u eenvoudig de instelling kunt vinden die u wilt bewerken. U kunt ook het overzicht naar een HTML-bestand exporteren door op te klikken, de exportknop rechts bovenin het gedeelte Taaksamenvatting. U kunt het HTML-bestand buiten de editor om openen en afdrukken.

De instellingen worden gegroepeerd op volgorde van de koppen van de gedeelten.

Uw printer ondersteunt de huidige selectie niet als er een rode driehoek op een waarde wordt weergegeven. U moet dit wijzigen in een geldige selectie.

1.2.2.3.1.4 Opties bekijken

In het menu Opties bekijken kunt u de items selecteren die u in een bepaalde weergave wilt weergeven.

Dit menu is alleen beschikbaar in de Boekweergave en de Velweergave.

U kunt paginanummers, tussenbladen, het beginpunt en de geanimeerde vouwopties in- en uitschakelen voor de pagina's van de taak.

De optie Paginanummers geeft het nummer weer van de pagina in het afdrukbestand boven iedere pagina op een vel. Deze nummers worden niet afgedrukt. Ze zijn alleen zichtbaar in de interface.

De optie Tussenbladen geeft alle tussenbladen weer die in de taak zijn ingevoegd. Wanneer de optie Tussenbladenniet is geselecteerd, worden de tussenbladen niet weergegeven en niet meegeteld voor het aantal vellen, maar worden ze wel afgedrukt.

Het Beginpunt geeft het beginpunt aan voor Afbeeldingsuitlijning, Graden rotatie en Beeldverschuiving. Alle wijzigingen die zijn aangebracht aan Afbeeldingsuitlijning, Graden rotatie en Beeldverschuiving zijn gebaseerd op dit uitgangspunt. Het Beginpunt wordt weergegeven in de betreffende hoek van ieder vel.

De optie Geanimeerde vouw geeft de pagina's in Boekweergave in gevouwen vorm weer wanneer de Vouwtype op een bepaalde waarde is ingesteld, met uitzondering van Venstervouw. Elke pagina kan worden uitgevouwen en teruggevouwen door op de pijl aan de rand van het vel te klikken. De optie Geanimeerde vouw is standaard geselecteerd.

    Opmerking:
  • De optie Geanimeerde vouw kan in sommige gevallen worden uitgeschakeld. Om Geanimeerde vouw in te schakelen, verwijdert u de Uitzonderingspagina's, wijzigt u de Impositie-waarde of wijzigt u de Papier in een papier met korte rand zonder tabbladen.
  • Als vouwlijnen niet op alle pagina's van de taak kunnen worden getekend, kan Geanimeerde vouw niet worden ingeschakeld.

1.2.3 Voorbeeldtaken uitvoeren

Dit hoofdstuk toont voorbeelden van een aantal complexere taken die u kunt uitvoeren met TotalFlow Production Manager.

1.2.3.1 E-mailmeldingen aanmaken en bewerken

In dit gedeelte maakt u e-mailmeldingen voor printers en taken aan. Ook kunt u een printermelding wijzigen.

1.2.3.1.1 Printermeldingen maken en bewerken

In dit voorbeeld maakt u een melding waarbij een e-mail naar de operator wordt gestuurd wanneer er bij een printer moet worden ingegrepen. U wijzigt deze melding zodanig dat er een e-mail naar een tweede operator wordt gestuurd. U maakt ook nog een andere melding, waarbij een e-mail naar u wordt gestuurd wanneer de operators een probleem bij een bepaalde printer niet binnen een redelijke tijd kunnen oplossen.
  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als operator of beheerder.
  2. Klik in de menubalk op Bewerkingen..
  3. Open het tabblad Printers, klik op Instellingen het pictogram Instellingen en vervolgens op Meldingen....

    Het dialoogvenster Printermeldingen wordt weergegeven.

  4. Klik op Nieuw.
    Het dialoogvenster Melding toevoegen wordt weergegeven.
    Dialoogvenster 'Nieuwe taakmelding maken'
  5. Bewerk het veld Naam zodat er Interventie nodig staat.
  6. Selecteer Type in de lijst Printertussenkomst vereist voor (x) minuten

    Het dialoogvenster ziet er als volgt uit:

    Het dialoogvenster voor het maken van nieuwe printermeldingen
  7. Voer in het veld Ontvanger (scheiding door komma)operator1@mijnbedrijf.nl in.
  8. Zorg dat onder het veld Toepassen op Alle printers is geselecteerd.
  9. Voer in het veld Printer vraagt om tussenkomst voor meer dan (minuten)1 in.
  10. Klik op OK.
    U heeft nu de eerste printermelding aangemaakt.
  11. U voegt nu het e-mailadres van een andere operator aan de melding toe.
  12. Selecteer de melding die u heeft aangemaakt en klik vervolgens op Bewerken
    Het dialoogvenster Melding bewerken wordt weergegeven.
  13. Bewerk het veld Ontvanger (scheiding door komma) zodat er operator1@mijnbedrijf.nl,operator2@mijnbedrijf.nl staat.
    Scheid de e-mailadressen door middel van een komma.
  14. Klik op OK.
  15. U maakt nu een soortgelijke melding voor een specifieke printer. Deze keer wilt u een e-mail naar uzelf sturen wanneer de operator het probleem niet kan oplossen. Open het dialoogvenster Printermeldingen en klik vervolgens op Nieuw.
  16. Voer in het veld NaamOperator kan mijn printer niet herstellen in.
  17. Selecteer Type in de lijst Printertussenkomst vereist voor (x) minuten
  18. Voer in het veld Ontvanger (scheiding door komma)ik@mijnbedrijf.nl in.
  19. Selecteer in het veld Toepassen op de printer.
  20. Voer in het veld Printer vraagt om tussenkomst voor meer dan (minuten)30 in.
  21. Klik op OK.

1.2.3.1.2 Workflowmeldingen aanmaken en wijzigen

In dit voorbeeld maakt u een melding aan waarbij een e-mail naar de operator wordt gestuurd wanneer er bij een workflow moet worden ingegrepen.
  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als operator of beheerder.
  2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
  3. Open het tabblad Workflows, klik op Instellingen het pictogram Instellingen en vervolgens op Meldingen....

    Het dialoogvenster Workflowmeldingen wordt weergegeven.

  4. Klik op Nieuw.
    Het dialoogvenster Melding toevoegen wordt weergegeven:
    Dialoogvenster Workflowmelding aanmaken
  5. Bewerk het Naam-veld.
  6. Selecteer Type in de lijst Taak is overgegaan in activiteit (x)

    Het dialoogvenster ziet er als volgt uit:

    Dialoogvenster Nieuwe workflowmelding aanmaken
  7. Typ in het veld Ontvanger (scheiding door komma) het e-mailadres of de e-mailadressen van degenen waar u de melding naartoe wilt sturen.
    Scheid de e-mailadressen door middel van een komma.
  8. Selecteer Toepassen op onder het veld Willekeurige printer.
  9. Selecteer onder Verstuur melding als de taak is overgegaan naar activiteit de activiteit Afdrukken.
  10. Klik op OK.
    U heeft de eerste workflowmelding aangemaakt.
  11. Als u uw melding wilt aanpassen, volgt u stap 1 t/m 3 hierboven om het dialoogvenster Meldingen... te openen.
  12. Selecteer de melding die u heeft aangemaakt en klik op Bewerken.

    Het dialoogvenster Melding bewerken wordt weergegeven:

    Dialoogvenster Workflowmeldingen beheren

  13. Bewerk de velden naar behoefte.
  14. Klik op OK om de wijzigingen op te slaan.

1.2.3.1.3 Een taakmelding aanmaken en aanpassen

In dit voorbeeld maakt u een melding aan waardoor een e-mail naar u wordt verstuurd wanneer iemand de waarden van taakeigenschappen zodanig wijzigt dat er meer dan één kopie van een enkelzijdige taak wordt afgedrukt. Alle taakmeldingen zijn van toepassing op alle taken.
  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als operator of beheerder.
  2. Klik in de menubalk op Bewerkingen..
  3. Open het tabblad Alle taken, klik op Instellingen het pictogram Instellingen en vervolgens op Meldingen....

    Het dialoogvenster Taakmeldingen wordt weergegeven.

  4. Klik op Nieuw.
    Het dialoogvenster Melding toevoegen wordt weergegeven:
    Dialoogvenster Workflowmelding aanmaken
  5. Voer in het veld NaamMeer dan één exemplaar van een enkelzijdige afdruktaak in.
  6. Selecteer Type in de lijst Taakkenmerkwaarde is gewijzigd.
  7. Voer in het veld Ontvanger (scheiding door komma)ik@mijnbedrijf.nl in.
  8. Selecteer 1 zijde/2 zijden in de lijst Eigenschap.
  9. Selecteer Gelijk aan in de lijst Vergelijking.
  10. Selecteer Voorzijde (één zijde) in de lijst Waarde.
  11. Klik op Toevoegen, de knop Toevoegen.

    U ziet een tweede set velden Eigenschap, Vergelijking en Waarde:

  12. Selecteer Kopieën in de tweede lijst Eigenschap.
  13. Selecteer Vergelijking in de tweede lijst Groter dan.
  14. Voer Waarde in in de tweede vervolgkeuzelijst Waarde.
    Tweede set met voorwaarden voor eigenschappen
  15. Klik op OK om de nieuwe melding op te slaan.
    U kunt de melding bekijken in het dialoogvenster Taakmeldingen:
    Het dialoogvenster Taakmeldingen

    U kunt uw taakmeldingen beheren door de naam ervan te wijzigen en het e-mailadres of degene waar u de melding naartoe wilt sturen, te wijzigen. Scheid de e-mailadressen door middel van een komma.

  16. Als u een bestaande melding wilt wijzigen, selecteert u de melding en klikt u op Bewerken.
  17. Wijzig de naam van de melding en het e-mailadres van de ontvanger. Klik vervolgens op OK om de wijzigingen op te slaan.
  18. Gebruik de knop Nieuw of Kopiëren om een nieuwe melding aan te maken. Bewerk de dialoogvensters zoals is weergegeven en sla de wijzigingen op.
  19. Als u een melding wilt verwijderen, selecteert u die melding en klikt u op Verwijderen.
TotalFlow Production Manager controleert de waarden van 1 zijde/2 zijden en Kopieën wanneer de eigenschappen van een taak worden gewijzigd. Wanneer beide voorwaarden waar zijn (d.w.z. de taak is enkelzijdig en er is sprake van meer dan één kopie), ontvangt u een e-mailmelding.

1.2.4 Configuratie

Configuratietaken voor TotalFlow Production Manager omvatten het toevoegen en instellen van eigenschappen voor papier en gebruikers, alsmede meer geavanceerde handelingen zoals het instellen van servereigenschappen.

1.2.4.1 Printers aanmaken

Printers zijn de printerapparaten in uw omgeving die taken ontvangen van TotalFlow Production Manager. U kunt printers instellen om printerapparaten te vertegenwoordigen op maximaal vijftien IP-adressen. Doordat meerdere printers hetzelfde printerapparaat kunnen vertegenwoordigen, kunt u meer dan vijftien printers instellen.

Deze typen printers kunnen taken ontvangen in TotalFlow Production Manager:

Welk type printer u instelt in TotalFlow Production Manager om een afdrukapparaat te vertegenwoordigen, hangt af van de capaciteiten van het afdrukapparaat:

taakticket-printer
taakticket-printers zijn gekoppeld aan afdrukapparaten die job tickets ondersteunen. U kunt de taakopties bepalen door de job tickets van taken te bewerken die aan taakticket-printers zijn toegewezen.

TotalFlow Production Manager-workflows die zijn gekoppeld aan taakticket-printers kunnen taken van deze programma's ontvangen:

  • RICOH TotalFlow Production Manager Job Submission
  • RICOH TotalFlow Prep
  • RICOH TotalFlow PM PDF Print Driver
  • Externe online toepassingen, zoals het MarcomCentral Web-to-print-systeem.
Ze kunnen ook taken in een hotfolder of van een printopdracht ontvangen dat gebruikmaakt van het Line Printer Daemon (LPD)-protocol. taakticket-printers kunnen rechtstreeks met printers communiceren en tijdens het afdrukken de status van de taken verkrijgen.

Passthrough-printer
Passthrough-printers zijn gekoppeld aan afdrukapparaten die taken in allerlei verschillende formaten kunnen afdrukken, bijvoorbeeld PCL, PostScript en PDF. Taken die aan passthrough-printers zijn toegewezen, hebben mogelijk geen job ticket. TotalFlow Production Manager-workflows die aan Passthrough-printers zijn gekoppeld, kunnen taken ontvangen in een hotfolder of via een afdrukopdracht waarbij het LPD-protocol wordt gebruikt. Passthrough-printers kunnen geen taakstatus rapporteren.

Passthrough printers kunnen taken ontvangen van RICOH TotalFlow Production Manager Job Submission.

TotalFlow Production Manager gebruikt toewijzingseigenschappen om taken toe te wijzen aan beide soorten printers. Indien de waarden van alle toewijzingseigenschappen overeenkomen met de waarden van de corresponderende toewijzingseigenschappen voor een printer, dan kan een taak worden toegewezen aan de printer.

Taakeigenschap Printereigenschap
Klant Klantnaam
Papierinstellingen ( Naam op de pagina Papier van de Eigenschappen voor de taak-editor) Papierinstellingen ( Naam van het papier in de invoerladen van de printer of die gepland staan in de papierwijzigingen voor de printer)
Nieten/binden Nieten
Perforeren Perforeren
Vouwtype Vouwtype
Kleur/zwart-wit Kleurenmodus
Totaal aantal vellen Totaal aantal ondersteunde vellen voor de taak
Aangevraagde printer Aangevraagde printer

Opmerking: Als u meerdere printers instelt voor hetzelfde printerapparaat, kunnen de volgende problemen zich voordoen:
  • Aangezien elke printer een eigen wachtrij in de Wachtrijen-pod heeft, ziet u geen gecombineerde wachtrij voor de printer.
  • Taken worden mogelijk niet in de verwachte volgorde afgedrukt.
  • Een taak die aan de ene printer is toegewezen, wordt mogelijk afgedrukt tussen de titelpagina en de hoofdtekst die aan een andere printer is toegewezen.
  • Als een taakticket-printer en een Passthrough-printer hetzelfde printerapparaat voorstellen, kunt u de status van de taken die aan de taakticket-printer zijn toegewezen mogelijk niet weergeven wanneer de Passthrough-printer een grote taak aan het verwerken is.
U kunt deze conflicten voorkomen door slechts één van de printers in te schakelen.

1.2.4.1.1 Taakticket-printers aanmaken

Taakticket-printers zijn gekoppeld aan printerapparaten die PDF ondersteunen. Deze printers kunnen PostScript- en PCL-taken afdrukken als een workflowstap deze formaten naar PDF converteert.

U kunt de taaktickets bewerken voor taken die zijn toegewezen aan taakticket-printers. TotalFlow Production Manager-workflows die zijn gekoppeld aan taakticket-printers, kunnen deze taken ontvangen van TotalFlow Prep in een hotfolder of van een afdrukopdracht die het LPD-protocol (Line Printer Daemon) gebruikt. Taakticket-printers kunnen rechtstreeks communiceren met printerapparaten en tijdens het afdrukken van taken de status van die taken ophalen.

Voor taakticket-printers die apparaten vertegenwoordigen met een printercontrolleroptie, stelt TotalFlow Production Manager kort na het aanmaken van de printer automatisch de printertoewijzingsopties in en maakt een papiermap aan.

Met TotalFlow Production Manager kunt u ook printers toevoegen die zijn aangesloten op uw Windows-systeem en die werken met een printerstuurprogramma dat compatibel is met het Windows V4-afdruksubsysteem.

    Belangrijk:
  • Het toevoegen van een Windows V4-afdrukapparaat is een nieuwe functie die momenteel alleen beschikbaar is als preview-versie. Voor meer informatie over beperkingen en mogelijke oplossingen, zie het Leesmij-bestand.
  • Zorg ervoor dat u voor het registreren van een printer controleert of de computer en de printer correct op het netwerk zijn aangesloten. Voor meer informatie over het aansluiten van de printer op een netwerk, zie de documentatie van de printer.
  • Om Windows V4-printers te kunnen gebruiken, moet u printerstuurprogramma installeren dat compatibel is met het Windows V4-afdruksubsysteem.
    Opmerking: Hier vindt u een lijst met ondersteunde stuurprogramma's die compatibel zijn met het Windows V4-afdruksubsysteem:Universal Print Driver.

Een taakticket-printer aanmaken:

  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
  3. Voer een van de volgende handelingen uit:
    Ga als volgt te werk om een nieuwe printer aan te maken:
    1. Klik in de Objecten-pod links op Printers.
    2. Klik op Nieuw en selecteer Taakticket-printer....

      Het dialoogvenster Taakticket-printer maken wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Taakticket-printer aanmaken: pagina Algemeen

    Ga als volgt te werk om een bestaande printer te kopiëren:
    1. Selecteer deze op het tabblad Printers, klik op Meer en klik vervolgens op Kopiëren....
    2. Of klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer vervolgens Kopiëren....

      Het dialoogvenster Printer kopiëren wordt weergegeven.

      De nieuwe printer krijgt met uitzondering van Naam dezelfde eigenschapswaarden als van de geselecteerde printer.

  4. Voer op elke pagina van het dialoogvenster de waarden in of selecteer deze voor de vereiste en optionele eigenschappen die moeten worden aangepast aan uw omgeving.
    Klik op de paginanamen in de navigatiebalk om naar een andere pagina te gaan.
    1. Selecteer onder Printertype een van de volgende opties:
      • Standaard, als u een printer wilt aanmaken die een van de ondersteunde Ricoh-apparaten vertegenwoordigt. Dit is de standaardoptie.
      • Aangepast, als u een PostScript-printer wilt aanmaken die een normaal niet ondersteund apparaat vertegenwoordigt.
      • Windows (functievoorbeeld), als u een printer wilt toevoegen die is aangesloten op uw Windows-systeem en die werkt met een printerstuurprogramma dat compatibel is met het Windows V4-afdruksubsysteem.
    2. Een aangepaste printer wordt pas beschikbaar in TotalFlow Production Manager nadat u het aangepaste printerdefinitiebestand heeft geïmporteerd. Om een aangepast printerdefinitiebestand te importeren, klikt u op Importeren. Voor meer informatie over het importeren van een aangepast printerdefinitiebestand, zie De gebruiken Hulpprogramma voor importeren van aangepaste printerdefinities .
    3. Selecteer als u Aangepast heeft geselecteerd een van de printers uit de lijst die wordt weergegeven en klik vervolgens op Instellingen.
      Het dialoogvenster Installeerbare opties wordt weergegeven, waarin u de apparaatmogelijkheden kunt selecteren van het printermodel dat u heeft geselecteerd. Deze opties worden beschikbaar op uw TotalFlow Production Manager-printer. Voor meer informatie over het gebruik van Installeerbare opties, zie De gebruiken Installeerbare opties .
      Belangrijk: Als TotalFlow Production Manager is geopend met HTTPS, zorgt een beveiligingsbeperking ervoor dat er geen andere pagina's met HTTP kunnen worden geladen. Hierdoor kunt u het dialoogvenster Installeerbare opties mogelijk niet gebruiken. Schakel in dat geval weer over op HTTP, configureer de Installeerbare opties en schakel vervolgens HTTPS weer in.
    4. Als u Windows (functievoorbeeld) heeft geselecteerd, kiest u de Windows-printer die u wilt toevoegen uit de printerlijst.

      De lijst met printers bevat alleen printers die beschikbaar zijn op uw Windows-systeem en die werken met een printerstuurprogramma dat compatibel is met het Windows V4-afdruksubsysteem.

      De optie Instellingen wordt pas beschikbaar nadat u de printer heeft opgeslagen. Ga als volgt te werk om de instellingen van de printer te configureren:

      1. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
      2. Klik in het tabblad Printers op Meer en vervolgens op Eigenschappen.... Of klik met de rechtermuisknop op de naam van de printer en selecteer vervolgens Eigenschappen.... Het dialoogvenster Eigenschappen voor taakticket-printer wordt weergegeven.
      3. Klik op Instellingen. Het dialoogvenster Ricoh Windows Printertoewijzing wordt weergegeven.
      4. In het dialoogvenster Ricoh Windows Printertoewijzing configureert u toewijzingen voor de instellingen die beschikbaar zijn op uw printer.

        Een standaardset toewijzingen is al beschikbaar op basis van het printermodel.

        Voor meer informatie klikt u op de Help-knop op het scherm Ricoh Windows Printertoewijzing.

    5. Selecteer de Printertaal die wordt gebruikt voor communicatie tussen de toepassing en de printer.
    6. Als u meerdere printers instelt voor dezelfde printer, geeft u voor elke printer dezelfde TCP/IP-adres of hostnaam-eigenschap op.
      Als u voor de ene printer een TCP/IP-adres opgeeft en voor de andere een volledig gekwalificeerde hostnaam, telt TotalFlow Production Manager deze als twee verschillende IP-adressen, ook al leiden ze beide naar hetzelfde adres.
    7. Geef een waarde op voor de eigenschap TCP/IP-poort.
      • Als de printertaal is ingesteld op PostScript, is het standaardpoortnummer 9100. Als het printersysteem de EFI Fiery-controller gebruikt, kunt u een van deze poortnummers opgeven:
        9101
        Taken worden naar de directe wachtrij verzonden. De taken worden afgedrukt in de volgorde waarin u ze heeft ingediend. TotalFlow Production Manager kan bij de meeste printers de taakstatus niet bepalen. De functie samenvoegen is niet beschikbaar voor meerdere exemplaren.
        9102
        Taken worden naar de afdrukwachtrij verzonden. Ze worden mogelijk niet afgedrukt in de volgorde waarin u ze heeft ingediend. TotalFlow Production Manager kan de taakstatus bepalen. De functie Samenvoegen is beschikbaar voor meerdere exemplaren. Dit is de aanbevolen poort.
        9103
        Taken worden naar de wachtrij voor vastgehouden taken verzonden. Een operator moet de taak op de printerconsole vrijgeven om deze af te drukken.
      • Als de printertaal is ingesteld op PDF/JDF, is de weergegeven standaardwaarde 8010/80.

        8010 is de netwerkinterface voor printers die PDF/JDF gebruiken en 80 is specifiek voor apparaten die TotalFlow Print Server-controller gebruiken.

    8. Laat de wisselknop Printereigenschappen inschakelen ingeschakeld om geactualiseerde informatie te ontvangen over de printerfuncties.
    9. Om de ingestelde printerstatus voordat deze opnieuw wordt opgestart te behouden, selecteert u Printerstatus behouden na opnieuw opstarten.
    10. Selecteer in de sectie Workflow achtereenvolgens Workflow creëren en Workflow bewerken bij afsluiten. Op deze manier creëert u een workflow voor de nieuwe printer en kunt u de eigenschappen daarvan bewerken nadat u het dialoogvenster heeft afgesloten.
    11. Stel de toewijzingseigenschappen voor de printer in op de pagina Planning.
    12. Selecteer bij Geplaatste papieren een van de volgende opties:
      • Nee, om taken voor de printer in te plannen, zelfs als het vereiste papier voor de taken niet in een van de papierinvoerladen is geplaatst.
      • Ja, om alleen taken voor de printer in te plannen als het vereiste papier in een van de papierinvoerladen is geplaatst.
      Opmerking: In beide gevallen moet het papier dat voor de taken is aangevraagd in de lijst met ondersteunde papieren van de printer staan.
    13. Selecteer in Papier de papiersoorten die vereist zijn voor de printer.
    14. Op de pagina Geavanceerd is standaard ingesteld dat de printer scheidingsvellen (bannerpagina's) afdrukt in de taal die tijdens de installatie van de TotalFlow Production Manager-server is geselecteerd. Als u de scheidingsvellen in een andere taal wilt afdrukken, stelt u de eigenschap Berichtentaal in.
    15. Selecteer onder Invoerlade voor scheidingsbladen een invoerlade voor scheidingspagina's uit de lijst met laden.
      Als de printertaal is ingesteld op JDF, kunt u ook de uitvoerlade kiezen waar de ongebruikte tabbladen worden uitgeworpen.
    16. Gebruik de wisselknop Taaktickets valideren om aan te geven of taaktickets moeten worden gevalideerd voordat er wordt afgedrukt.
      Deze optie is vooral nuttig voor taaktickets die nog niet eerder zijn gevalideerd.
    17. Geef in het gedeelte Taakscheidingsblad op of u speciale instructies voor en/of na de taakpagina's wilt afdrukken.

      Opmerking: Als u een uitvoerlade kiest voor de taak, gebruik dan dezelfde uitvoerlade voor de scheidingsvellen.

      Afhankelijk van de afwerkingsinstellingen van de taak, is het mogelijk dat bepaalde scheidingsvellen niet worden uitgeworpen in dezelfde uitvoerlade als de taak. Dit gebeurt wanneer de voor de taak ingestelde uitvoerlade één van deze is:

      • Boekjeslade
      • Trimmerlade
      • Lade Ring Binder
      • Onderste linkerlade Perfect Binder
      • Lade vouweenheid
      In deze gevallen beslist de printer waar de scheidingsvellen worden uitgeworpen. Meestal worden ze uitgeworpen in de Staffellade finisher .

    18. Stel bij SNMP de eigenschappen in op dezelfde waarden als de overeenkomstige instellingen in de printercontroller:
      Printereigenschap EFI Fiery-printercontroller Ricoh-printercontroller TotalFlow Print Server-printercontroller
      Naam community Communitynaam lezen De printereigenschap Communitynaam moet Toegangstype enkel lezen of lezen/schrijven hebben. De Communitynaam moet Toegangstype enkel lezen of lezen/schrijven hebben.
      Gebruikersnaam Onbeveiligde gebruikersnaam (minimale beveiliging) Accountnaam (gebruiker) Gebruikers

      Deze instelling kan meerdere waarden bevatten. Stel de printereigenschap Gebruikersnaam in op een willekeurige waarde uit de lijst.

      Beveiligde gebruikersnaam (gemiddelde of maximale beveiliging)
      Wachtwoord met medium beveiliging

      Wanneer u de Wachtwoord met maximum beveiliging instelt, moet u ook de Wachtwoord met medium beveiliging instellen. Op sommige printers kunt u alleen de Wachtwoord met maximum beveiliging instellen. Als u dit echter doet, kan SNMP geen verbinding maken met de printer.

      Wachtwoord voor verificatie van gebruiker Wachtwoordverificatie (gebruiker) Wachtwoord

      De TotalFlow Print Server-printercontroller heeft één wachtwoordinstelling per SNMP-gebruiker. Voor een gemiddeld beveiligingsniveau stelt u Wachtwoord met medium beveiliging in op de waarde van deze instelling voor de gebruiker die als Gebruikersnaam is opgegeven en stelt u Wachtwoord met maximum beveiliging niet in.

      Wachtwoord met maximum beveiliging

      Wanneer u de Wachtwoord met maximum beveiliging instelt, moet u ook de Wachtwoord met medium beveiliging instellen. Op sommige printers kunt u alleen de Wachtwoord met maximum beveiliging instellen. Als u dit echter doet, kan SNMP geen verbinding maken met de printer.

      Wachtwoord voor privacy van gebruiker Wachtwoord voor versleuteling Wachtwoord

      De TotalFlow Print Server-printercontroller heeft één wachtwoordinstelling per SNMP-gebruiker. Voor een maximaal beveiligingsniveau stelt u Wachtwoord met medium beveiliging en Wachtwoord met maximum beveiliging in op de waarde van deze instelling voor de gebruiker die met Gebruikersnaam is opgegeven.

      Beveiligingsniveau Beveiligingsniveau    
      Verificatietype Verificatietype gebruiker Verificatiealgoritme Beveiliging
      Privacytype. Dit is een verplicht veld. Geef een waarde op die anders is dan Geen. Indien Privacytype Geen is, kan SNMP geen verbinding maken met de printer. Type privacy van gebruiker   Versleuteling (in dialoogvenster SNMP)
      Contextnaam   Contextnaam  
    Dialoogvenster Taakticket-printer aanmaken: pagina Algemeen
  5. Klik op OK.
  6. Als de printer is uitgeschakeld, klikt u op Inschakelen, de inschakelknop, naast de printer.

1.2.4.1.1.1 De gebruiken Hulpprogramma voor importeren van aangepaste printerdefinities

Met de Hulpprogramma voor importeren van aangepaste printerdefinities kunt u aangepaste printerdefinitiebestanden importeren en beheren die zijn aangemaakt door regionale experts. Deze bestanden worden .gpz-bestanden genoemd. Printer Connector zorgt ervoor dat uw aangepaste printerdefinitiebestanden beschikbaar zijn in TotalFlow Production Manager.
Voordat u een aangepast printerdefinitiebestand gaat toevoegen, moet u het Hulpprogramma voor importeren van aangepaste printerdefinities starten.
Voer de volgende stappen uit om het Hulpprogramma voor importeren van aangepaste printerdefinities te starten:
  1. Op het systeem waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd opent u het menu Start.
  2. Klik op Ricoh TotalFlow Production Manager en vervolgens op Hulpprogramma Aangepaste printer.
    De Hulpprogramma voor importeren van aangepaste printerdefinities-interface wordt geopend in uw standaardbrowser. Hier kunt u de gewenste printerdefinitiebestanden importeren of wissen.
Opmerking: Vanwege de beperkte communicatie tussenPrinter Connector en de verschillende aangepaste printers is de informatie over de taakstatus en de voortgang die TotalFlow Production Manager ontvangt mogelijk niet altijd accuraat. Controleer voor deze informatie de taakstatus op de fysieke printer.

1.2.4.1.1.1.1 Een Aangepast printerdefinitiebestand importeren

  1. Klik op . De knop Aangepast printerdefinitiebestand importeren... bevindt zich in de linkerbovenhoek van het scherm.
    Het dialoogvenster Openen wordt weergegeven.
  2. Selecteer een gpz-bestand in het dialoogvenster en klik op Openen.
    Het gpz-bestand wordt weergegeven in de tabel op de hoofdpagina en wordt automatisch geselecteerd. U kunt dit aangepaste printerdefinitiebestand nu gebruiken wanneer u een printerobject aanmaakt in uw TotalFlow-toepassing.

    Het gpz-bestand wordt weergegeven in de tabel op de hoofdpagina.

1.2.4.1.1.1.2 Een Aangepast printerdefinitiebestand verwijderen

  1. In de tabel op de hoofdpagina beweegt u met de cursor over het aangepaste printerdefinitiebestand dat u wilt verwijderen en klikt u op , de knop Verwijderen.
    Er wordt een waarschuwing weergegeven.
  2. Klik op Ja.
    Het geselecteerde aangepaste printerdefinitiebestand wordt uit Printer Connector verwijderd.
Opmerking: Nadat u het aangepaste printerdefinitiebestand heeft verwijderd, kunt u het aangepaste verwijderde printerdefinitiebestand niet langer gebruiken om nieuwe printers aan te maken. Maar alle printers die al zijn aangemaakt met dit aangepaste printerdefinitiebestand werken nog steeds.

1.2.4.1.1.2 De gebruiken Installeerbare opties

Configureer de Installeerbare opties afhankelijk van de functies van uw printer. Zie de documentatie van uw printer voor meer informatie over de apparaatfuncties.

Ga als volgt te werk om de Installeerbare opties te configureren:

  1. Selecteer de opties die voor uw printer beschikbaar zijn.
    De Engine is standaard geselecteerd en verwijst naar het hoofdonderdeel van een printer dat de afdruktaken uitvoert.
    Voorbeelden van installeerbare opties zijn: perforatie-eenheid, optionele vouweenheid, boekjesfinisher of nieteenheid.
  2. Klik op OK om uw wijzigingen op te slaan.
    Om de functies van uw printer te wijzigen, keert u terug naar het paneel Installeerbare opties en selecteert u de gewenste opties.

1.2.4.1.2 Passthrough-printers aanmaken

Passthrough-printers zijn gekoppeld aan afdrukapparaten die taken in allerlei verschillende formaten kunnen afdrukken, bijvoorbeeld PCL, PostScript en PDF.

Taken die aan Passthrough-printers zijn toegewezen, hebben mogelijk geen taakticket. TotalFlow Production Manager-workflows die aan Passthrough-printers zijn gekoppeld, kunnen taken ontvangen in een hotfolder of via een afdrukopdracht waarbij het LPD-protocol wordt gebruikt. Passthrough-printers kunnen geen taakstatus rapporteren.

Ga als volgt te werk om een Passthrough-printer te maken:

  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
  3. Klik in de Objecten-pod links op Printers.
  4. Voer een van de volgende handelingen uit:
    • Ga als volgt te werk om een nieuwe Passthrough-printer te maken:
    1. Klik op Nieuw en selecteer Passthrough....

      Het dialoogvenster Passthrough-printer maken wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Passthrough-printer maken: de pagina Algemeen

    • Ga als volgt te werk om een bestaande printer te kopiëren:
    1. Klik er op het tabblad Printers met de rechtermuisknop op.
    2. Selecteer Kopiëren....

      Het dialoogvenster Printer kopiëren wordt weergegeven.

      De nieuwe printer krijgt met uitzondering van Naam dezelfde eigenschapswaarden als van de geselecteerde printer.

  5. Voer op elke pagina van het dialoogvenster de waarden in of selecteer deze voor de vereiste en optionele eigenschappen die moeten worden aangepast aan uw omgeving.
    Klik op de paginanamen in de navigatiebalk om naar een andere pagina te gaan.
    1. De waarde van de eigenschap Algemeen op de pagina Commando is afhankelijk van de afdrukopdrachten die beschikbaar zijn op uw systeem.
      • Voor informatie over de Windows-opdracht lpr opent u een opdrachtprompt venster en typt u lpr ?
      • Gebruik de hostnaam of het IP-adres van de printer als de waarde van de serveroptie in de opdracht.

        Bij de Windows-opdracht lpr wordt bijvoorbeeld de optie -Sprinter gebruikt om de server op te geven die voor de LPD-services zorgt. Bij een Passthrough-printer is dit de printer zelf.

      • Gebruik de naam van de afdrukwachtrij als de waarde van de printeroptie in de opdracht.

        De Windows-opdracht lpr gebruikt bijvoorbeeld de optie -Pprinter om de printer of de afdrukwachtrij te specificeren waar het afdrukbestand naartoe wordt gestuurd. Een algemene naam voor de afdrukwachtrij op een Passthrough-printer is PASS.

      • Gebruik de naam van de bedrijfsafdeling als de waarde van de afdelingoptie in de opdracht.

        Bij de Windows-opdracht lpr wordt bijvoorbeeld de optie -Jafdeling gebruikt om de administratieve eenheid op te geven die voor de afdruktaken zorgt.

      • Gebruik de methode getFileName of getAbsoluteFileName om de naam van het afdrukbestand te specificeren.
        1. Opmerking:
        2. Voor hulp bij het opgeven van bestandsnamen in de eigenschap Externe opdracht, zie Bestandsnamen in symboolnotatie opgeven.
        3. Voor hulp bij het opgeven van taakkenmerken in de eigenschap Externe opdracht, zie Symbolen voor taakkenmerken gebruiken in opdrachten.
      • Omdat Passthrough-printers niet automatisch de waarden van taakeigenschappen kunnen bepalen, moet u ze als opties van de afdrukopdracht naar de printer doorsturen.
    2. Om de ingestelde printerstatus voordat deze opnieuw wordt opgestart te behouden, selecteert u Printerstatus behouden na opnieuw opstarten.
    3. Stel de toewijzingseigenschappen voor de printer in op de pagina Planning.
    4. Selecteer op de Back-up-pagina een alternatieve Back-upprinter die moet worden gebruikt indien de printer die u aan het aanmaken bent stopt, om welke reden dan ook.
    5. Selecteer vervolgens Hersteltriggers, wat de herstelmodus activeert. Selecteer hoe lang de printer moet wachten voordat er wordt overgeschakeld naar de herstelmodus.
    6. Standaard worden er scheidingsvellen (bannerpagina's) afgedrukt in de taal die tijdens de installatie van de TotalFlow Production Manager-server is geselecteerd. Als u de scheidingsvellen in een andere taal wilt afdrukken, stelt u de Berichtentaal-eigenschap op de Geavanceerd-pagina in op de gewenste taal:
      Dialoogvenster Passthrough-printer maken: de pagina Aanpassen
    7. Stel een waarde in voor de eigenschap Opdracht voor speciale aanwijzingen zodat de Passthrough-printer vóór de taak een voorblad met speciale instructies kan afdrukken.
      Gebruik de methode getOperInst om de naam op te geven van het bestand met speciale instructies. Voor meer informatie, zie Bestandsnamen in symboolnotatie opgeven.
    8. Stel bij SNMP de eigenschappen in op dezelfde waarden als de overeenkomstige instellingen in de printercontroller:
      Printereigenschap EFI Fiery-printercontroller Ricoh-printercontroller TotalFlow Print Server-printercontroller
      Naam community Communitynaam lezen De printereigenschap Communitynaam moet Toegangstype enkel lezen of lezen/schrijven hebben. De Communitynaam moet Toegangstype enkel lezen of lezen/schrijven hebben.
      Gebruikersnaam Onbeveiligde gebruikersnaam (minimale beveiliging) Accountnaam (gebruiker) Gebruikers

      Deze instelling kan meerdere waarden bevatten. Stel de printereigenschap Gebruikersnaam in op een willekeurige waarde uit de lijst.

      Beveiligde gebruikersnaam (gemiddelde of maximale beveiliging)
      Wachtwoord met medium beveiliging

      Wanneer u de Wachtwoord met maximum beveiliging instelt, moet u ook de Wachtwoord met medium beveiliging instellen. Op sommige printers kunt u alleen de Wachtwoord met maximum beveiliging instellen. Als u dit echter doet, kan SNMP geen verbinding maken met de printer.

      Wachtwoord voor verificatie van gebruiker Wachtwoordverificatie (gebruiker) Wachtwoord

      De TotalFlow Print Server-printercontroller heeft één wachtwoordinstelling per SNMP-gebruiker. Voor een gemiddeld beveiligingsniveau stelt u Wachtwoord met medium beveiliging in op de waarde van deze instelling voor de gebruiker die als Gebruikersnaam is opgegeven en stelt u Wachtwoord met maximum beveiliging niet in.

      Wachtwoord met maximum beveiliging

      Wanneer u de Wachtwoord met maximum beveiliging instelt, moet u ook de Wachtwoord met medium beveiliging instellen. Op sommige printers kunt u alleen de Wachtwoord met maximum beveiliging instellen. Als u dit echter doet, kan SNMP geen verbinding maken met de printer.

      Wachtwoord voor privacy van gebruiker Wachtwoord voor versleuteling Wachtwoord

      De TotalFlow Print Server-printercontroller heeft één wachtwoordinstelling per SNMP-gebruiker. Voor een maximaal beveiligingsniveau stelt u Wachtwoord met medium beveiliging en Wachtwoord met maximum beveiliging in op de waarde van deze instelling voor de gebruiker die met Gebruikersnaam is opgegeven.

      Beveiligingsniveau Beveiligingsniveau    
      Verificatietype Verificatietype gebruiker Verificatiealgoritme Beveiliging
      Privacytype. Dit is een verplicht veld. Geef een waarde op die anders is dan Geen. Indien Privacytype Geen is, kan SNMP geen verbinding maken met de printer. Type privacy van gebruiker   Versleuteling (in dialoogvenster SNMP)
      Contextnaam   Contextnaam  
    9. Als u meerdere printers instelt voor dezelfde printer, geeft u voor elke printer dezelfde TCP/IP-adres of hostnaam-eigenschap op.
    10. Op de pagina PS-/PCL-gegevensvervanging stelt u de gewenste vervangingsregels in.

      Deze functie stelt u in staat tekst te vervangen of verwijderen uit de PostScript- of PCL-bestanden voordat de afdruktaak wordt verwerkt.

      De invoertekst kan platte tekst of hexadecimale escape-tekenreeksen of een combinatie daarvan bevatten. Een gegevensvervangingwaarde kan bijvoorbeeld de volgende hexadecimale escape-tekenreeks bevatten: \x1B; waarbij het teken met hex-code 1B (Escape) wordt gespecificeerd.

      De vervangingsmethode doorzoekt een tekenreeks op een specifieke waarde of reguliere expressie en retourneert een nieuwe tekenreeks waarin de opgegeven waarden zijn vervangen. Deze methode vervangt de oorspronkelijke tekenreeks niet.

      • Klik in het veld Bijvoegen voor op Pictogram Bladeren, het pictogram Bladeren, om de volledige padnaam in te voeren van een eerder opgeslagen bestand dat tekst bevat die u wilt toevoegen als koptekst voor het verwerkte bestand.
      • Klik in het veld Bijvoegen na op Pictogram Bladeren, het pictogram Bladeren, om de volledige padnaam in te voeren van een eerder opgeslagen bestand dat tekst bevat die u wilt toevoegen als voettekst voor het verwerkte bestand.
      • Voer in de velden Gegevens vervangen (meerdere regels) aan de linkerkant de tekstreeksen in die moeten worden verplaatst of verwijderd.
      • Voer in de gegevensvervangingsvelden Gegevens vervangen (meerdere regels) aan de rechterkant de tekst in die de tekstreeksen vervangt die u bij de vorige stap heeft ingevuld.

      Opmerking: Als het bestand dat u wilt toevoegen niet op de server staat, gebruik dan de knop Bestand uploaden Uploaden om het bestand naar de TotalFlow Production Manager-server te uploaden.

  6. Klik op OK.
  7. Als u de nieuwe Passthrough-printer wilt gebruiken, klikt u op Inschakelen, de inschakelknop, naast die printer.
    Opmerking: Indien de workflow die is gekoppeld aan de passthrough-printer de activiteit Converteren naar PDF bevat, wordt het PostScript- of PCL-bestand omgezet in een PDF voordat de gegevensvervanging wordt uitgevoerd. De gegevensvervanging wordt uitgevoerd tijdens de Afdruk-activiteit.

1.2.4.1.3 Passthrough-printers configureren voor gebruik van het Hulpprogramma voor gegevensvervanging

Dit is een voorbeeld van hoe u te werk gaat om een bestaande Passthrough-printer te configureren om het Hulpprogramma voor gegevensvervanging voor PS-/PCL-bestanden te gebruiken.
Ga als volgt te werk om een bestaande Passthrough-printer te configureren om het Hulpprogramma voor gegevensvervanging voor PS-/PCL-bestanden te gebruiken:
  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
  3. Selecteer op het tabblad Printers de passthrough-printer die u wilt configureren.
  4. Klik op Meer en selecteer vervolgens Eigenschappen.... Of klik met de rechtermuisknop op de passthrough-printer en selecteer vervolgens Eigenschappen...
    Het dialoogvenster Eigenschappen voor Passthrough-printer wordt weergegeven.
  5. Op de pagina PS-/PCL-gegevensvervanging stelt u de gewenste vervangingsregels in.
    Eigenschappen voor dialoogvenster Passthrough-printer: pagina Gegevensvervanging
    • Gebruik in het veld Bijvoegen voorpictogram Bladeren, het pictogram voor bladeren, om een eerder opgeslagen bestand te selecteren dat tekst bevat die u wilt toevoegen als koptekst voor het verwerkte bestand.

      Gebruik het bestand dat u nodig heeft niet op de server staat de knop Bestand uploaden Uploaden om het bestand te uploaden naar de TotalFlow Production Manager-server.

    • Gebruik in het veld Bijvoegen napictogram Bladeren, het pictogram voor bladeren, om een eerder opgeslagen bestand te selecteren dat tekst bevat die u wilt toevoegen als voettekst voor het verwerkte bestand.
      Bladeren naar bestand op server
    • Klik op OK.
    • Ga als volgt te werk als u inhoud van het door u ingediende PS- of PCL-bestand wilt vervangen of verwijderen:
      • Voer in de velden Gegevens vervangen (meerdere regels) aan de linkerkant de tekstreeksen in die moeten worden verplaatst of verwijderd.
      • Voer in de gegevensvervangingsvelden Gegevens vervangen (meerdere regels) aan de rechterkant de tekst in die de tekstreeksen vervangt die u bij de vorige stap heeft ingevuld.
  6. Klik op OK.
  7. Selecteer op het tabblad Workflows de workflow die u wilt configureren en klik op Eigenschappen....
  8. Selecteer in het Eigenschappen voor workflow-dialoogvenster Hotfolder als type taakindiening.
    U kunt het standaard mappad behouden of u kunt het pictogram Bladeren, de bladeroptie, gebruiken om een lege map op de server te selecteren of aan te maken om deze als hotfolder voor deze workflow te gebruiken.
  9. Zorg ervoor dat de passthrough-printer en de workflow zijn ingeschakeld.
  10. Kopieer op de server waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd een PS- of PCL-bestand naar de map die is ingesteld als de hotfolder voor de workflow.
    De taak is opgenomen in de Alle taken-pod en het PS-/PCL-bestand wordt met alle wijzigingen afgedrukt.

    Het door het samenvoegen van drie bestanden gemaakte PS-/PCL-bestand staat op de volgende locatie op de server: -installation_path/aiw/aiw1/spool/default/jobs_ID/jobs_ID.print.ps/pcl.

1.2.4.1.4 Printers configureren voor het afdrukken van scheidingsvellen

TotalFlow Production Manager kan voor of na een taak waarden van taakeigenschappen op taakscheidingsvellen (bannerpagina's) afdrukken. Taakscheidingsvellen die voor de eerste gegevenspagina's van een taak worden afgedrukt, worden ook wel titelpagina's genoemd. Taakscheidingsvellen die na de laatste gegevenspagina's van een taak worden afgedrukt, worden ook wel extra pagina's genoemd.
    Opmerking:
  • Passthrough-printers kunnen geen headerbladen of achterbladen afdrukken.
  • Als u scheidingsvellen wilt afdrukken, moet de waarde van de eigenschap Aantal kopieën van taakscheidingsblad (voor) of Aantal kopieën van taakscheidingsblad (na) 1 of meer zijn voor de workflow waarmee de taak wordt aangemaakt.

U configureert een Job Ticket-printer om scheidingsvellen af te drukken als volgt:

  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
  3. Selecteer Printers in de Objecten-pod links.
  4. Selecteer de printer op het tabblad Printers, klik op Meer en selecteer vervolgens Eigenschappen...
  5. Klik in het dialoogvenster Eigenschappen voor taakticket-printer op Geavanceerd.
    Dialoogvenster Eigenschappen voor printer: de pagina Aanpassen
  6. Optioneel: Selecteer in de lijst een waarde voor de eigenschap Invoerlade voor scheidingsbladen wanneer u scheidingsvellen op een specifieke papiersoort wilt afdrukken.
    Het papier in deze lade wordt gebruikt voor het afdrukken van alle scheidingsvellen voor de taak: titelpagina's, extra pagina's en scheidingsvellen met speciale instructies.
    Wanneer er geen Invoerlade voor scheidingsbladen is geselecteerd, worden alle taakscheidingsvellen op normaal A4 of Letter afgedrukt.
  7. Als u de printer wilt inschakelen voor het afdrukken van titel- en afsluitende bladen, stelt u Voor of Na in op Ja.
  8. Klik op OK.

1.2.4.1.5 Printers configureren voor herstel

U kunt een printer zo configureren dat TotalFlow Production Manager geen nieuwe taken meer aan die printer toewijst als er iets gebeurt waardoor de printer niet meer kan afdrukken. De resterende taken van de betreffende printer worden dan aan een back-upprinter toegewezen. Taken die nog in de wachtrij van de eerste printer staan om te worden afgedrukt, worden naar een back-upprinter doorgestuurd. De taken die al naar de eerste printer zijn verzonden, worden niet naar een andere printer doorgestuurd. De taak die werd afgedrukt op het moment dat de printer is gestopt, wordt naar de back-upprinter doorgestuurd.

Ga als volgt te werk om een printer als herstelprinter in te stellen:

  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Zorg ervoor dat de SNMP-verbinding werkt. Als SNMP niet verbonden of uitgeschakeld is kan TotalFlow Production Manager de informatie van de printers niet ontvangen.
  3. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
  4. Klik op Printers.
  5. Selecteer de printer op het tabblad Printers, klik op Meer en klik vervolgens op Eigenschappen...
  6. Klik in het dialoogvenster Eigenschappen voor taakticket-printer op Back-up.
    Het dialoogvenster Eigenschappen: pagina voor maken van back-up
  7. Stel de eigenschap Back-upprinter in op de naam van de printer of printerpool waar u de taken naartoe wilt sturen die reeds aan die printer zijn toegewezen, en nieuwe taken die naar deze printer moeten worden verstuurd.
  8. Stel de eigenschap Hersteltriggers in om de voorwaarden op te geven waardoor de printer overgaat in de herstelmodus.
    U kunt voor elk van deze specifieke voorwaarden fouten en waarschuwingen opgeven.
    Elke fout
    Een of meer van deze foutvoorwaarden komen voor.
    Elke waarschuwing
    Een of meer van deze waarschuwingsvoorwaarden komen voor.
    Kan geen contact met printer maken
    TotalFlow Production Manager kan geen verbinding maken met de printer wanneer er een taak naartoe wordt gestuurd.
    1. U voegt een hersteltrigger toe door deze in de lijst Hersteltriggers te selecteren.
    2. U verwijdert een hersteltrigger door deze uit de lijst Hersteltriggers te verwijderen.
  9. Standaard wacht de printer 15 minuten na het activeren van een hersteltrigger. Daarna gaat de printer over in de herstelmodus. In de tussentijd kunt u een tijdelijke situatie zoals Paneel open of Weinig papier proberen te herstellen. U kunt een langere of kortere tijd instellen door de waarde van de eigenschap Herstelvertraging (minuten) te wijzigen.
  10. Schakel de optie Herstelvel afdrukken in als u wilt dat op de back-upprinter een extra blad wordt afgedrukt voorafgaand aan de eerste herstelde taak. Via het herstelblad wordt de operator geïnformeerd dat de volgende taak die wordt afgedrukt een herstelde taak is.
  11. Klik op OK.
Opmerking: In de herstelmodus sturen printers taken naar back-upprinters. Maar als deze back-upprinters ook in herstelmodus zijn, dan wordt het herstelmechanisme niet geactiveerd en blijven de taken op de oorspronkelijke printer.

1.2.4.1.6 Printers configureren voor papiertypen

In dit onderwerp wordt beschreven hoe u TotalFlow Production Manager-printers en papier zo configureert dat taken op het gewenste papier worden afgedrukt. De werkwijze geldt voor printers met de Ricoh- of de EFI Fiery-controller.

Deze instructies zijn van toepassing op taken die worden ingediend vanuit TotalFlow Prep of andere externe toepassingen. Standaard worden bij taken die naar hotfolders of door de lpr-opdracht worden ingediend geen papiereigenschappen vermeld; deze taken worden dus automatisch ontvangen en ingepland.

Ga als volgt te werk om de TotalFlow Production Manager-printer te configureren en een taak af te drukken:

  1. Controleer of het TotalFlow Production Manager-papier correct is gedefinieerd.
  2. Wijs de invoerladen voor elke taakticket-printer of Passthrough-printer toe en geef daarbij aan welke papiertypen in de printer zijn geplaatst.
    1. Gebruik standaardpapier waar mogelijk.
      De namen van standaardpapier hoeven niet overeen te komen met de namen in de catalogus voor printerpapier. Zo kan het papier dat zich in Lade 1 van de printer bevindt bijvoorbeeld in de catalogus voor printerpapier de aanduiding Standaard hebben. TotalFlow Production Manager heeft geen standaardpapier met de naam Standaard, maar wel met de naam A4. Bij zowel Standaard als A4 gaat het om wit papier van A4-formaat en 80 gram per vierkante meter; geen van beide typen is voorbedrukt, voorgeperforeerd, heeft structuur of is gecoat. Geef A4-papier op in Lade 1 van de TotalFlow Production Manager-printer.
    2. Als u geen standaardpapier kunt gebruiken, definieert u een aangepast papiertype.
      1. Kopieer het standaardpapier dat het dichtst in de buurt komt en wijzig vervolgens de eigenschappen die u wilt aanpassen. Op deze manier verzekert u zich ervan dat alle eigenschappen die nodig zijn voor de overeenkomst tussen taken die worden ingediend vanuit TotalFlow Prep of andere externe toepassingen over waarden beschikken.
      2. Als u een aangepaste papierlijst gebruikt die wordt ondersteund, voegt u het papier toe aan de lijst van Papiertypen voor elke betreffende printer.
  3. Voordat u een taak indient bij TotalFlow Production Manager dient u de papiereigenschappen die vereist zijn voor de taakticket van de externe toepassingen te vergelijken met de eigenschappen van het papier in de TotalFlow Production Manager-papierbibliotheek. Voor elk papiertype dat door het taakticket wordt vereist, moet er een TotalFlow Production Manager-papiertype met equivalente eigenschapwaarden zijn. Wanneer u een taak indient waarvoor aangepast papier moet worden gebruikt, dient u de niet-standaardeigenschappen van het aangepaste papier in het taakticket op te geven.
  4. Als u een taak op een TotalFlow Production Manager-printer wilt plannen, moet de naam van elk vereist papiertype in het taakticket overeenkomen met de naam van een papiertype dat is al toegewezen in een invoerlade van de printer of is opgegeven in een papierwijziging die staat ingepland voor de printer.
  5. Als de taak niet is ingepland om te worden afgedrukt, gaat u als volgt te werk:
    1. Selecteer de taak, klik op Meer en selecteer vervolgens Verplaatsen.... Bekijk het dialoogvenster Taak verplaatsen om te achterhalen welke eigenschap voorkomt dat de taak wordt ingepland voor de gewenste printer.
    2. Als het probleem wordt gevormd door een papiereigenschap, controleert u of alle papiernamen die vereist zijn voor de taak ook voorkomen in de instelling voor de invoerlade van de printer.

1.2.4.2 Workflows aanmaken

Workflows zijn de TotalFlow Production Manager-objecten waardoor TotalFlow Production Manager taken ontvangt.
Ga als volgt te werk om een workflow aan te maken:
  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
  3. Klik in de werkbalk van de Objecten-pod links op Workflows.
  4. Ga als volgt te werk om een nieuwe workflow aan te maken:
  5. Klik op Nieuw
  6. Ga als volgt te werk om een bestaande workflow te kopiëren:
  7. Selecteer deze op het tabblad Workflows.
  8. Klik op Meer.
  9. Selecteer Kopiëren...
    De nieuwe workflow krijgt met uitzondering van Naam dezelfde eigenschapswaarden als van de geselecteerde workflow.

    Het dialoogvenster Workflow creëren of Workflow kopiëren wordt weergegeven.

  10. Voer op elke pagina van het dialoogvenster de waarden in of selecteer deze voor de vereiste en optionele eigenschappen die moeten worden aangepast aan uw omgeving.
  11. Om gedetailleerde informatie te ontvangen over het aantal kleuren- en zwart-witpagina's van de taken die via de workflow worden verwerkt, schakelt u de wisselknop Kleuren pagina's tellen in. De informatie wordt weergegeven in de Alle taken-pod.
  12. Als u van plan bent om taken in te dienen via externe toepassingen, selecteert u een of beide indieningsmethoden in het tabblad Algemeen.
      Opmerking:
    • Als de workflow taken ontvangt via het LPD-protocol, mag de naam van de workflow niet langer zijn dan 8 bytes. Afhankelijk van de gebruikte afdrukopdracht, moet u mogelijk een wachtrij aanmaken op het versturende systeem met dezelfde naam als de workflow. Sommige systemen breken de namen van wachtrijen af tot 8 bytes.
    • Indien de workflow taken ontvangt in een hotfolder, maakt TotalFlow Production Manager de map aan die u als Mappad heeft opgegeven, als deze nog niet bestaat.
    Dialoogvenster Workflow creëren
  13. Indien u scheidingsvellen wilt afdrukken voor alle taken die zijn verwerkt via deze workflow, voert u de desbetreffende waarden in of selecteert u deze in het dialoogvenster Bannerpagina's op de pagina Geavanceerd.
    Dialoogvenster Workflow creëren: de pagina Geavanceerd
  14. Klik op OK.
  15. Als u de nieuwe workflow wilt gebruiken, moet u ervoor zorgen dat deze is ingeschakeld.
    Opmerking: U kunt de Hotfolder-details alleen bewerken als u de Hotfolder-verzendingsmethode heeft ingeschakeld in het tabblad Algemeen.
U kunt ook een nieuwe workflow aanmaken wanneer u een printer aanmaakt. Zie Taakticket-printers aanmaken voor meer informatie.

1.2.4.2.1 Workflows aan printers of printergroepen koppelen

Een workflow moet zijn gekoppeld aan een printer om taken aan die printer te kunnen toewijzen, of aan een printergroep om taken te kunnen toewijzen aan printers die deel uitmaken van die groep. Operators en beheerders kunnen workflows koppelen aan printers of printergroepen.

Ga als volgt te werk om een workflow aan een printer of printergroep koppelen:

  • Operators en beheerders kunnen dit:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als operator of beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    3. Selecteer een workflow en klik vervolgens op Meer.
    4. Selecteer Editor en eigenschappen...
    5. Selecteer op de pagina Algemeen van het tabblad Eigenschappen een printer of printergroep in de lijst Aangevraagde printer.
      Dialoogvenster Eigenschappen voor workflow: pagina Algemeen
    6. Klik op OK.
    Beheerders kunnen ook een workflow toewijzen bij het aanmaken van een nieuwe printer. Ga als volgt te werk om een workflow toe te wijzen aan een nieuwe printer:
    1. In het dialoogvenster Taakticket-printer maken, in het gedeelte Workflow selecteert u Workflow creëren.
    2. Om een nieuwe printer toe te wijzen aan de aangemaakte workflow, klikt u op Workflow bewerken bij afsluiten en vervolgens bewerkt u de eigenschap Aangevraagde printer van de workflow.
  • Beheerders kunnen dit:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    3. Klik op Workflows.
    4. Selecteer een workflow en klik op Editor en eigenschappen....

      De workflow wordt weergegeven in de Editor-pod.

    5. Klik met de rechtermuisknop op de activiteit Afdrukken en selecteer Eigenschappen.
    6. Selecteer op de pagina Taakstandaarden van het dialoogvenster Eigenschappen voor activiteit: Afdrukken een printer of printergroep in de lijst Aangevraagde printer.
      Dialoogvenster Eigenschappen voor activiteiten: taakstandaarden
    7. Klik op OK.

1.2.4.2.2 Standaardinstellingen voor workflows en overschrijvingen instellen voor taakeigenschappen

Operators en beheerders kunnen standaardwaarden en tijdelijke overschrijvingswaarden voor taakeigenschappen aan een workflow koppelen.

Wanneer de workflow een taak ontvangt, worden de standaardinstellingen van de workflow gebruikt voor eigenschappen die geen waarde hebben. De tijdelijke overschrijvingen van de workflow worden gebruikt voor alle taakeigenschappen in plaats van de waarden in de taakticket.

Belangrijk: Wees voorzichtig bij het instellen van overschrijvingen voor taken ontvangen van TotalFlow Prep. De overschrijfwaarden kunnen conflicten veroorzaken met de waarden die in deze applicaties zijn ingesteld.
Opmerking: De eigenschap Aantal pagina's is een uitzondering. Als TotalFlow Production Manager het aantal pagina's in de taak kan vaststellen, gebruikt het dit daadwerkelijke aantal, ook als u een overschrijving heeft ingesteld.

Ga als volgt te werk om de standaardinstellingen en overschrijvingen van de workflow in te stellen voor taakeigenschappen:

  1. Klik in het tabblad Workflow met de rechtermuisknop op de workflow en klik vervolgens op Editor en eigenschappen.... Of dubbelklik op de workflow.

    Het dialoogvenster Workflow wordt weergegeven:

    Dialoogvenster Eigenschappen voor workflow: pagina Algemeen

  2. Klik in het dialoogvenster Eigenschappen voor workflow op Taakstandaarden.

    Het dialoogvenster Standaard taakinstellingen en overschrijvingen instellen voor workflow wordt weergegeven:

    Dialoogvenster Standaard taakinstellingen en overschrijvingen instellen voor workflow

    Opmerking: Als u van plan bent om taken via een van de TotalFlow-toepassingen in te dienen, dient u ervoor te zorgen dat eigenschappen die voor de optie Nieten zijn ingesteld, overeenkomen met de pagina Afwerking en in het hulpprogramma Subset. Zo ontstaan er geen conflicten tussen de bij de taak ingediende afwerkingsopties en de afwerkingsopties die door de workflow zijn ingesteld.
  3. Klik op de pagina-afbeeldingen om verschillende eigenschappen weer te geven.
  4. Voor meer informatie over een van de eigenschappen:
    1. Plaats de muisaanwijzer op de eigenschap.
    2. Klik op Vraagteken, de vraagtekenknop, naast de naam van de eigenschap.
  5. Voer voor de eigenschappen die u wilt wijzigen nieuwe waarden in of selecteer deze.
  6. Voor elke eigenschap die u instelt, klikt u op het pictogram om de waarde te markeren als een standaardinstelling of een overschrijving. Het pictogram schakelt tussen standaardafbeeldingen en overschrijfafbeeldingen.
    • Standaard wil zeggen dat de waarde een standaardwaarde is.
    • Overschrijven wil zeggen dat de waarde een overschrijving is.
  7. Om dezelfde waarde in te stellen voor alle eigenschappen, selecteert u Standaard of Overschrijven linksonder in het dialoogvenster.
  8. Klik op OK.

1.2.4.3 Printergroepen aanmaken

Printergroepen zijn groepen printers die samenwerken voor maximale efficiëntie. Wanneer u een taak naar een printergroep verstuurt, wijst TotalFlow Production Manager de taak toe aan de printer die deze taak het snelst kan afdrukken.

Ga als volgt te werk om een printergroep aan te maken:

  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
  3. Klik in de Objecten-pod links op Printergroepen en klik vervolgens op Nieuw....

    Het dialoogvenster Printergroep creëren wordt weergegeven:

    Dialoogvenster Printergroep aanmaken

  4. Voer de waarden in of selecteer deze voor de vereiste en optionele eigenschappen die moeten worden aangepast aan uw omgeving.
    1. U voegt een printer aan de groep toe door de printer te selecteren in de lijst Printers.
      U kunt dezelfde printer aan meerdere printergroepen toevoegen.
    2. U verwijdert een printer uit de groep door nogmaals op de printer te klikken.
  5. U kunt de functie Kopie splitsen gebruiken om de snelheid van het afdrukproces te verbeteren:
    1. Stel de optie Kopieën splitsen in op Ja en voer bij Drempel voor splitsen van kopieën een getal in. Dit getal is het maximale aantal kopieën van een taak waarna de functie Kopieën splitsen wordt geactiveerd.
      Hierdoor wordt de taak opgedeeld in kleinere taken. Deze kleinere taken worden toegewezen aan alle beschikbare printers in de printergroep, zodat de totale serie kopiën zo snel mogelijk wordt afgedrukt.
  6. Klik op OK.

1.2.4.3.1 Voorbeelden van gebruik van een printergroep

Hieronder vindt u enkele voorbeeldtaken voor gebruik van een printergroep met verschillende soorten printers.

1.2.4.3.1.1 Een printergroep met de optie Kopieën splitsen configureren

Zorg ervoor dat er op de TotalFlow Production Manager-server al een Passthrough-printer en een taakticket-printer zijn aangemaakt.
Maak eerst een printergroep aan en voeg hier vervolgens een Passthrough-printer en een taakticket-printer aan toe.

Ga als volgt te werk om de printergroep aan te maken:

  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
  3. Klik in de Objecten-pod links op Printergroepen en klik vervolgens op Nieuw.

    Het dialoogvenster Printergroep creëren wordt weergegeven:

    Dialoogvenster Printergroep aanmaken

  4. Selecteer de taakticket-printer en de passthrough-printer in Printers.
  5. Stel de taakticket-printer in als de Representatieve printer.
  6. Stel de optie Kopieën splitsen in op Aan.
  7. Stel Drempel voor splitsen van kopieën in op 5.
  8. Klik op OK om de printergroep aan te maken.
    U ziet de nieuwe printergroep op het tabblad Printergroepen.
  9. Maak vervolgens een workflow aan.
  10. Voor instructies om een workflow aan te maken, zie Workflows aanmaken.
  11. Voer een naam voor de workflow in.
  12. Selecteer Hotfolder of LPD als type taakindiening.
  13. Stel de nieuw gemaakte printergroep in als de Aangevraagde printer.
  14. Klik op OK om de workflow aan te maken.
  15. Zorg ervoor dat de printers in de printergroep en workflow zijn ingeschakeld.
  16. Selecteer de eerder aangemaakte workflow, klik op Eigenschappen voor workflow en klik vervolgens op Taakstandaarden.
  17. Stel op de pagina Eigenschappen voor taak in het veld Kopieën een aantal kopieën in dat meer is dan 5.
    Opmerking: Zorg ervoor dat deze instellingen niet als een overschrijfwaarde zijn ingesteld.
  18. Kopieer op de server waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd een PS-, PDF- of PCL-bestand naar de map die is ingesteld als de hotfolder voor de workflow.S
    Opmerking: Als u het aantal kopieën wilt splitsen tussen alle printers van de printergroep, moeten alle printers dezelfde functies hebben.

    De taken worden op basis van beschikbaarheid tussen de printers gesplitst. Als de representatieve printer zich in foutmodus bevindt of is uitgeschakeld, worden alle taken op de tweede printer afgedrukt; dit is in dit geval de Passthrough-printer.

    U kunt de taak zien in de Alle taken-pod van de Bewerkingen-pagina.

    Het aangemaakte PS-, PCL- of PDF-bestand staat op de volgende locatie op de server:-installation_path/aiw/aiw1/spool/default/jobs_ID/jobs_ID.print.ps

1.2.4.3.1.2 Een printergroep gebruiken als de taakticket-printer is uitgeschakeld

  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
  3. Zorg ervoor dat er op de TotalFlow Production Manager-server al een Passthrough-printer en een taakticket-printer zijn aangemaakt.
  4. Maak eerst een printergroep aan en voeg hier vervolgens de Passthrough-printer en de taakticket-printer aan toe.
  5. Stel de taakticket-printer in als de Representatieve printer.
  6. Stel de optie Kopieën splitsen in op Nee.
  7. Klik op OK om de printergroep aan te maken.
    U ziet de nieuwe printergroep op het tabblad Printergroepen.
  8. Maak vervolgens een workflow aan:
  9. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
  10. Klik in het tabblad Workflows op Nieuw....

    Het dialoogvenster Workflow creëren wordt weergegeven.

  11. Klik op Eigenschappen voor workflow.
  12. Voer op de pagina Algemeen een naam in voor de workflow.
  13. Selecteer Hotfolder of LPD als type taakindiening.
  14. Stel de nieuw gemaakte printergroep in als de Aangevraagde printer.
    Dialoogvenster Workflow creëren
  15. Klik op OK om de workflow aan te maken.
  16. Zorg ervoor dat de printers in de printergroep en workflow zijn ingeschakeld.
  17. Selecteer in het tabblad Printers de taakticket-printer die u heeft toegevoegd aan de printergroep en klik op Uitschakelen, het pictogram Uitschakelen.
  18. Kopieer op de server waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd een PostScript-, PDF- of PCL-bestand naar de map die is ingesteld als de hotfolder voor de workflow.

    U kunt de taak zien in de Alle taken-pod van de Bewerkingen-pagina. Aangezien het taakticket is uitgeschakeld, wordt de taak afgedrukt op de Passthrough-printer.

    Het aangemaakte PostScript-, PCL- of PDF-bestand staat op de volgende locatie op de server:-installation_path/aiw/aiw1/spool/default/jobs_ID/jobs_ID.print.ps

1.2.4.4 Verbindingen aanmaken

U kunt een portal gebruiken om taken aan te maken in een online printshop en deze taken toe te wijzen aan een printer via een TotalFlow Production Manager-verbinding.
U moet eerst een verbinding aanmaken tussen TotalFlow Production Manager en de portal van de printshop zodat TotalFlow Production Manager taken kan ontvangen van een online portal.

U heeft ook een gebruikersaccount nodig voor toegang tot de portal, en een aantal tokens die u van de aanbieder van de printservices krijgt.

Belangrijk: TotalFlow Production Manager gebruikt de proxy-instellingen van het systeem om verbinding te maken met MarcomCentral. Zorg ervoor dat de proxy-instellingen kloppen.

Voor het instellen van de proxy-instellingen opent u het dialoogvenster Eigenschappen voor server. Op de pagina Geavanceerd bewerkt u de velden HTTP-proxy en Poort.

Ga als volgt te werk om een verbinding aan te maken:

  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Klik in de menubalk op Configuratie.
  3. Klik in de Verbindingen-pod op Nieuw.

    Het dialoogvenster Verbinding aanmaken wordt weergegeven:

    Dialoogvenster Verbinding aanmaken

  4. Voer de waarden in of selecteer deze voor de vereiste en optionele eigenschappen die moeten worden aangepast aan uw omgeving.
    1. Bewerk het Naam-veld.
    2. Selecteer in de lijst Regio de regio van de server die u gebruikt, afhankelijk van uw hosting-omgeving.
    3. Voer de tokens in die u van de aanbieder van de printservices heeft gekregen voor de verschillende services die via de verbinding beschikbaar zijn. Tokens zijn unieke codes van 32 tekens voor de identificatie van het systeem van uw printshop. Vraag de tokens op bij de servicevertegenwoordiger voor uw printshop. Het is belangrijk dat de tokens geschikt zijn voor de regio die u heeft geselecteerd.
      Volgorde
      Met dit token kan TotalFlow Production Manager taken van de printshop ontvangen.
      Taakticket
      Met dit token kunt u gegevens verzamelen over taken in bestellingen van de shop.
      Product
      Gebruik dit token om alle beschikbare product-ID's te downloaden uit de shop waarmee u verbinding heeft. De product-ID's komen overeen met unieke items die u in de shop kunt bestellen. De productiesjablonen die bij de ID's horen bevatten de noodzakelijke verwerkingsinstructies voor TotalFlow Production Manager.
      Pakbon
      Gebruik dit token om pakbonnen aan te maken en bij te werken.
      Factuur
      Gebruik dit token om facturen aan te maken voor bestellingen.
      Betaling
      Gebruik dit token om betalingen van bestellingen aan te maken.
      Opmerking: U moet altijd de tokens Volgorde, Product en Taakticket gebruiken. De andere tokens zijn optioneel. Wanneer u een ongeldig token gebruikt, dan is de bijbehorende service van dit token niet beschikbaar voor de activiteiten in workflows vanTotalFlow Production Manager.
  5. Klik op Verbinding testen en importeren.
    Als de verbinding correct is geconfigureerd, wordt een bevestigingsbericht weergegeven.
  6. Klik op OK
  7. Om de communicatie tussen TotalFlow Production Manager en de portal te waarborgen, moet u ervoor zorgen dat de verbinding is ingeschakeld. Voor het inschakelen van de verbinding selecteert u de verbinding in het tabblad Verbindingen en klikt u op Ingeschakeld.
    Nadat u een verbinding heeft aangemaakt, kunt u de verbinding weergeven en de eigenschappen ervan bewerken in het tabblad Verbindingen op de pagina Bewerkingen.

1.2.4.5 Voorbereiding voor indienen van taak

U kunt taken indienen bij TotalFlow Production Manager via TotalFlow Prep of TotalFlow Production Manager Job Submission. U kunt ook methodes gebruiken zoals Snelle indiening, externe verbindingen, hotfolders of LPD. Welke verzendingsmethode u ook gebruikt, u moet een workflow aanmaken om de invoerbestanden te kunnen ontvangen.

1.2.4.5.1 Taken indienen met een Hotfolder configureren

Als u taken wilt indienen via FTP of bestandskopie, kunt u gebruikmaken van het protocol voor hotfolders.

Ga als volgt te werk om een workflow te configureren die gebruikmaakt van het hotfolderprotocol:

  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
  3. Maak een nieuwe workflow aan of configureer een bestaande workflow om taken uit een hotfolder te ontvangen:
    1. Selecteer Algemeen op de pagina Hotfolder als de waarde voor de eigenschap Type taakindiening.
      Dialoogvenster Virtuele printer aanmaken: de pagina Algemeen
    2. Voer in het veld Mappad het bestandspad naar de hotfolder in. U kunt ook de bladeroptie gebruiken om de hotfolder te selecteren.
      De standaard hotfolder is install_drive:\aiw\aiw1\System\hf.
        Belangrijk:
      • Als de workflow is aangemaakt met het standaardpad, dan is het bestandspad van de hotfolder: install_drive:\aiw\aiw1\System\hf\hot_folder_name
      • Geef de hele padnaam van de hotfolder op.
      • Zorg dat de hotfolder leeg is. Als deze bestanden bevat, zal TotalFlow Production Manager proberen ze af te drukken.
    3. Als u van plan bent om bestanden vanaf een FTP-server naar de hotfolder te kopiëren, volg dan deze stappen:
      1. Stel op de pagina Geavanceerd onder Hotfolder de eigenschap Voltooiingsmethode in.

        Dialoogvenster Workflow creëren: de pagina Geavanceerd

      2. Voeg een naam toe voor het triggerbestand. Het triggerbestand moet dezelfde naam hebben als het invoerbestand, maar met de extensie .trg. Het triggerbestand geeft aan dat het bijbehorende invoerbestand volledig is overgedragen.
      3. Stel de eigenschap Gegevens voor trigger in op een of meer reguliere expressies waarmee de afdrukbare invoerbestanden worden geïdentificeerd. Scheid meerdere reguliere expressies door middel van een komma. Voor meer informatie over reguliere expressies, zie Reguliere expressies. Als u bijvoorbeeld PDF- en PostScript-bestanden afdrukt, voert u deze reguliere expressies in:

        .*[Pp][Dd][Ff]$,.*[Pp][Ss]$

  4. Zorg ervoor dat de workflow is ingeschakeld.
      Opmerking:
    1. Als u taken met hotfolders indient, dient u rekening te houden met het feit dat de bestanden in een FIFO-volgorde worden verwerkt.
    2. De naam van een taak die met een hotfolder is ingediend, mag niet de volgende speciale tekens bevatten: ! " ; ' < = > \ ` ~. Als de taak wel één of meerdere zulke tekens bevat, verwerkt TotalFlow Production Manager de taak, maar wordt de taaknaam zonder de speciale tekens weergegeven.

1.2.4.5.1.1 Gegevens voor trigger

Geeft een of meer patroonovereenkomende tekenreeksen aan die de invoerbestanden identificeren die door deze workflow moeten worden geaccepteerd om die bestanden als enkele taken te kunnen verwerken.

De waarde gebruikt regex-syntaxis en de tekens in de waarde zijn hoofdlettergevoelig. Bijvoorbeeld .*PDF$,.*PS$ staan voor andere patronen dan .*pdf$,.*ps$. Scheid meerdere patronen van elkaar met komma's en zonder spaties.

Lengte: maximaal 255 bytes

Beperking: deze tekenreeks is niet geldig: ${

Standaardinstelling: .*$ Deze waarde betekent dat de workflow elk bestand kan accepteren dat taakgegevens bevat.

Als de eigenschap Voltooiingsmethode van de workflow Trigger is, controleert deze server eerst of er triggerbestanden zijn die overeenkomen met de waarde van de eigenschap Triggerpatroon. Vervolgens wordt er gecontroleerd op gegevenspatronen die overeenkomen met de waarde van de eigenschap Gegevens voor trigger.

1.2.4.5.1.2 Triggerpatroon

Geeft een of meer patroonovereenkomende tekenreeksen aan die triggerbestanden identificeren. Een activeringsbestand geeft aan dat het bijbehorende invoerbestand volledig is overgedragen.

Het activeringsbestand en het invoerbestand hebben dezelfde naam, maar hebben verschillende extensies. Als bijvoorbeeld de standaardreeks voor een overeenkomend activeringspatroon voor invoerapparaten wordt gebruikt, heeft een bestand met de naam STMT406.PDF een bijbehorend activeringsbestand met de naam STMT406.trg. De waarde gebruikt regex-syntaxis en de tekens in de waarde zijn hoofdlettergevoelig. Scheid meerdere patronen van elkaar met komma's en zonder spaties.

Lengte: maximaal 255 bytes

Beperking: deze tekenreeks is niet geldig: ${

Standaard: .*\.trg$

Om triggerbestanden te kunnen gebruiken, stelt u de eigenschap Voltooiingsmethode van de workflow in op Trigger.

Als de eigenschap Voltooiingsmethode van de workflow Trigger is, controleert TotalFlow Production Manager eerst of er triggerbestanden zijn die overeenkomen met de waarde van de eigenschap Triggerpatroon. Vervolgens wordt er gecontroleerd op gegevenspatronen die overeenkomen met de waarde van de eigenschap Gegevens voor trigger.

Het invoerbestand moet een extensie hebben. Zonder extensie wordt het niet gekoppeld aan een triggerbestand, zelfs als het triggerbestand wel bestaat.

Het triggerbestand hoeft geen inhoud te hebben.

1.2.4.5.1.3 Voltooiingsmethode

Geeft aan hoe door TotalFlow Production Manager wordt vastgesteld dat de bestandsoverdracht is voltooid voor een invoerbestand. De workflow gebruikt deze waarde om vast te stellen wanneer het volledige bestand is ontvangen en met de verwerking kan worden begonnen.

Waarden:

Bestand open: de workflow stelt vast dat de overdracht is voltooid als deze het invoerbestand kan openen voor een schrijfbewerking.

Geen: er wordt geen gedefinieerde methode gebruikt om te bepalen of de bestandsoverdracht is voltooid. De overdracht is voltooid zodra het invoerbestand door de workflow wordt gedetecteerd.

Trigger: de workflow stelt vast dat de overdracht is voltooid als deze het triggerbestand voor het invoerbestand ontvangt. Met de eigenschap Triggerpatroon wordt bepaald hoe een triggerbestand door de workflow wordt herkend. Een triggerbestand moet dezelfde naam hebben als het invoerbestand, maar met een andere extensie.

Stel de eigenschap Voltooiingsmethode in op Controleer grootte of Trigger voor bestanden die vanaf een FTP-server naar een hotfolder worden gekopieerd.

Opmerking: De bestanden worden in een ware FIFO-volgorde (first in, first out) verwerkt.

1.2.4.5.1.4 Bestandstypen

Met deze optie maakt de hotfolder taken aan van gekoppelde documentbestanden (PDF, PS, PCL of afbeeldingen) en taakticketbestanden.
Opties:
  • Documenten (standaard)

    Gebruik deze optie om een taak aan te maken voor elk documentbestand.

  • Documenten en JDF-bestanden

    Gebruik deze optie om taken aan te maken van gekoppelde documentbestanden en taakticketbestanden.

Opmerkingen over gebruik:
  • Het taakticket moet een verwijzing naar het documentbestand bevatten. De verwijzing naar het documentbestand moet er ongeveer als volgt uitzien: FileSpec URL="documentFileName" infoprint:NPage="1"/.
  • De taakticketbestanden moeten geldige TotalFlow JDF-bestanden zijn. We raden u aan taakticketbestanden aan te maken of te bewerken via de toepassing TotalFlow Production Manager Job Submission. Daarin kunt u JDF-bestanden laden en opslaan.

1.2.4.5.1.5 Methode voor samenvoegen

Geeft de methode aan waarmee PDF-bestanden worden samengevoegd in de hotfolder.
Waarden:
Geen (standaard)
Er is geen samenvoeging voltooid.
Samenvoegen bij een vast aantal
De samenvoegtool wacht totdat een vastgesteld aantal PDF-bestanden is ingediend en voegt alleen het vastgestelde aantal PDF-bestanden samen.
Samenvoegen bij polling-interval
De samenvoegtool controleert de PDF-bestanden in de hotfolderlocatie op het moment van polling en voegt alle geldige PDF-bestanden samen.
Eindebestand gebruiken
De samenvoegtool wacht totdat een EndFile is ontvangen en voegt de PDF-bestanden in de hotfolder samen die zijn ingediend vóór de EndFile. Als een batch PDF-bestanden wordt ingediend, gevolgd door een EndFile en daarna een nieuwe batch PDF-bestanden, worden op het moment van polling van de trigger alleen de voltooide bestanden in beschouwing genomen, op basis van de voltooiingsmethode die is gedefinieerd voor de eerste batch.

1.2.4.5.1.6 Samenvoegingsnummer

Als u Samenvoegen bij een vast aantal heeft geselecteerd als samenvoegmethode, geeft u aan hoeveel PDF-bestanden worden samengevoegd in de hotfolder.

1.2.4.5.2 Taken indienen met LPD configureren

Voordat u het LPD-protocol (Line Printer Daemon) kunt gebruiken om taken bij TotalFlow Production Manager in te dienen, moet u de workflows configureren die de taken ontvangen en bepalen welke hosts met het LPD-protocol taken bij TotalFlow Production Manager indienen. Tevens moet u mogelijk een aantal configuraties uitvoeren op deze hosts.
Ga als volgt te werk om het LPD-protocolgebruik te configureren:
  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Stop alle actieve LPD-processen op de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd.
    LPD-processen omvatten de LPD Service en de TCP/IP-afdrukserver, die als Windows-services actief zijn.
  3. Maak een nieuwe workflow aan of configureer een bestaande workflow voor het ontvangen van LPD-taken.
    Selecteer LPD als de waarde voor Type taakindiening.
    Dialoogvenster Workflow creëren
  4. Klik in de Server-pod op Systeem.

    Het dialoogvenster Eigenschappen voor server wordt weergegeven:

    Dialoogvenster Eigenschappen voor server

  5. Stel de servereigenschap Hosts die LPD-taken mogen indienen in om de hostnamen of IP-adressen op te geven van de hosts die taken mogen indienen met het LPD-protocol.
    • Scheid hostnamen en IP-adressen met puntkomma's.
    • U kunt jokertekens gebruiken in hostnamen en IP-adressen (bijvoorbeeld *.acmeproducten.com of 192.*). De waarde * betekent dat alle hosts taken mogen indienen. Waarden die alleen uit getallen, decimale punten en jokertekens bestaan, worden vergeleken met IP-adressen. Waarden die jokertekens en ten minste één alfabetisch teken bevatten, worden vergeleken met hostnamen. Een lege waarde betekent dat geen enkele host taken mag indienen.
    • De standaardinstelling is *.
    • Als u DNS (Domain Name Services) gebruikt, moet u de hostnaam volledig opgeven. Bijvoorbeeld: mathomhouse.micheldelving.org.
  6. Zorg ervoor dat de workflow is ingeschakeld in TotalFlow Production Manager.
    Opmerking: De workflow geeft geen statusinformatie weer als antwoord op de lpq-opdracht.
  7. Vanaf een hostsysteem dat u in stap 5 heeft gemachtigd, kunt u taken bij TotalFlow Production Manager indienen. Als er fouten optreden, corrigeert u de fouten die in berichten van het hostsysteem of door TotalFlow Production Manager worden aangegeven.

1.2.4.6 Papieren aanmaken

Met papier bedoelen we het papier, de enveloppen, de formulieren, de etiketten of de transparanten waarop taken worden afgedrukt. In TotalFlow Production Manager wordt elke taak toegewezen aan een printer die het papier gebruikt dat is vereist voor de taak.

In sommige gevallen maakt TotalFlow Production Manager automatisch een papiersoort aan om het papier dat voor een printer is gedefinieerd, te vertegenwoordigen. Op printerapparaten die een controlleroptie gebruiken, kunt u de papiercatalogus exporteren en het papier in TotalFlow Production Manager importeren. U kunt papier ook handmatig instellen.

1.2.4.6.1 Papier in TotalFlow Production Manager en andere programma's

Papier kan op veel verschillende plaatsen ingesteld worden, waaronder de TotalFlow Production Manager papiercatalogus, de toepassingen voor het verzenden van taken, de papiercatalogi van bepaalde printers en de instellingen van de invoerlades van bepaalde printers. Dit betekent dat papiersoorten met dezelfde naam andere eigenschappen kunnen hebben en dat papiersoorten met verschillende namen dezelfde eigenschappen kunnen hebben. Hier wordt verder uitgelegd hoe TotalFlow Production Manager bepaalt of het papier dat een taak aanvraagt en het papier in de invoerlade van de printer hetzelfde is. Dezelfde bepaling wordt ook gedaan voor papier in de papiercatalogus van de printer en het papier in de TotalFlow Production Manager papiercatalogus.

Om papiersoorten bij elkaar te zoeken, vergelijkt TotalFlow Production Manager waardes in deze volgorde:

  1. De papier-ID in de taakticket, indien aanwezig. Deze ID wordt met het papier Naam vergeleken. Als er geen papier wordt gevonden dat met Naam overeenkomt, wordt de vergelijking stopgezet.
  2. Als de job ticket geen papier-ID heeft, komen de papiereigenschappen overeen. Beheerders kunnen de servereigenschap Aangepaste overeenkomende opties instellen om te bepalen welke papiereigenschappen worden vergeleken.
  3. De papiernaam in de job ticket. Deze waarde wordt met het papier Naam vergeleken als het selectievakje Als opties niet overeenkomen, probeer dan alleen naam overeen te laten komen op de pagina Geavanceerd van het dialoogvenster Eigenschappen voor server is aangevinkt.
  4. Als de taakticket geen waarde voor een eigenschap bevat, wordt elke waarde in de papiercatalogus TotalFlow Production Manager als een overeenkomst voor die eigenschap beschouwd.

Als het aangevraagde papier voor een taak niet overeenkomt met het gedefinieerde papier in TotalFlow Production Manager, blijft de taak in Niet-toegewezen status Wordt uitgevoerd en zorgt TotalFlow Production Manager voor een Reden voor wachttijd dat hieraan gelijkwaardig is: "Er is geen printer met papier beschikbaar: Papier*". U kunt gedetailleerde informatie over de aangevraagde papiereigenschappen terugvinden die niet overeenkomen met de gedefinieerde papiereigenschappen van het takenlogboek. Om de taak verder te laten verwerken, moet u de papierinstellingen wijzigen zodat ze overeenkomen met die van de gedefinieerde papieren en de taak opnieuw indienen.

Als u taken indient van TotalFlow Prep, kunt u de overeenstemmingsopties voor de kenmerken voor TotalFlow Production Manager voor het vergelijken van de papierkenmerken kiezen in de pod TotalFlow Production Manager Server.

Als er pagina-uitzonderingen zijn in het ticket dan kan de papierinformatie voor de uitzonderingen worden weergegeven in het gedeelte Uitzonderingspagina's in Editor taakeigenschappen.

1.2.4.6.2 Papier automatisch aanmaken

Bij sommige printers maakt TotalFlow Production Manager automatisch papier aan om het printapparaat te vertegenwoordigen als u de printer maakt.
Belangrijk: Om onverwachte wijzigingen in de waarden van papiereigenschappen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat als er papieren voorkomen met dezelfde Papiernaam in de papiercatalogus, de bijbehorende eigenschappen voor alle printers hetzelfde worden gedefinieerd.

    1.2.4.6.3 Papiercatalogus voor printer importeren

    Op printerapparaten die de EFI Fiery-controlleroptie gebruiken, kunt u de papier-catalogus als een XML-bestand exporteren. U kunt papier maken door de catalogus in TotalFlow Production Manager te importeren.
      Opmerking:
    1. Om een volledige lijst met apparaten te bekijken waar u een papiercatalogus automatisch mee kunt importeren, raadpleeg het Printer Connector Leesmij-bestand.
    2. Om de JDF-/JMF-interface op deze printers in te schakelen, dient er een geschikte FJDF-patch te worden geïnstalleerd en ingeschakeld.
    3. Raadpleeg de documentatie van uw printerapparaat voor het exporteren van de papier-catalogus van een printer.

    De eigenschappen van papier die zijn gemaakt door het importeren van een papier-catalogus, worden ingesteld op waarden die overeenkomen met de waarde van de equivalente kenmerken in de papiercatalogus:

    Kenmerk Papier-catalogus TotalFlow Production Manager Eigenschap papier Opmerkingen
    Naam Naam De waarde is gebaseerd op de Naam-waarde, maar is ingekort tot 200 tekens en bevat geen ongeldige tekens.
    Belangrijk: Deze tekenreeksen veroorzaken fouten. Gebruik die niet in de Naam:
    • Een dollarteken gevolgd door een linkeraccolade (${) is niet toegestaan.
    • De Naam mag punten bevatten, maar mag niet uit alleen een of twee punten bestaan (.) of (..).
    Voorbedrukt Voorbedrukt  
    Beschrijving Beschrijving  

    Type

    Typedetails

    Papiertype  
    Aantal instellen Aantal in set  

    Papierformaat

    Standaardpapier

    Breedte

    Hoogte

    Eenheden

     
    Gewicht (gram) Gewicht (gram)  
    Perforatietype Voorgeperforeerd  
    Textuur Structuur  

    Naam van kleur

    Aangepaste naam van kleur

    Kleur  
    % gerecyclede inhoud Gerecycled materiaal (%)  
    Coating Coating (voorzijde)  
    Beschikbare zijden Afdrukzijden  

    Ondoorzichtigheid

    Ondoorzichtigheidsniveau

    Ondoorzichtigheid  

    Opmerking: Niet alle kenmerken die in de papier-catalogus kunnen worden opgenomen, hebben equivalenten in TotalFlow Production Manager. TotalFlow Production Manager negeert kenmerken zonder equivalenten.

    Ga als volgt te werk om een papier-catalogus te importeren:

    1. Open een Windows opdrachtprompt op een systeem waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd.
    2. In een Japanse omgeving stelt u het lettertype en de codepagina in:
      1. Rechter muisklik op de titelbalk van het venster met de opdrachtprompt.
      2. Klik op Eigenschappen en vervolgens op Lettertype.
      3. Selecteer MS Gothic en klik vervolgens op OK.
      4. Voer deze opdracht in om achter de huidige codepagina te komen:
        chcp
        De standaard Japanse codepagina is 932 (Shft-JIS).
      5. Voer deze opdracht in om de codepagina in UTF-8 te veranderen:
        chcp 65001
      Opmerking: De Windows opdrachtprompt geeft Japanse berichten in een aantal regels weer, waarbij het laatste deel van het bericht wordt herhaald. Dit is een Windows-probleem.
    3. Ga naar de install_path\bin-map.
      install_path is de map waar TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd.
    4. Voer een van deze opdrachten in:
      • Voer de volgende opdracht in om de papier-catalogus op dit systeem te importeren:
        fieryImport.pl -f=file_path
      • Voer de volgende opdracht in om de papier-catalogus op een extern systeem te importeren:
        fieryImport.pl -f=file_path -o=host_name -p=port_number
      file_path
      Is het XML-bestand waarnaar de papier-catalogus van de printer is geëxporteerd.
      host_name
      Is de hostnaam of het IP-adres van het systeem waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd.
      port_number
      Is de poort die de TotalFlow Production Manager gebruikersinterface gebruikt. De standaard poort is 15080 voor het HTTP-protocol of 15443 voor het HTPPS-protocol.
    5. Als u de codepagina heeft veranderd, verander deze dan terug. Als de oorspronkelijke codepagina bijvoorbeeld 932 was, voer dan deze opdracht in:
      chcp 932

      Bij printers die gebruik maken van Printer Connector is het mogelijk om de papiercatalogus van de printer via de webinterface te doorzoeken.

      Als u een printer zo wilt configureren dat TotalFlow Production Manager de papiercatalogus kan importeren, raadpleeg dan de documenten van Printer Connector.

    1.2.4.6.4 Papier handmatig instellen

    U kunt papier voor TotalFlow Production Manager ook handmatig instellen.
    Belangrijk: Willekeurig papier dat u handmatig instelt, wordt niet behandeld als cataloguspapier van de printer.

    Ga als volgt te werk om papiertypen aan te maken:

    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Configuratie.
    3. Ga als volgt te werk om nieuw papier aan te maken:
    4. Klik op Nieuw.
    5. Ga als volgt te werk om bestaand papier te kopiëren:
    6. Selecteer het op het tabblad Papiersoortenpod.
    7. Klik op Kopiëren.
      Het nieuwe papier krijgt met uitzondering van Papiernaam dezelfde eigenschapswaarden als het geselecteerde papier.

      Het dialoogvenster Aangepast papier aanmaken of Papier kopiëren wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Aangepast papier aanmaken

    8. Voer op elke pagina van het dialoogvenster de waarden in of selecteer deze voor de vereiste en optionele eigenschappen die moeten worden aangepast aan uw omgeving.
      Klik op de tabbladen van de pagina in de navigatiebalk links om naar een andere pagina te gaan.

      Als de papiersoort een papier in de papiercatalogus van een printer vertegenwoordigt, raadpleegt u Eigenschapswaarden van papier voor de juiste waarden.

    9. Klik op OK.
      U kunt ook nieuw papier aanmaken in het dialoogvenster Instellingen voor invoerlade. Zie Laden en papier aan een printer toewijzen voor meer informatie.

    1.2.4.7 Objecten van het ene naar het andere systeem kopiëren

    Als u objecten van het ene TotalFlow Production Manager-systeem wilt dupliceren naar een ander systeem, kunt u ze exporteren van het oorspronkelijke systeem en vervolgens importeren in het nieuwe systeem, in plaats van ze handmatig opnieuw te maken. Beheerders kunnen de server, printers, printergroepen, papier, gebruikers, rapporten, workflows, activiteiten en meldingen exporteren en importeren. Taken kunnen niet worden geëxporteerd en geïmporteerd.

    Als u een object importeert dat dezelfde naam heeft als een bestaand object van hetzelfde type, wordt de inhoud van het bestaande object overschreven met de nieuwe inhoud.

    Ga als volgt te werk om objecten van het ene systeem naar het andere te kopiëren:
    1. Op het bronsysteem:
      1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
      2. Klik in de menubalk op Configuratie.
      3. Klik in de Server-pod op Exporteren.

        Dit bestand wordt automatisch op het klantsysteem opgeslagen. De standaardnaam van dit bestand is TotalFlow_Production_Manager_Export_yyyy_mm_dd_hh_mm_ss.xml. Er is geen voorloopnul wanneer de waarde van maand, dag, uur, minuut of seconde slechts één cijfer is.

    2. Op het doelsysteem:
      1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
      2. Klik in de menubalk op Configuratie.
      3. Klik in de Server-pod op Importeren.

        Het dialoogvenster Objecten importeren wordt weergegeven:

        Dialoogvenster Importeer objecten

      4. Klik op Bladeren en selecteer het XML-bestand met de geëxporteerde objecten. Klik vervolgens op Openen of op Opslaan (afhankelijk van uw browser).

        De objecten uit dat bestand worden weergegeven. Standaard zijn al die items geselecteerd:

        Dialoogvenster Importeer objecten

      5. Selecteer de objecten die u wilt importeren. Sommige objecten in het bestand staan mogelijk al op uw apparaat. In dit geval wordt een bericht weergegeven om u hieraan te herinneren.
      6. Klik op OK.
        De objecten worden opgeslagen op de downloadlocatie die in de browser-instellingen is opgegeven.
          Opmerking:
        1. Wis de browsercache om ervoor te zorgen dat alle objecten correct zijn geïmporteerd.
        2. Wanneer u Aangepast-printers importeert of migreert, dient u ervoor te zorgen dat u ook de aangepaste printerdefinitiebestanden voor die printers importeert.

    1.2.4.8 Servereigenschappen instellen

    Servereigenschappen gelden voor de algehele TotalFlow Production Manager-omgeving. Een aantal van de eigenschappen gelden voor alle taken die in TotalFlow Production Manager worden gemaakt. Andere eigenschappen gelden voor alle gebruikers. Alleen beheerders kunnen servereigenschappen instellen.
    U stelt als volgt servereigenschappen in:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Configuratie.
    3. Klik in de Server-pod op de Systeem-afbeelding.

      Het dialoogvenster Eigenschappen voor server wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Eigenschappen voor server

    4. Voer voor de eigenschappen die u wilt wijzigen waarden in of selecteer deze.
    5. Klik op OK.

    1.2.4.8.1 Beveiliging instellen

    U kunt de toegang tot TotalFlow Production Manager beheren met gebruikersnamen en wachtwoorden.

    1.2.4.8.1.1 Gebruikersmachtigingen

    Elke TotalFlow Production Manager gebruiker heeft een machtigingsniveau op basis van taakvereisten.

    TotalFlow Production Manager biedt machtigingen voor Beheerder, Gebruiker en Controle. Gebruikers met deze bevoegdheden kunnen de volgende acties uitvoeren:

    Handeling Pagina, pod of object Beheerder Gebruiker Controle
    Weergeven De pagina Bewerkingen Ja Ja Ja
    De pagina Wachtrijen Ja Ja Ja
    De pagina Configuratie Ja Ja Nee
    De pagina Rapporten Ja Nee Nee
    Eigenschappen en logboek weergeven Printer Ja Ja Nee
    Printergroep Ja Ja Nee
    Workflow Ja Ja Nee
    Server Ja Nee Nee
    Papier Ja Ja Nee
    Gebruiker Ja Nee Nee
    Taak Ja Ja Nee
    Activiteit Ja Nee Nee
    Verbinding Ja Nee Nee
    Status weergeven Printer Ja Ja Nee
    Taak Ja Ja Nee
    Lees-/schrijfeigenschappen wijzigen Printer Ja Ja Nee
    Printergroep Ja Nee Nee
    Workflow Ja Ja Nee
    Server Ja Nee Nee
    Papier Ja Ja Nee
    Gebruiker Ja Nee Nee
    Taak Ja Ja Nee
    Activiteit Ja Nee Nee
    Verbinding Ja Nee Nee
    Aanmaken Printer Ja Nee Nee
    Printergroep Ja Nee Nee
    Workflow Ja Nee Nee
    Papier Ja Ja Nee
    Gebruiker Ja Nee Nee
    Rapport Ja Nee Nee
    Activiteit Ja Nee Nee
    Verbinding Ja Nee Nee
    Verwijderen Printer Ja Nee Nee
    Printergroep Ja Nee Nee
    Workflow Ja Nee Nee
    Papier Ja Ja Nee
    Gebruiker Ja Nee Nee
    Taak Ja Ja Nee
    Rapport Ja Nee Nee
    Activiteit Ja Nee Nee
    Verbinding Ja Nee Nee
    Exporteren Printer Ja Nee Nee
    Printergroep Ja Nee Nee
    Workflow Ja Nee Nee
    Papier Ja Nee Nee
    Gebruiker Ja Nee Nee
    Rapport Ja Nee Nee
    Melding Ja Nee Nee
    Verbinding Ja Nee Nee
    Importeren Printer Ja Nee Nee
    Printergroep Ja Nee Nee
    Workflow Ja Nee Nee
    Papier Ja Nee Nee
    Gebruiker Ja Nee Nee
    Rapport Ja Nee Nee
    Melding Ja Nee Nee
    Verbinding Ja Nee Nee
    Meldingen maken en bewerken Printer Ja Ja Nee
    Workflow Ja Ja Nee
    Taak Ja Ja Nee
    Inschakelen Printer Ja Ja Nee
    Workflow Ja Ja Nee
    Verbinding Ja Ja Nee
    Uitschakelen Printer Ja Ja Nee
    Workflow Ja Ja Nee
    Verbinding Ja Ja Nee
    Standaardinstellingen en overschrijvingen instellen voor taakeigenschappen Workflow Ja Ja Nee
    Laden en papier toewijzen Printer Ja Ja Nee
    Taken weergeven Printer Ja Ja Ja
    Taken indienen Workflow Ja Ja Nee
    Internetpagina weergeven Printer Ja Ja Nee
    Papierwijziging maken Printer Ja Ja Nee
    Goedkeuren Taak Ja Ja Nee
    Verplaatsen naar printer Taak Ja Ja Nee
    Printvolgorde wijzigen Taak Ja Ja Nee
    Uitstellen Taak Ja Ja Nee
    Afkeuren Taak Ja Ja Nee
    Hervatten Taak Ja Ja Nee
    Vasthouden Taak Ja Ja Nee
    Samenvoegen Taak Ja Ja Nee
    Bestellingdetails bewerken Taak Ja Ja Nee
    Bestelling voltooien Taak Ja Ja Nee
    Toewijzen aan workflow Taak Ja Ja Nee
    Opnieuw afdrukken Taak Ja Ja Nee
    Opnieuw verwerken Taak Ja Ja Nee
    Preflight-rapport weergeven Taak Ja Ja Nee
    Wachtwoord wijzigen Gebruiker Ja Alleen eigen wachtwoord Alleen eigen wachtwoord
    Bewerken Workflow Ja Nee Nee
    Verbinding Ja Ja Nee
    Door server bladeren Printer Ja Ja Nee
    Workflow Ja Nee Nee
    Bestand uploaden Printer Ja Ja Nee
    Workflow Ja Nee Nee
    Product bijwerken Verbinding Ja Ja Nee

    1.2.4.8.1.2 Gebruikers aanmaken

    Gebruikers hebben een TotalFlow Production Manager-gebruikersnaam nodig om toegang tot het systeem te krijgen en TotalFlow Production Manager-acties uit te voeren. Deze gebruikersnamen zijn niet hetzelfde als Windows-gebruikersnamen.
    U maakt als volgt een gebruiker:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Configuratie.
    3. Klik in de Gebruikers-pod op Nieuw

      Het dialoogvenster Gebruiker aanmaken wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Gebruiker aanmaken

    4. Voer voor de vereiste eigenschappen waarden in of selecteer deze.
      • Gebruikersnamen zijn hoofdlettergevoelig.
      • Wachtwoorden kunnen 8 tot 32 bytes lang zijn. Ze zijn hoofdlettergevoelig en mogen niet de volgende tekens bevatten:
        • ' (apostrof)
        • < (kleiner dan)
        • = (isgelijkteken)
        • > (groter dan)
        • ` (accent grave)
        • | (verticale streep)
        • ~ (tilde)
        • [DEL] (Delete-toets)
        • Alle controletekens
    5. Klik op OK.
    Breng de gebruiker op de hoogte van de door u gemaakte gebruikersnaam en wachtwoord. Gebruikers moeten hun wachtwoorden wijzigen zodra ze zich de eerste keer aanmelden.

    Om de activiteitenlogs van de gebruiker te bekijken, klikt u met de rechtermuisknop op de gebruikersnaam, of selecteert u de gebruikersnaam en klikt u op Meer en selecteert u vervolgens Logbestand....

    Logboeken tonen voor gebruiker
    Configureer de weergaveopties naar wens in het paneel dat wordt geopend.

    1.2.4.8.1.3 Teller voor het verlopen van wachtwoorden instellen

    Beheerders kunnen instellen hoelang wachtwoorden in het systeem mogen worden gebruikt, voordat ze moeten worden gewijzigd. De beperking geldt voor alle gebruikers.
    Ga als volgt te werk om een teller voor het verlopen van wachtwoorden in te stellen:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Configuratie.
    3. Selecteer Systeem in de Server-pod en klik vervolgens op Eigenschappen.
      Het dialoogvenster Eigenschappen voor server wordt weergegeven.
    4. Klik op Geavanceerd.
      Dialoogvenster Eigenschappen voor server: de pagina Geavanceerd
    5. Typ in het veld Maximale wachtwoordduur het aantal dagen dat een wachtwoord kan worden gebruikt voordat het verloopt.
    6. Klik op OK.

    1.2.4.8.1.4 Timer voor automatisch afmelden instellen

    Beheerders kunnen instellen hoelang een gebruiker mag zijn aangemeld zonder dat die gebruiker iets doet. Na het verstrijken van die tijdsduur wordt de gebruiker automatisch afgemeld. De beperking geldt voor alle gebruikers.
    Opmerking: De Timer voor automatisch afmelden geldt niet voor aanmeldsessies die actief zijn wanneer u de timer instelt. De timer wordt pas op de huidige gebruikers van toepassing bij de volgende keer dat deze zich aanmelden.

    Ga als volgt te werk om een timer voor automatisch afmelden in te stellen:

    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Configuratie.
    3. Klik in de Server-pod op Systeem en vervolgens op Eigenschappen
      Het dialoogvenster Eigenschappen voor server wordt weergegeven.
    4. Klik op Geavanceerd.
      Dialoogvenster Eigenschappen voor server: de pagina Geavanceerd
    5. Geef in het veld Timer voor automatisch afmelden (minuten) het aantal minuten op dat een gebruiker inactief mag zijn voordat hij of zij automatisch wordt afgemeld.
    6. Klik op OK.

    1.2.4.8.1.5 Wachtwoorden beheren

    Gebruikers moeten beschikken over een TotalFlow Production Manager-gebruikersnaam en een wachtwoord om toegang te krijgen tot het systeem en om handelingen te kunnen uitvoeren in TotalFlow Production Manager.

    1.2.4.8.1.5.1 Uw wachtwoord wijzigen

    In TotalFlow Production Manager wordt u gevraagd uw wachtwoord te wijzigen wanneer dit is verlopen. U kunt het wachtwoord vaker wijzigen.

    Ga als volgt te werk om uw wachtwoord te wijzigen:

    1. Klik aan de rechterkant van de menubalk op admin_username en klik vervolgens op Wachtwoord wijzigen....
      De gebruikersnaam is uw aanmeldingsnaam.

      Het dialoogvenster Wachtwoord wijzigen voor gebruiker wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Wachtwoord wijzigen voor gebruiker

    2. Voer uw wachtwoord in in het veld Huidig wachtwoord.
    3. Typ het nieuwe wachtwoord in het veld Nieuw wachtwoord en in het veld Bevestiging wachtwoord.
      Wachtwoorden kunnen 8 tot 32 bytes lang zijn. Ze zijn hoofdlettergevoelig en mogen niet de volgende tekens bevatten:
      • ' (apostrof)
      • < (kleiner dan)
      • = (isgelijkteken)
      • > (groter dan)
      • ` (accent grave)
      • | (verticale streep)
      • ~ (tilde)
      • ${ (dollarteken gevolgd door linkerhaakje)
      • [DEL] (Delete-toets)
      • Alle controletekens
    4. Klik op OK.

    1.2.4.8.1.5.2 Het wachtwoord wijzigen voor een andere gebruiker

    Beheerders kunnen het wachtwoord voor andere gebruikers wijzigen.
    Ga als volgt te werk om het wachtwoord voor een andere gebruiker te wijzigen:
    1. Klik in de menubalk op Configuratie.
    2. Selecteer in de pod Gebruikers de gebruiker voor wie u het wachtwoord wilt wijzigen.
    3. Klik op Andere acties, het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op Wachtwoord opnieuw instellen....

      Het dialoogvenster Wachtwoord opnieuw instellen voor gebruiker wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Wachtwoord opnieuw instellen voor gebruiker

    4. Voer in het veld Nieuw wachtwoord en het veld Bevestiging wachtwoord een tijdelijk wachtwoord in voor de gebruiker.
      Wachtwoorden kunnen 8 tot 32 bytes lang zijn. Ze zijn hoofdlettergevoelig en mogen niet de volgende tekens bevatten:
      • ' (apostrof)
      • < (kleiner dan)
      • = (isgelijkteken)
      • > (groter dan)
      • ` (accent grave)
      • | (verticale streep)
      • ~ (tilde)
      • ${ (dollarteken gevolgd door linkerhaakje)
      • [DEL] (Delete-toets)
      • Alle controletekens
    5. Klik op OK.
    6. Stel de gebruiker op de hoogte van het tijdelijke wachtwoord.
      Wanneer de gebruiker zich in TotalFlow Production Manager aanmeldt met dit wachtwoord, wordt de gebruiker gevraagd het wachtwoord te wijzigen.

    1.2.4.8.1.6 Gebruik van het LPD-protocol beperken voor het indienen van taken

    Beheerders kunnen het aantal hosts beperken dat het LPD-protocol mag gebruiken om taken bij workflows in te dienen.
    Ga als volgt te werk om het gebruik van het LPD-protocol voor het versturen van taken te beperken:
    1. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    2. Klik in de Server-pod op Systeem.
      Het dialoogvenster Eigenschappen voor server wordt weergegeven:
      Dialoogvenster Eigenschappen voor server
    3. Stel de servereigenschap Hosts die LPD-taken mogen indienen in om de hostnamen of IP-adressen op te geven van de hosts die taken mogen indienen met het LPD-protocol.
      • Scheid hostnamen en IP-adressen met puntkomma's.
      • U kunt jokertekens gebruiken in hostnamen en IP-adressen (bijvoorbeeld *.acmeproducten.com of 192.*). De waarde * betekent dat alle hosts taken mogen indienen. Waarden die alleen uit getallen, decimale punten en jokertekens bestaan, worden vergeleken met IP-adressen. Waarden die jokertekens en ten minste één alfabetisch teken bevatten, worden vergeleken met hostnamen. Een lege waarde betekent dat geen enkele host taken mag indienen.
      • De standaardinstelling is *.
      • Als u DNS (Domain Name Services) gebruikt, moet u de hostnaam volledig opgeven. Bijvoorbeeld: mathomhouse.micheldelving.org.
    4. Klik op OK.

    1.2.4.8.2 Een e-mailserver instellen

    U kunt TotalFlow Production Manager zo instellen dat er via een SMTP-server e-mailmeldingen worden verstuurd over gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan bij printers, workflows en taken.
    Ga als volgt te werk om een e-mailserver in te stellen:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Configuratie.
    3. Klik in de Server-pod op Systeem en vervolgens op Eigenschappen het pictogram Eigenschappen.
    4. Klik op E-mail in het dialoogvenster Eigenschappen voor server dat wordt geopend.

      De pagina E-mail van het dialoogvenster Eigenschappen voor server wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Eigenschappen voor server: de pagina E-mail

    5. Typ of selecteer op deze pagina de waarden voor de eigenschappen.
    6. Klik op OK.

    1.2.4.8.3 Kleurbeheersysteem instellen

    Omdat verschillende apparaten kleuren verschillend kunnen weergeven, moet u misschien algemene kleurinstellingen op serverniveau aanmaken, zodat kleuren kunnen worden geconverteerd van het ene apparaat naar het andere. Deze actie wordt uitgevoerd tijdens de Preflight-activiteit, wat betekent dat de taken verwerkt moeten worden via een workflow die deze activiteit bevat. Deze instellingen zijn van toepassing voor alle objecten in de verwerkte PDF-bestanden of afzonderlijk op specifieke typen objecten, tenzij andere instellingen, zoals het uitvoerprincipe, deze overschrijven.
    Ga als volgt te werk om uw Preflight-kleurbeheer-voorkeuren in te stellen:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Configuratie.
    3. Klik in de Server-pod op Systeem en vervolgens op Eigenschappen het pictogram Eigenschappen.
      Het dialoogvenster Eigenschappen voor server wordt weergegeven.
    4. Klik op Preflight-kleurbeheer.

      U ziet de pagina Preflight-kleurbeheer van het dialoogvenster Eigenschappen voor server:

      Dialoogvenster Eigenschappen voor server: de pagina Kleurbeheer

    5. Algemene instellingen
    6. Klik de optiegroep Algemene instellingen open.
    7. Zorg ervoor dat het selectievakje Kleurbeheer inschakelen is aangevinkt. Preflight-kleurbeheer werkt niet wanneer u dit niet doet.
    8. Stel de International Color Consortium (ICC)-profielen in voor de drie kleurmodellen:
      • Grijs
      • RGB
      • CMYK
      Dialoogvenster Eigenschappen voor server: ICC-profielen
    9. Selecteer onder Bron het ICC-profiel voor elk van de drie kleurmodellen voor de invoerbestanden. Indien u een ICC-profiel wilt gebruiken dat u eerder heeft aangemaakt en heeft opgeslagen op de server, gebruikt u de Bladeren-optie om deze te selecteren.
    10. Selecteer De Output Intent overschrijft het geselecteerde ICC-profiel indien u een uitvoerprincipeprofiel wilt toepassen dat is geïnstalleerd met de apparaatsoftware.
    11. Selecteer onder Doel Ander ICC-profiel gebruiken dan bron indien u een ander ICC-profiel wilt gebruiken voor de uitvoer-PDF.
    12. Selecteer het ICC-profiel voor elk van de drie kleurmodellen voor de uitvoerbestanden. Indien u een ICC-profiel wilt gebruiken dat u eerder heeft aangemaakt en heeft opgeslagen op de server, gebruikt u de Bladeren-optie om deze te selecteren.
    13. Selecteer De Output Intent overschrijft het geselecteerde ICC-profiel indien u een uitvoerprincipeprofiel wilt toepassen dat is geïnstalleerd met de apparaatsoftware.
    14. Selecteer in het veld CMM-engine de Color Management Module (CMM). De CMM bevat de daadwerkelijke uitvoerbare code die de ICC-profielinformatie gebruikt die u eerder heeft opgegeven, voor een consistente conversie van de kleuren in een document.
    15. Selecteer een opbouwmethode uit de optielijst Opbouwprincipe.
    16. Selecteer Zwartpunt compensatie gebruiken, als u deze optie nodig heeft. De BPC-optie wordt aanbevolen voor afbeeldingen met veel schaduwen.
    17. Afbeeldingen
    18. Zorg ervoor dat het selectievakje Kleurbeheer inschakelen is aangevinkt.
    19. Indien u andere kleurinstellingen nodig heeft, voert u waarden in of selecteert u deze naar wens in de eigenschappen.
    20. Klik op OK.

    1.2.4.8.4 Lettertypen instellen voor preflight-activiteit

    U kunt het gebruik van bepaalde lettertypen in TotalFlow Production Manager instellen voor het preflighten van PDF-bestanden. Slaat de lettertype-instellingen op de server op voordat TotalFlow Production Manager wordt ingesteld voor het gebruik ervan.
    Om de lettertypemappen in te stellen die u wilt gebruiken tijdens de Preflight-activiteit:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Configuratie.
    3. Klik in de Server-pod op Systeem en vervolgens op Eigenschappen het pictogram Eigenschappen.
      Het dialoogvenster Eigenschappen voor server wordt weergegeven.
    4. Klik op Lettertypen.

      De pagina Lettertypen van het dialoogvenster Eigenschappen voor server wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Eigenschappen voor server: de pagina E-mail

    5. Klik op Toevoegen
    6. In het dialoogvenster dat wordt geopend, selecteert u de lettertypemappen die u wilt gebruiken voor het preflighten van PDF-bestanden of u maakt er een middels de functie Map toevoegen, het pictogram Toevoegen.
    7. Klik op OK.

    1.2.4.8.5 PostScript-converteeropties instellen

    Indien u PostScript-bestanden wilt afdrukken, kunt u TotalFlow Production Manager configureren om ze te converteren in PDF-bestanden.
    Ga als volgt te werk om de PostScript-converteeropties in te stellen:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Configuratie.
    3. Klik in de Server-pod op Systeem en vervolgens op Eigenschappen het pictogram Eigenschappen.
      Het dialoogvenster Eigenschappen voor server wordt weergegeven.
    4. Klik op Converteren.

      U ziet de pagina Converteren van het dialoogvenster Eigenschappen voor server:

      Dialoogvenster Eigenschappen voor server: converteren

    5. Typ of selecteer op deze pagina de waarden voor de eigenschappen.
    6. Klik op OK.

    1.2.4.9 Meldingen aanmaken

    Operators en beheerders kunnen TotalFlow Production Manager zo instellen dat er via e-mail meldingen worden verstuurd over gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan bij printers, workflows en taken.
    Voordat u meldingen aanmaakt, controleert u of TotalFlow Production Manager is geconfigureerd om e-mails te verwerken via een SMTP-server.

    Ga als volgt te werk om een melding te maken:

    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als operator of beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    3. Klik in de werkbalk van het tabblad Printers, het tabblad Workflows, of de Alle taken-pod op Instellingen, het pictogram voor instellingen, en klik vervolgens op Meldingen....
      Het objecttype is bepalend voor het dialoogvenster dat wordt weergegeven. Hieronder ziet u een voorbeeld van een pagina in het dialoogvenster Printermeldingen.
    4. Klik op Nieuw.

      Het dialoogvenster Melding toevoegen wordt weergegeven:

      Het dialoogvenster voor het maken van nieuwe printermeldingen

    5. Typ of selecteer waarden in de velden.
      De andere velden in het dialoogvenster kunnen afhankelijk van het type melding dat u selecteert, worden gewijzigd.
      1. Selecteer voor printers en workflows of de melding moet gelden voor één specifiek object of voor alle objecten van dat type.
        Taakmeldingen gelden altijd voor alle taken.
      2. Doe het volgende voor meldingen wanneer de waarde van een eigenschap is gewijzigd:
        1. Selecteer in Eigenschap de naam van een eigenschap.
        2. Selecteer in Vergelijking een vergelijkingsoperator.

          De lijst met operatoren is afhankelijk van het type waarde dat de geselecteerde taakeigenschap kan bezitten:

          Operator Opsommingswaarden Numerieke waarden, inclusief datums en tijden Andere waarden
          Gelijk aan Ja Ja  
          Niet gelijk aan Ja    
          Kleiner dan   Ja  
          Groter dan   Ja  
          Bevat     Ja
          Bevat niet     Ja
          Niet ingesteld   Ja Ja

        3. Typ of selecteer in Waarde de waarde die u wilt laten overeenkomen.
        4. Om een andere eigenschap te selecteren, klikt u op Toevoegen, het pictogram Toevoegen. U kunt maximaal drie paren eigenschapswaarden selecteren.

          Belangrijk: Als u meerdere voorwaarden voor een melding opgeeft, moet aan alle voorwaarden worden voldaan om de melding te kunnen verzenden.

        5. Klik op OK.

    1.2.4.10 Het logboekschema veranderen

    Standaard wordt elke dag tussen middernacht en 2:59 uur oude logboekinformatie naar controlebestanden verplaatst en worden controlebestanden verwijderd. Dit tijdstip kunt u wijzigen.

    Logboeken bevatten berichten die in de afgelopen drie dagen zijn weergegeven. Na drie dagen wordt de logboekinformatie voor andere objecten dan taken verplaatst naar controlebestanden in de map installlatiestation:\aiw\aiw1\audit\objecttype. De taaklogboeken blijven echter net zolang in het systeem staan als de taak. Wanneer de taak wordt verwijderd, worden de logboekgegevens naar de controlebestanden verplaatst.

    Controlebestanden blijven 28 dagen in het systeem staan, waarna ze automatisch worden verwijderd.

    U kunt als volgt het tijdstip voor het verplaatsen van logboekinformatie naar de controlebestanden of het verwijderen van logboekinformatie wijzigen:

    1. Open een Windows-opdrachtregel en ga daarin naar de map waar TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd.
    2. Voer deze opdracht in:
      changeAuditTime.pl start_time end_time
      begintijd
      Dit is het vroegste uur waarin logboekinformatie kan worden verplaatst of verwijderd. Dit moet een heel getal zijn tussen 0 en 23.
      eindtijd
      Dit is het begin van het laatste uur waarin logboekinformatie kan worden verplaatst of verwijderd. Het verplaatsen en verwijderen kan doorgaan tot 59 minuten na dit uur. Dit moet een heel getal zijn tussen 0 en 23.
    U voert bijvoorbeeld de volgende opdracht in om logboekinformatie tussen 23:00 uur en 0:59 uur te verplaatsen of verwijderen:
    changeAuditTime.pl 23 0

    1.2.4.11 Clientcomputers configureren

    Voer de taken in deze sectie uit op elke computer die toegang tot TotalFlow Production Manager heeft.

    1.2.4.11.1 Aanmelden bij TotalFlow Production Manager

    Elke gebruiker heeft de volgende informatie nodig om zich bij TotalFlow Production Manager te kunnen aanmelden.
    Webbrowserconfiguratie
    Gebruikers kunnen via een webbrowser vanaf een Windows-computer de aanmeldingspagina openen. Voordat gebruikers de inlogpagina openen, dienen bepaalde instellingen voor hun internetbrowser te worden aangepast, zoals de instellingen voor cookies en actieve scripts, en moet Adobe Reader worden geïnstalleerd.
    Gebruikersnaam en wachtwoord
    Breng gebruikers op de hoogte van hun aanmeldingsnamen en tijdelijke wachtwoorden die zijn aangemaakt. De gebruikers moeten hun wachtwoorden wijzigen, nadat zij zich voor het eerst bij het systeem hebben aangemeld.
    URL voor de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface
    De URL waarmee alle gebruikers toegang krijgen tot de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface, is http://hostnaam:15080/TFPM. De naam van de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd, is hostnaam.
    Machtiging voor aanmelding
    Bij elke gebruiker die u heeft ingesteld, hoort een set handelingen die de gebruiker mag uitvoeren op basis van de bevoegdheid die u voor de desbetreffende gebruiker heeft ingesteld. Deel aan de gebruikers mee welke acties zij mogen uitvoeren in de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface.
    Opmerking: Zorg ervoor dat u de gebruikers inlicht over de Gebruikershandleiding in HTML en hoe zij deze kunnen openen. De URL voor de Gebruikershandleiding is http://hostnaam:15888/help/index.jsp. De naam van de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd, is hostnaam. U kunt de Gebruikershandleiding met behulp van dat adres overal in uw netwerk openen, zelfs als u niet bij TotalFlow Production Manager bent aangemeld.

    1.2.4.11.1.1 Mozilla Firefox configureren

    Om met Mozilla Firefox toegang te krijgen tot TotalFlow Production Manager, moet u de browser configureren.
    Opmerking: Deze procedure beschrijft hoe u Mozilla Firefox 116 configureert in Windows 11. Er zijn mogelijk kleine verschillen met andere versies van Firefox of Windows.

    Ga als volgt te werk om Mozilla Firefox te configureren:

    1. Open Firefox.
    2. Typ de volgende opdracht in de adresbalk:
      about:config
    3. Druk op Enter.
      Er wordt een waarschuwing weergegeven.
    4. Klik op Het risico accepteren en doorgaan

      De pagina Geavanceerde voorkeuren wordt geopend.

    5. Typ javascript.enabled in de zoekbalk.
    6. Zorg ervoor dat de waarde voor javascript.enabled op true is ingesteld.
    7. Ga als volgt te werk om de taal te wijzigen die TotalFlow Production Manager gebruikt voor de gebruikersinterface:
      1. Klik rechtsboven op het pictogram van het menu voor het openen van de toepassing en selecteer vervolgens Instellingen in het menu.
      2. Blader op de pagina Algemeen omlaag naar Taal en vormgeving Taal.
      3. Klik op de knop Kiezen naast Talen van uw voorkeur kiezen voor het weergeven van webpagina's

        Het dialoogvenster Taalinstellingen voor webpagina's wordt weergegeven.

      4. Als de taal van uw voorkeur niet in de lijst staat, klik dan op Selecteer een taal om toe te voegen, selecteer vervolgens een taal en klik op Toevoegen.
      5. Selecteer de taal van uw voorkeur en klik op Omhoog verplaatsen totdat deze taal het eerste item in de lijst is.
        TotalFlow Production Manager ondersteunt de volgende talen:
        • Nederlands
        • Engels
        • Frans
        • Duits
        • Italiaans
        • Japans
        • Spaans
          Opmerking:
        • Als u de browsertaal instelt op een taal die niet wordt ondersteund, gebruikt TotalFlow Production Manager standaard het Engels.
        • Als er meer dan één locatie beschikbaar is voor een taal, bijvoorbeeld English\United Kingdom [en-gb] en English\United States [en-us], maakt het niet uit welke locatie u kiest.
      6. Klik op OK.
    8. Blader op de pagina Privacy en beveiliging omlaag naar Geschiedenis.
    9. Klik op het pijltje naast Firefox zal en selecteer Aangepaste instellingen gebruiken voor geschiedenis.
    10. Selecteer in de lijst met opties de optie Browse- en downloadgeschiedenis onthouden.

    1.2.4.11.1.2 Google Chrome configureren

    Om met Google Chrome toegang te krijgen tot TotalFlow Production Manager, dient u de browser te configureren.
    Opmerking: Deze procedure beschrijft hoe u Chrome 116 configureert in Windows 11. Er is mogelijk sprake van kleine verschillen in andere versies van Windows of Chrome.

    Ga als volgt te werk om Google Chrome te configureren:

    1. Klik op het configuratiepictogram Google Chrome aanpassen en beheren en klik vervolgens op Instellingen.

      De pagina Instellingen wordt weergegeven.

    2. Open het tabblad Privacy en beveiliging.
    3. Klik op Cookies van derden.
    4. Blader omlaag naar Cookies van derden toestaan en klik op Toevoegen.
    5. Voer http://hostname:15080/TFPM in.
    6. Ga terug naar het tabblad Privacy en beveiliging en klik op Site-instellingen
    7. Klik op JavaScript en selecteer Sites kunnen JavaScript gebruiken.
    8. Ga als volgt te werk om de taal te wijzigen die TotalFlow Production Manager gebruikt voor de gebruikersinterface:
      1. Ga op de pagina Instellingen naar het tabblad Talen.

        Het dialoogvenster Voorkeurstalen wordt weergeven.

      2. Klik op Talen toevoegen.
      3. Selecteer een taal in de lijst en klik op Toevoegen.
        TotalFlow Production Manager ondersteunt de volgende talen:
        • Nederlands
        • Engels
        • Frans
        • Duits
        • Italiaans
        • Japans
        • Spaans
          Opmerking:
        • Als u de browsertaal instelt op een taal die niet wordt ondersteund, gebruikt TotalFlow Production Manager standaard het Engels.
        • Als er van een taal meerdere taalgebieden beschikbaar zijn, bijvoorbeeld Engels en Engels (Verenigde Staten), maakt het niet uit welk taalgebied u kiest.
        De talen die u hebt toegevoegd, worden weergegeven in de lijst Voorkeurstalen.
      4. Selecteer de gewenste taal en klik op Meer acties.
      5. Selecteer de optie Google Chrome in deze taal weergeven en klik vervolgens op Opnieuw opstarten.

    1.2.4.11.1.3 Microsoft Edge configureren

    Als u TotalFlow Production Manager wilt openen in Microsoft Edge, moet u de browser configureren.
    Opmerking: Deze procedure beschrijft hoe u Microsoft Edge configureert in Windows 11. Er is mogelijk sprake van kleine verschillen in andere versies van Windows of Edge.

    Ga als volgt te werk om Microsoft Edge te configureren:

    1. Klik op Instellingen en meer, het pictogram Instellingen en meer en vervolgens op Instellingen.
    2. Klik op , het pictogram van het menu Instellingen linksboven op de pagina.
    3. Selecteer Cookies en sitemachtigingen.
    4. Klik onder Cookies en opgeslagen gegevens op Cookies en sitegegevens beheren en verwijderen.
    5. Klik in het gedeelte Toestaan op Toevoegen.
      Het dialoogvenster Een site toevoegen wordt geopend.
    6. Voer http://hostname:15080/TFPM in.
    7. Selecteer de optie Cookies van derden op deze site opnemen.
    8. Klik op Toevoegen.
    9. Ga als volgt te werk om de taal te wijzigen die TotalFlow Production Manager gebruikt voor de gebruikersinterface:
      1. Klik op , het pictogram van het menu Instellingen linksboven op de pagina.
      2. Selecteer het tabblad Talen.

        Het dialoogvenster Voorkeurstalen wordt weergeven.

      3. Klik op Talen toevoegen.
      4. Selecteer een taal in de lijst en klik op Toevoegen.
        TotalFlow Production Manager ondersteunt de volgende talen:
        • Nederlands
        • Engels
        • Frans
        • Duits
        • Italiaans
        • Japans
        • Spaans
          Opmerking:
        • Als u de browsertaal instelt op een taal die niet wordt ondersteund, gebruikt TotalFlow Production Manager standaard het Engels.
        • Als er van een taal meerdere taalgebieden beschikbaar zijn, bijvoorbeeld Engels en Engels (Verenigde Staten), maakt het niet uit welk taalgebied u kiest.
        De talen die u hebt toegevoegd, worden weergegeven in de lijst Voorkeurstalen.
      5. Selecteer de gewenste taal en klik op Meer acties.
      6. Selecteer de optie Microsoft Edge weergeven in deze taal en klik vervolgens op Opnieuw starten.

    1.2.4.11.2 De gebruikersinterface aanpassen

    Met de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager kunt u de inhoud van pods wijzigen om de door u gewenste informatie weer te geven.

    1.2.4.11.2.1 Objecten groeperen en sorteren

    U kunt workflows, taken, papier en gebruikers op hun eigenschappen groeperen in een pod. Binnen een groep kunnen ze worden gesorteerd op eigenschap of op naam. U kunt bijvoorbeeld taken groeperen op klant en alle taken van een klant sorteren op voortgang.
    1. Als u printers wilt groeperen, moet u ervoor zorgen dat het tabblad Printers open is.
      De weergave Groepen is reeds gegroepeerd op printerpool.
    2. Als u objecten wilt groeperen, klikt u op Hulpprogramma's, het hulpprogrammapictogram in de titelbalk van het tabblad, en dan op Groeperen op. Klik vervolgens op de eigenschap waarop u wilt groeperen.
      Als u alle objecten in een groep wilt groeperen, klikt u op Hulpprogramma's, op Groeperen op en vervolgens op Alle.
    3. Als u objecten in een tabblad wilt sorteren, klikt u op de kolomkop van de kolom waarop u wilt sorteren. Klik opnieuw op de kolomtitel om de sorteervolgorde om te draaien.

    1.2.4.11.2.2 Weergegeven objecteigenschappen wijzigen

    U kunt de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in de Alle taken-, Papiersoorten- en Gebruikers-pod.

    Ga als volgt te werk om deze eigenschappen te wijzigen:

    1. Klik in de titelbalk van de pod op Hulpprogramma's, het hulpprogrammapictogram, en klik vervolgens op Kolommen beheren....

      In het dialoogvenster Kolommen beheren wordt een verschillende set eigenschappen voor elk objecttype weergegeven. In het volgende voorbeeld worden de eigenschappen voor taken weergegeven:

      Dialoogvenster Details kiezen

    2. U kunt naar behoefte eigenschappen toevoegen, verplaatsen of omhoog en omlaag slepen in de lijst.
      Eigenschappen worden weergegeven in de volgorde waarin ze in de lijst staan, tot aan het maximum aantal.
    3. Klik op Standaardwaarden herstellen om terug te keren naar de standaardweergave van eigenschappen.
    4. Vink het selectievakje Alle/Geen selecteren aan om alle eigenschappen te selecteren of vink het uit om alle eigenschappen te verwijderen.
    5. Klik op OK.

    1.2.4.11.2.3 Weergave van kolommen wijzigen

    U kunt de kolommen aanpassen voor de Alle taken-, Papiersoorten- en Gebruikers-pod. U kunt de breedte van de kolommen wijzigen, kolommen toevoegen of verwijderen en de volgorde van kolommen opnieuw indelen.
    • Als u de breedte van kolommen wilt wijzigen, sleept u het scheidingsteken tussen twee kolomkoppen naar een nieuwe positie.
    • Ga als volgt te werk om kolommen aan de podweergave toe te voegen of te verwijderen:
      1. Klik op Hulpprogramma's, het hulpprogrammapictogram, en klik vervolgens op Kolommen beheren....
      2. Voeg in het dialoogvenster Kolommen beheren eigenschappen toe aan de lijst of verwijder eigenschappen uit die lijst.
        In de pod wordt een kolom getoond voor elke eigenschap, ongeacht hoeveel er zijn geselecteerd.
    • U kunt de volgorde van kolommen als volgt wijzigen:
      • In het dialoogvenster Kolommen beheren kunt u eigenschappen omhoog of omlaag verplaatsen. De eigenschappen bovenaan de lijst staan links in de weergave.
      • Sleep een kolom naar een nieuwe positie.

    1.2.4.11.2.4 Pods filteren

    U kunt de objecten controleren die worden weergegeven in de pods Printers, Workflows, Alle taken, Papiersoorten en Gebruikers door een filter te maken.

    U kunt bijvoorbeeld de pod Alle taken filteren op waarden, zoals Naam, Aangevraagde printer en Status.

    Ga als volgt te werk om een door de gebruiker gedefinieerde filter in te stellen:

    1. Klik in de titelbalk van de pod op het balkgebied naast Zoeken, het zoekpictogram.
    2. Voer in het tekstvak naast het pictogram de waarde in waarop u de vermeldingen wilt filteren.

      De pod toont alleen objecten met de waarde die u voor elk van de eigenschappen heeft ingevoerd.

      Opmerking: Als u letters hebt ingevoerd, worden taakwaarden gezocht die de desbetreffende tekst bevatten. Bijvoorbeeld: a komt overeen met a, abc, bca, cab, enzovoort.
    3. Sluit het gedeelte voor het definiëren van filters om het filter te verwijderen.

    1.2.4.11.2.5 De vergroting van de pod Wachtrijen wijzigen

    U kunt inzoomen op de Wachtrijen-pod om de eerstvolgende taken in de afdrukwachtrij beter te bekijken of uitzoomen om de gehele wachtrij met toegewezen taken te bekijken.
    Als u de schaal van de Wachtrijen-pod wilt wijzigen, klikt u op de + of - op het schaalbesturingspictogram rechtsboven in de Wachtrijen-pod.

    1.2.5 Objecten beheren

    TotalFlow Production Manager bevat een groot aantal objecten waar u mogelijk mee gaat werken, waaronder een server, workflows, printers, printergroepen, papier, gebruikers, rapporten, workflowactiviteiten en taken.

    1.2.5.1 Eigenschappen weergeven en wijzigen

    De eigenschappen van een object zijn kenmerken zoals de objectnaam, de lengte en breedte van een vel, de grootte, de prioriteit en het aantal exemplaren van een taak, het papier en de afwerkingsopties die door een printer worden ondersteund, enz.

    Beheerders kunnen de eigenschappen van alle objecten (server, workflows, printers, printergroepen, papier, workflowactiviteiten en taken) weergeven en de eigenschappen voor lezen/schrijven van alle objecten wijzigen. Operators kunnen de eigenschappen van printers, printergroepen, workflows, papier en taken weergeven en ze kunnen de eigenschappen voor lezen/schrijven van deze objecten wijzigen. Controleurs kunnen de printers, printergroepen, workflows en taken weergeven, maar ze kunnen de eigenschappen van deze objecten niet weergeven of wijzigen.

    Opmerking: Het is niet mogelijk de eigenschappen van een papier te wijzigen dat automatisch is gemaakt om overeen te komen met een papier in de papiercatalogus van de printer.

    U kunt de eigenschappen van een object als volgt weergeven of wijzigen:

    1. Klik met de rechtermuisknop op het object in de Objecten-pod en selecteer Eigenschappen... in de optielijst die wordt geopend.

      Het dialoogvenster Eigenschappen wordt weergegeven. In dit voorbeeld wordt het dialoogvenster Eigenschappen voor taakticket-printer weergegeven:

      Dialoogvenster Eigenschappen voor taakticket-printer

    2. Klik op elke pagina om verschillende eigenschappen weer te geven.
    3. Ga als volgt te werk als u voor een van de eigenschappen de ballonhulp op het scherm wilt weergeven:
      1. Plaats de muisaanwijzer op de eigenschap.
      2. Klik op Vraagteken, de vraagtekenknop, naast de naam van de eigenschap.
    4. Voer voor eigenschappen die u wilt wijzigen waarden in of selecteer deze.
    5. Klik op OK.
      Om de updates voor de printer of de workflow van kracht te laten worden, wordt de printer of workflow door TotalFlow Production Manager uitgeschakeld en automatisch weer ingeschakeld.

    1.2.5.2 Status weergeven

    Operators en beheerders kunnen de status van een printer, workflow of taak bekijken.
    • De statusinformatie voor een printer is of de printer is ingeschakeld, het meest recente bericht over de printer en door SNMP geretourneerde informatie, zoals het papierniveau in de invoerladen.
    • Voor een workflow omvat de statusinformatie of de workflow is ingeschakeld en het aantal invoerbestanden in de wachtrij.
    • Voor een taak omvat de statusinformatie de voortgangscategorie, de status en of er een fout is opgetreden. Indien niet toegewezen, kunt u ook de reden voor het wachten zien.
      Opmerking: Er is pas afdrukstatusinformatie beschikbaar voor taken die naar passthrough-printers zijn gestuurd, wanneer de printeropdracht een retourcode als resultaat heeft gegeven.

    U kunt als volgt de status van een object weergeven:

    1. Voer in het object pod een van de volgende handelingen uit:
      • Voor printers en taken:
        1. Selecteer het object, klik vervolgens op Meer en klik vervolgens op Status.... U kunt de status ook bekijken door met de rechtermuisknop op het object te klikken en vervolgens Status... te selecteren.

          Het dialoogvenster Status wordt weergegeven. In dit voorbeeld wordt het dialoogvenster Status van taak weergegeven:

          Dialoogvenster Status voor taak

        2. Klik op de paginanamen aan de linkerkant om verschillende statuseigenschappen weer te geven.
      • U kunt ook de status van taken in de wachtrij bekijken:
        1. Klik in de menubalk op Wachtrijen.
        2. Dubbelklik in de Wachtrijen-pod op het taakpictogram of klik met de rechtermuisknop op dat taakpictogram en selecteer Status....
      • Voor workflows:
        1. Dubbelklik op de workflow en selecteer Editor en eigenschappen....

          Het dialoogvenster Workflow wordt weergegeven.

        2. Klik op Eigenschappen.
          Dialoogvenster Eigenschappen voor workflow: pagina Status
    2. Als u informatie wilt bekijken over een van de statuseigenschappen, klikt u op het Vraagteken, de vraagtekenknop, naast de naam van de eigenschap.

    1.2.5.3 Logboeken weergeven

    Elk TotalFlow Production Manager-object beschikt over een logboek met berichten over de bewerkingen van het object, zoals wijziging van eigenschappen. Voor taken bevat het logboek tevens berichten over de voortgang in TotalFlow Production Manager. Als er verwerkingsfouten zijn opgetreden, worden de fouten weergegeven middels foutberichten.

    Operators en beheerders kunnen de logboeken voor workflows, printers en taken bekijken. Beheerders kunnen ook de logboeken voor de server, papier en gebruikers bekijken.

    Logboeken bevatten meldingen die zijn uitgegeven voor objecten die nog niet zijn verwijderd. Wanneer een gebruiker een object verwijdert, worden de logboekbestanden verplaatst naar auditbestanden in de map installlatiestation:\aiw\aiw1\audit\object_type.

    Er is geen limiet voor de omvang van logboeken.

    Ga als volgt te werk om het logboek voor een object weer te geven:

    1. Selecteer het object in de object-pod, klik op Meer en klik vervolgens op Logbestand...

      Het objectlogboek wordt weergegeven. Hierin staan de berichten die de afgelopen drie dagen zijn weergegeven. In dit voorbeeld wordt een taaklogboek weergegeven:

      Taaklogboek

    2. Als de tekst van een bericht is afgebroken, plaatst u de muisaanwijzer op de berichtvermelding.
    3. Als u de berichten wilt sorteren op berichttype of op een andere kolom, klikt u op de kolomkop.
      Klik één keer om in oplopende volgorde te sorteren. Klik twee keer om in aflopende volgorde te sorteren.
    4. Als u wilt wijzigen hoe en wat er in het logboek wordt weergegeven, wijzigt u deze velden:
      Resultaten tonen voor
      De standaardinstelling is dat u berichten ziet die in de afgelopen drie dagen door TotalFlow Production Manager zijn uitgegeven voor het object. Als u een andere periode wilt selecteren, gebruikt u de lijst voor dit veld en de bijbehorende keuzerondjes.
      Type
      De standaardinstelling is dat u berichten ziet van het type Alle. Als u een ander type informatie wilt selecteren, gebruikt u de lijst voor dit veld.
    5. Ga als volgt te werk om het logboek op te slaan als een tekstbestand:
      1. Klik op Exporteren.

        Afhankelijk van uw besturingssysteem en browserinstellingen wordt mogelijk het dialoogvenster Locatie voor downloaden selecteren weergegeven.

      2. Geef de bestandsnaam en de locatie van het logboek op als u dit dialoogvenster ziet.
        Geef als bestandstype .csv op.
        Als u dit dialoogvenster niet ziet, wordt het logboekbestand opgeslagen op uw standaardlocatie voor Downloads.
      3. Klik op Opslaan.
      Opmerking: Om een geëxporteerd logbestand te bewerken, gebruikt u een editor die UTF-8 ondersteunt.

    1.2.5.4 Workflows en printers inschakelen

    Als u een object inschakelt, is het beschikbaar voor TotalFlow Production Manager. Operators en beheerders kunnen workflows en printers inschakelen.
    Een workflow kan invoerbestanden ontvangen terwijl deze is uitgeschakeld, maar moet zijn ingeschakeld om TotalFlow Production Manager-taken te maken en voor verdere verwerking door te sturen.
    U kunt objecten als volgt inschakelen:
    • Selecteer het object en klik vervolgens op Inschakelen, het inschakelpictogram rechts ervan.
    • Selecteer het object en klik vervolgens op Inschakelen, de inschakelknop op de werkbalk van het tabblad.
    • Klik met de rechtermuisknop op het object en selecteer vervolgens Ingeschakeld in de lijst met opties die wordt geopend.

    1.2.5.5 Workflows en printers uitschakelen

    Als u een object uitschakelt, is het niet meer voor TotalFlow Production Manager beschikbaar. Operators en beheerders kunnen workflows en printers uitschakelen.

    Een workflow kan invoerbestanden ontvangen terwijl deze is uitgeschakeld, maar moet zijn ingeschakeld om TotalFlow Production Manager-taken te maken en voor verdere verwerking door te sturen.

    Taken die reeds aan een uitgeschakelde printer zijn toegewezen, worden daar nog steeds op afgedrukt.

    U kunt objecten als volgt uitschakelen:
    • Selecteer het object en klik vervolgens op Uitschakelen, het uitschakelpictogram rechts ervan.
    • Selecteer het object en klik vervolgens op Uitschakelen, de uitschakelknop op de werkbalk van het tabblad.
    • Klik met de rechtermuisknop op het object en selecteer vervolgens Uitgeschakeld in de lijst met opties die wordt geopend.

    1.2.5.6 Meldingen bewerken

    Operators en beheerders kunnen de namen van bestaande meldingen wijzigen en ook de e-mailadressen waar die meldingen naartoe worden verzonden. Voor printers en workflows kunnen zij ook het object wijzigen waar de meldingen betrekking op hebben.
    Ga als volgt te werk om een melding te bewerken:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als operator of beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    3. Klik in de werkbalk van een tabblad met objecten of van de Alle taken-pod op Instellingen, het pictogram Instellingen en dan op Meldingen....

      Er verschijnt een dialoogvenster met daarin een tabel met alle meldingen voor het type object.

    4. Selecteer de melding die u wilt bewerken en klik op Bewerken
      De andere velden in het dialoogvenster kunnen afhankelijk van het type melding worden gewijzigd.
    5. Typ of selecteer nieuwe waarden voor de velden die u wilt wijzigen.
    6. Klik op OK.

    1.2.5.7 Objecten verwijderen

    Beheerders kunnen een workflow, printer, printergroep, papier, gebruiker, activiteit, taak of rapport die niet langer nodig is verwijderen. Operators kunnen taken verwijderen.

    Controleer voordat u een workflow verwijdert of alle taken die bij de workflow zijn ingediend, zijn verwijderd. Zelfs wanneer een taak al naar de printer is gestuurd, is het niet mogelijk de workflow te verwijderen zolang die zich nog in het systeem bevindt. Als u een workflow verwijdert waaraan een hotfolder is gekoppeld, zal deze ook worden verwijderd. De hotfolder blijft wel op de server staan. Als zich invoerbestanden in de hot folder bevinden, wordt de hot folder niet verwijderd.

    Controleer het volgende voordat u een printer of printerpool verwijdert:

    • Er zijn geen taken naar de printer of printerpool gestuurd.
    • Geen van de standaardinstellingen of overschrijvingswaarden van de taakeigenschappen voor de workflow duiden de printer of printergroep aan als Aangevraagde printer.

      Belangrijk:
    1. Als u een printer verwijdert, wordt de printer van het systeem verwijderd. Nieuwe taken mogen niet langer om die printer vragen. TotalFlow Production Manager wijzigt de waarde van de aangevraagde printereigenschap voor een bestaande taak die om de printer vraagt in 'Niet ingesteld'.
    2. Als u een printer die deel uitmaakt van een printerpool verwijdert, wordt de desbetreffende printer uit de pool verwijderd.
    3. Als u een printergroep verwijdert, worden de gekoppelde printers niet verwijderd.

    Voordat u papier gaat verwijderen, dient u te controleren of het papier niet is opgegeven in de papiertoewijzing of in een papierwijziging voor een printer.

    Taken die zijn toegewezen op basis van een papierwijziging worden in niet-toegewezen veranderd of worden aan een andere printer toegewezen.

    Als u een taak verwijdert, wordt de verwerking van alle overige taken stopgezet en de taak van het systeem verwijderd. Taken kunnen altijd en in elke status worden verwijderd, behalve in de status Bezig met verwerken.

    Als u een taak verwijdert, worden de taak en de bijbehorende invoerbestanden ook van het systeem verwijderd.

    Voordat u een activiteit verwijdert, controleert u of die activiteit geen onderdeel is van een workflow.

    Als u een taak verwijdert terwijl het zich in de status Bezig met afdrukken bevindt, en ten minste 50 procent van de taak is al afgedrukt, dan beëindigt de printer de taak, maar bevat het taakrapport enkel informatie over het deel van de taak dat werd afgedrukt voordat u de taak verwijderde.

    Als u een taak verwijdert die nog de status Bezig met afdrukken of Bezig met spoolen heeft, kunt u geen bijgewerkte informatie over deze taak ontvangen.

    U kunt een object als volgt verwijderen:

    1. Klik met de rechtermuisknop op het object en selecteer vervolgens Verwijderen....

      Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.

    2. Klik op Ja.

    Wanneer u papier of een printer verwijdert, wordt in TotalFlow Production Manager de waarde van de geldende taakeigenschap voor een bestaande taak die daarom vraagt, gewijzigd in Niet ingesteld. U moet een andere printer opgeven voor taken die een verwijderde printer aanroepen, voordat deze in TotalFlow Production Manager kunnen worden afgedrukt.

    Opmerking: Soms worden taken toch afgedrukt, ondanks dat er onderdelen die door bestaande taken worden gebruikt, zijn verwijderd.

    1.2.5.8 Printers beheren

    Behalve het wijzigen van eigenschappen en het weergeven van het logboek, kunt u de handelingen uit dit gedeelte op printers uitvoeren.

    1.2.5.8.1 Laden en papier aan een printer toewijzen

    In een papiertoewijzing worden de invoerladen weergegeven van de printer en het papier dat in elke lade is geplaatst. Operators en beheerders kunnen papiertoewijzingen instellen en bijwerken.

    Voor taakticketprinters die controllers vertegenwoordigen die inhoudsinformatie van invoerladen leveren, maakt TotalFlow Production Manager automatisch een papiermap aan nadat de printer is gecreëerd. Zie het Readme-bestand van de Printer Connector voor meer informatie over de lade-inhoud.

    Ga als volgt te werk om een papiertoewijzing voor een printer in te stellen:

    1. Selecteer de printer, klik op Meer en klik vervolgens op Instellingen voor invoerlade....

      Het dialoogvenster Instellingen voor invoerlade wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Instellingen Invoerlade
        Opmerking:
      • Wanneer de printer een passthrough-printer is, ziet u de wisselknop Papier handmatig instellen niet.
      • Wanneer voor een lade handmatig papier is ingesteld op de printer, dan wordt de papierinformatie die van de printer is ontvangen weergegeven, maar is de naam van het papierNiet ingesteld en geeft het waarschuwingspictogram aan dat het papier niet is opgegeven in de lijst met ondersteund papier.

    2. Schakel de wisselknop Papier handmatig instellen in.
    3. Als u wilt dat SNMP meldt welke invoerladen op de printer zijn geïnstalleerd en alleen die laden weergeeft, schakelt u de knop Invoerladen handmatig instellen uit.
    4. Schakel de knop Invoerladen handmatig instellen in wanneer u wilt zien welke invoerladen door de printer worden ondersteund en wanneer u wilt opgeven welke invoerladen handmatig zijn geïnstalleerd.
    5. Klik voor alle invoerladen die in de kolom Lade worden weergegeven op de papiernaam in de kolom Papier. Selecteer in de tabel die wordt geopend het papier dat in de invoerlade is geladen.
    6. Klik op OK.
    7. U kunt ook nieuw handmatig papier aanmaken in deze weergave en dit toevoegen aan de lijst met ondersteund papier van een printer, en dit instellen als het papier van de invoerlade.
      Voer een van de volgende handelingen uit om handmatig papier toe te voegen aan een invoerlade:
      • Klik op de pijl om de lijst met ondersteund papier te openen en papier te selecteren en klik dan op OK.

        Als geen enkel papier van het ondersteunde papier geschikt is, klikt u op Aangepast.

      • Klik op Papier toevoegen, het pictogram Papier toevoegen.

        Het dialoogvenster Aangepast papier aanmaken wordt weergegeven.

        Dialoogvenster Aangepast papier aanmaken

    8. Voer op elke pagina van het dialoogvenster de waarden in of selecteer deze voor de vereiste en optionele eigenschappen die moeten worden aangepast aan uw omgeving.
      Klik op de tabbladen van de pagina in de navigatiebalk links om naar een andere pagina te gaan.

    1.2.5.8.2 De aan een printer of printergroep toegewezen taken weergeven

    Operators, beheerders en controleurs kunnen alle taken die aan een printer zijn toegewezen, bekijken.
    U kunt als volgt een pod Alle taken openen waarin alle taken te zien zijn die aan een printer of printerpool zijn toegewezen:
    1. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    2. Selecteer in de Printers-pod de printer of printergroep.
    3. Klik op Meer en selecteer vervolgens Ingediende taken tonen. In de Alle taken-pod wordt een nieuw tabblad geopend waarop alle taken worden weergegeven die zijn ingediend bij de geselecteerde printer of printergroep.

    1.2.5.8.3 De webpagina voor een printer weergeven

    Gebruikers en systeembeheerders kunnen rechtstreeks van TotalFlow Production Manager naar de webpagina voor een printer gaan. De informatie op de webpagina verschilt per printermodel.
    Ga als volgt te werk om de webpagina voor een printer weer te geven:
    1. Selecteer de printer in het tabblad Printers.
    2. Klik op Meer en vervolgens op Printerwebpagina weergeven....

    1.2.5.8.4 Een papierwijziging voor een printer instellen

    Wanneer u plan bent om ander papier in een printer te gebruiken, brengt u een papierwijziging in de wachtrij voor de desbetreffende printer aan.

    In TotalFlow Production Manager worden taken voor de printer toegewezen voor of na de papierwijziging, afhankelijk van het gebruikte papier. Wanneer alle taken die het oude papier gebruiken, zijn afgedrukt, krijgt de operator een bericht te zien met instructies voor het wijzigen van het papier.

    Optioneel kan de printer deze instructies afdrukken op een voorblad.

    Ga als volgt te werk om de speciale instructies af te drukken:

    • Passthrough-printers moeten zijn voorzien van een waarde voor de eigenschap Opdracht voor speciale aanwijzingen.
    • Als u de speciale instructies op specifiek papier wilt afdrukken, moet de printer een waarde voor de eigenschap Invoerlade voor scheidingsbladen hebben.

    Ga als volgt te werk om een papierwijziging voor een printer in te stellen:

    1. Klik in de menubalk op Wachtrijen.
    2. Klik in de Wachtrijen-pod op Papierwijziging toevoegen, het pictogram Papierwijziging toevoegen.

      Het dialoogvenster Instructies voor papierwijziging wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Wijziging van papier

    3. Voer bij Naam een naam in voor de papierwijziging, bijvoorbeeld T4 Letter wordt A4.
    4. Selecteer in de lijst Printer de printer waarvoor u het papier wilt wijzigen.
    5. Kies de exacte locatie in de takenwachtrij waar deze papierwijziging op moet worden toegepast.
    6. Selecteer de invoerlade die u wilt wijzigen.

      Er wordt een lijst weergegeven in de kolom Na.

    7. In de kolom Na van de tabel dubbelklikt u op de pijl om de lijst met papier uit te vouwen en selecteert u de naam van het nieuwe papier dat u in de invoerlade wilt plaatsen.
    8. Voer bij Bericht tonen een bericht in voor de operator, bijvoorbeeld Glanzende zijde boven.
    9. Optioneel: Klik op Scheidingsblad afdrukken om het bericht aan de operator in een PDF-bestand op te slaan en dit bestand op een scheidingsvel afdrukken.
      Opmerking: De scheidingspagina wordt niet afgedrukt als de printer een passthrough-printer is en de eigenschap Opdracht voor speciale aanwijzingen niet op een geldige afdrukopdracht is ingesteld.
    10. Klik op OK.
    De taak wordt in Wachtrijenpod gemarkeerd met Operatorvlag, de operatorvlag, naast de taak. Als u met de cursor over de vlag beweegt, worden de papiervervangingsinstructies weergegeven. Dubbelklik op de operatorvlag om deze instructies te bewerken.
    Wanneer het bericht over de papierwijziging wordt weergegeven, wijzigt u het papier en werkt u de papiertoewijzing bij. Wanneer in de papiertoewijzing het nieuwe papier wordt weergegeven, is de wijziging van het papier verwijderd.

    1.2.6 Werken met taken

    U kunt taken en de verwerking ervan in TotalFlow Production Manager beheren met behulp van de pod Alle taken en de pod Wachtrijen van de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface.

    Met de gebruikersinterface kunt u een groot aantal verschillende taken uitvoeren.

    1.2.6.1 Taken van TotalFlow-toepassingen indienen

    U kunt TotalFlow-toepassingen gebruiken om taken bij een workflow in te dienen. De toepassing dient voor elke taak een taakticket in. Het taakticket bevat informatie over de taak die wordt gebruikt om de taakeigenschappen in te stellen.

    1.2.6.1.1 Taken van TotalFlow Production Manager indienen

    U kunt de functie Snelle indiening gebruiken om PS-, PCL-, PDF-, TIFF-, PNG- of JPEG-bestanden in te dienen bij een workflow door de bestanden naar de pagina Bewerkingen van de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager te slepen.

    Volg de onderstaande stappen op om bestanden voor snelle indiening te uploaden in de Alle taken-pod:

    1. Klik in de menubalk op Bewerkingen..
    2. Zorg ervoor dat de workflow is geconfigureerd in TotalFlow Production Manager.
    3. Selecteer een of meer bestanden en sleep deze naar de pagina TotalFlow Production Manager Bewerkingen.
      U ziet een bericht waarin de toegestane bestandstypen en de beschikbare workflows worden weergegeven waarnaar u een taak kunt indienen.
    4. Zet het bestand neer in het geselecteerde workflowkader.
      Als de workflow is ingeschakeld, wordt de taak ingediend en kunt u deze raadplegen in deAlle taken-pod. Als de workflow is uitgeschakeld, wordt het dialoogvenster Snelle indiening weergegeven:
    5. Selecteer een ingeschakelde workflow of klik op Inschakelen, het pictogram Inschakelen om de geselecteerde workflow in te schakelen.
    6. Om meer bestanden aan de lijst toe te voegen, herhaalt u stap 3 hierboven.

      De bestanden worden binnen elke groep met gesleepte bestanden op alfabetische volgorde weergegeven. De laatste set gesleepte bestanden is altijd geselecteerd.

      Als u een niet-ondersteund bestandtype selecteert, wordt het volgende bericht weergegeven: Sommige geselecteerde bestanden hebben een bestandsindeling die niet wordt ondersteund. Wilt u doorgaan met de ondersteunde bestanden?.

    7. Klik op OK.
    8. Sleep de bestanden omhoog of omlaag om deze naar wens opnieuw te ordenen.
    9. Om bestanden uit de lijst te verwijderen, selecteert u de bestanden die u wilt verwijderen en klikt u op het pictogram voor verwijderen.
      U kunt bestanden ook verwijderen door deze te selecteren en naar het Verwijderen-pictogram te slepen.
    10. Selecteer een workflow in de lijst Workflow.
      Als de door u geselecteerde workflow is uitgeschakeld, klik dan op Inschakelen, het pictogram Inschakelen, of selecteer een andere workflow uit de lijst.
    11. Klik op Indienen.
    12. Zodra de taak bij een bepaalde workflow is ingediend, kunt u de taak vanuit de Alle taken-pod naar een andere workflow of printer slepen.

    1.2.6.1.2 Taken van RICOH TotalFlow Prep indienen

    Met behulp van TotalFlow Prep kunt u taken en taaktickets indienen bij een workflow.
    Ga als volgt te werk om vanuit TotalFlow Prep een taak te verzenden naar een workflow van TotalFlow Production Manager:
    1. Zorg dat de workflow is geconfigureerd en gekoppeld is met een printer die taaktickets ondersteunt in TotalFlow Production Manager.
    2. Zorg ervoor dat de workflow is geregistreerd als een printer in TotalFlow Prep.
    3. Maak in TotalFlow Prep een taak aan.
    4. Selecteer de workflow in het menu Printers op de menubalk.
    5. Bewerk de taak.
    6. Klik aan de rechterkant van het instellingengebied op Taakset-up. Selecteer Afdrukmodus en vervolgens Normale afdruk of Vastgehouden afdruk.
    7. Klik op Knop Afdrukken, de knop Afdrukken.

    1.2.6.1.3 Taken van RICOH TotalFlow Production Manager Job Submission indienen

    U kunt met TotalFlow Production Manager Job Submission PDF-, PostScript-, PCL-, TIFF-, PNG- of JPEG-bestanden en -taaktickets bij een workflow indienen.
    Ga als volgt te werk om vanuit TotalFlow Production Manager Job Submission een taak te verzenden naar een workflow van TotalFlow Production Manager:
    1. Zorg ervoor dat de workflow is geconfigureerd in TotalFlow Production Manager.
    2. Klik op de menubalk van TotalFlow Production Manager op Een taak indienen.
    3. Of voer het volgende uit op het tabblad Workflows:
      1. Selecteer een workflow, klik op Meer en selecteer Een taak indienen.
      2. Of klik met de rechtermuisknop op de workflow en selecteer vervolgens Een taak indienen.
      TotalFlow Production Manager Job Submission wordt op een nieuw tabblad of in een nieuw venster in de browser geopend. Als u TotalFlow Production Manager Job Submission opent vanuit het menu met workflowopties, is de naam van de workflow al geselecteerd in de lijst met workflows, linksboven in de pagina.
    4. Geef de invoerbestanden voor de taak op. Invoerbestanden kunnen op twee manieren worden opgegeven:
      • De bestanden selecteren:
      1. Klik op Bestand toevoegen, het pictogram voor het toevoegen van bestanden.
      2. Selecteer een of meer bestanden en klik op Openen.
        TotalFlow Production Manager Job Submission toont een voorbeeldweergave van de door u geselecteerde bestanden. Wanneer u meerdere bestanden selecteert, wordt het laatst door u geselecteerde bestand getoond.
      3. U kunt de lijst met bestanden voor de taak bekijken door op de pijltjestoets omlaag te klikken.
        Wanneer u een voorbeeldweergave van een bepaald bestand wilt zien, dient u in de lijst op de bewuste bestandsnaam te klikken.
          Opmerking:
        1. Er kunnen voorbeelden van PDF-, TIFF-, PNG- en JPEG-bestanden worden weergegeven. Er kunnen geen voorbeelden van PostScript - en PCL-bestanden worden weergegeven.
        2. PostScript-, PCL-, TIFF-, PNG- en JPEG-taaktickets geven de standaardinstellingen voor taakeigenschappen weer.
      • Sleep de bestanden naar het TotalFlow Production Manager Job Submission-venster en zet ze daar neer:
      1. Selecteer een of meer bestanden en sleep deze naar het venster TotalFlow Production Manager Job Submission.
      2. Herhaal stap 1 en 2 hierboven om meer bestanden toe te voegen.
      3. Om een bestand uit de taak te verwijderen, klikt u op de taaknaam, beweegt u met de cursor over het bestand dat u wilt verwijderen en klikt u vervolgens op , het pictogram voor het verwijderen van bestanden naast de bestandsnaam.
      4. Om een voorbeeld van een bestand weer te geven, klikt u op de taaknaam, beweegt u met de cursor over het bestand waarvan u een voorbeeld wilt weergeven en klikt u vervolgens op Voorbeeld van bestand, het pictogram voor de voorbeeldweergave van een bestand naast de bestandsnaam.
    5. Ga als volgt de werk om een taakticket voor de taak te selecteren:
      • Als u een bestaand taakticket wilt gebruiken, vouwt u de lijst met taaktickets in de menubalk uit en selecteert u een taakticket.
      • Selecteer Openen... om een taakticket te uploaden. Selecteer de taakticket en klik dan op Openen.
      • Selecteer Nieuw om een nieuw ticket aan te maken.
    6. Optioneel: Ga als volgt te werk om het geselecteerde taakticket te wijzigen:
      1. Wijzig taakeigenschappen zoals u in het dialoogvenster Eigenschappen voor de taak zou doen.
      2. Om een taakticket op te slaan in TotalFlow Production Manager Job Submission, klik op Opslaan of Opslaan als....
        Belangrijk: Het taakticket wordt alleen voor deze browsersessie op deze computer opgeslagen in TotalFlow Production Manager Job Submission. Om het voor toekomstige sessies op te slaan of het naar gebruikers op andere computers te sturen, moet u het naar uw eigen computer downloaden.
      3. Klik op Ticket downloaden om het taakticket naar uw eigen systeem te downloaden.
        Opmerking:
      1. Als u meerdere bestanden indient met dezelfde taakticket, zullen alle afgedrukte documenten de papieroriëntatie hebben van het laatste bestand dat u voor een voorbeeldweergave heeft geopend in TotalFlow Production Manager Job Submission.
      2. Als u de instellingen van de taak wijzigt, zorg er dan voor dat u de taak indient voordat u de pagina vernieuwt. Doet u dit niet, dan kunnen er instellingen zijn die opnieuw worden ingesteld.
    7. Selecteer een workflow in de lijst Workflow:.
    8. Als de workflow is uitgeschakeld, klikt u op het inschakelpictogram Workflow inschakelen.
    9. Klik op Indienen.
      Opmerking: Zorg ervoor dat de invoerbestanden voldoen aan de vereisten voor grootte, type en indeling. Meer informatie over deze vereisten is te vinden in het gedeelte Opmerkingen over invoerbestanden van het Readme-bestand van TotalFlow Production Manager.
      Als de workflow is uitgeschakeld, wordt de waarschuwing Status taakindiening weergegeven:
    10. Klik op Sluiten en schakel dan de workflow in of selecteer een ingeschakelde workflow.

    1.2.6.1.4 Taken van TotalFlow PM PDF Print Driver indienen

    U kunt TotalFlow PM PDF Print Driver gebruiken om taken en taaktickets in te dienen vanuit elke toepassing op elk ondersteund besturingssysteem bij een workflow in TotalFlow Production Manager.

    Installeer eerst TotalFlow PM PDF Print Driver op een ondersteund besturingssysteem. Voor informatie over de installatie, zie het gedeelte Stuurprogramma's installeren en configureren in de Installatiehandleiding van Ricoh TotalFlow Production Manager.

    Met de gebruikersinterface kunt u een groot aantal verschillende taken uitvoeren.

    1.2.6.1.4.1 Vanuit RICOH TotalFlow PM PDF Print Driver-taken indienen bij Mac OS X

    U kunt TotalFlow PM PDF Print Driver gebruiken om taken en taaktickets in te dienen vanuit elke toepassing in Mac OS X bij een workflow in TotalFlow Production Manager.
      Opmerking:
    • TotalFlow PM PDF Print Driver ondersteunt geen HTTPS-verbindingen. Schakel HTTPS op de TotalFlow Production Manager uit voordat u TotalFlow PM PDF Print Driver configureert om taken te verzenden.
    Ga als volgt te werk om vanuit TotalFlow PM PDF Print Driver een taak te verzenden naar een workflow van TotalFlow Production Manager:
    1. Zorg ervoor dat de workflow is geconfigureerd in TotalFlow Production Manager.
    2. Open op het systeem waarop TotalFlow PM PDF Print Driver is geïnstalleerd een document dat u wilt afdrukken.
    3. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op PDF en selecteer de optie Verzenden naar TotalFlow PM Job Submission uit de lijst die wordt geopend.
      Dialoogvenster Afdrukken
        Opmerking:
      1. Sommige toepassingen vervangen het standaard systeemdialoogvenster voor afdrukken door een eigen dialoogvenster. Dit kan ervoor zorgen dat in sommige toepassingen de PDF-knop er anders uitziet dan de knop in het standaard Mac OS X-weergaveprogramma. Schakel in dit geval over naar het standaard systeemdialoogvenster voor afdrukken of selecteer Voorbeeld.
      2. Zie de Mac OS X-documentatie voor meer informatie over het toevoegen van opties aan de PDF-lijst.
      Het document opent in TotalFlow Production Manager Job Submission op de TotalFlow Production Manager-server:
    4. Pas de taakeigenschappen naar wens aan. Voor meer informatie over het wijzigen van taakeigenschappen of het taakticket in deze weergave, zie Taken van RICOH TotalFlow Production Manager Job Submission indienen
      Opmerking: Wanneer u met TotalFlow PM PDF Print Driver afdrukt op Mac OS X, wordt de informatie over het papierformaat automatisch overgenomen uit het dialoogvenster Afdrukken en toegevoegd aan het taakticket als handmatig papier. U kunt deze handmatige papierinstelling laten voor wat het is, of een papier selecteren uit de catalogus. Als u ervoor kiest om de handmatige papierinstelling te behouden, zorg er dan voor dat de TotalFlow Production Manager-printer zodanig is geconfigureerd dat hij handmatig papier van hetzelfde formaat ondersteunt en plaats het papier in de invoerlade van de printer.
    5. Klik op Indienen.
    6. Klik op Sluiten om de sessie te beëindigen.

    1.2.6.1.4.2 Taken van RICOH TotalFlow PM PDF Print Driver indienen in Windows

    U kunt TotalFlow PM PDF Print Driver gebruiken om taken en taaktickets in te dienen vanuit elke toepassing bij een workflow in TotalFlow Production Manager.
    Installeer eerst TotalFlow PM PDF Print Driver. Zie de sectie Stuurprogramma's installeren en configureren in Ricoh TotalFlow Production Manager Installatiehandleiding voor informatie gerelateerd aan de installatie.
      Opmerking:
    • TotalFlow PM PDF Print Driver ondersteunt geen HTTPS-verbindingen. Schakel HTTPS op de TotalFlow Production Manager uit voordat u TotalFlow PM PDF Print Driver configureert om taken te verzenden.
    • Als u Microsoft Edge gebruikt en u wilt het dialoogvenster Taakeigenschappen voor printer inschakelen, moet u zorgen voor het volgende:
      • In de beveiligingsinstellingen van de browser staat de beveiligingsmodus niet op Strikt.
    Ga als volgt te werk om vanuit TotalFlow PM PDF Print Driver een taak te verzenden naar een workflow van TotalFlow Production Manager:
    1. Zorg ervoor dat de workflow is geconfigureerd in TotalFlow Production Manager en is ingeschakeld.
    2. Voer op het apparaat waarop TotalFlow PM PDF Print Driver is geïnstalleerd de IP/hostnaam in van de TotalFlow Production Manager-server en wijs een TotalFlow Production Manager-workflow toe aan het stuurprogramma.
      Afdrukvoorkeuren
    3. Klik op Taakeigenschappen instellen ... om het dialoogvenster met taakeigenschappen te openen voor de workflow die aan het stuurprogramma is gekoppeld.
      Taakeigenschappen voor workflow
    4. Stel de taakeigenschappen voor de workflow naar wens in en klik op OK.
    5. Klik in het dialoogvenster Afdrukeigenschappen op OK.
    6. Open op het systeem waarop TotalFlow PM PDF Print Driver is geïnstalleerd een document dat u wilt afdrukken.
    7. Selecteer in het dialoogvenster Afdrukken de naam van de printer die u heeft gekoppeld aan het stuurprogramma.
      Dialoogvenster Afdrukken
      Het document opent in TotalFlow Production Manager.
    8. Pas de taakeigenschappen naar wens aan.
      Opmerking: Voor meer informatie over het wijzigen van taakeigenschappen of het taakticket in deze weergave, zie Taken van RICOH TotalFlow Production Manager Job Submission indienen

    1.2.6.2 Taken van externe verbindingen indienen

    U kunt externe portals gebruiken om taken bij een workflow in te dienen.

    1.2.6.2.1 MarcomCentral configureren om verbinding te maken met TotalFlow Production Manager

    Om een taak te verzenden naar TotalFlow Production Manager via MarcomCentral moet u MarcomCentral configureren om verbinding te maken met TotalFlow Production Manager.

    Ga als volgt te werk om MarcomCentral te configureren om verbinding te maken met TotalFlow Production Manager:

    1. Schakel bij de productinstellingen van MarcomCentral Automatische taakticket in. Anders wordt de bijbehorende TotalFlow Production Manager-taak in de foutstatus aangemaakt en wordt een bericht met de reden daarvan weergegeven.
    2. Voor JobDirect-producten stelt u Uitvoerbestand automatische taakticket in op TotalFlow JDF met PDF. Anders wordt de bijbehorende TotalFlow Production Manager-taak in de foutstatus aangemaakt en wordt een bericht weergegeven dat er een time-out was bij het ophalen van de JDF.
        Opmerking:
      • De taakticketinstellingen van JobDirect-producten worden automatisch toegewezen aan de taakticketinstellingen van de taken die zijn aangemaakt in TotalFlow Production Manager.
      • Voor meer informatie over de overeenkomsten tussen de papierinformatie en het papier in de TotalFlow Production Manager -catalogus, zie Papier in TotalFlow Production Manager en andere programma's.

    1.2.6.2.2 Workflows koppelen aan verbindingsproducten

    Om een taak naar TotalFlow Production Manager te sturen via een externe verbinding, zoals MarcomCentral, wijst u een workflow toe aan de taak.

    Ga als volgt te werk om een workflow te koppelen aan een extern verbindingsproduct:

    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als operator of beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    3. Selecteer een verbinding en klik vervolgens op Meer.
    4. Selecteer Eigenschappen...
      Het dialoogvenster Verbinding bewerken wordt weergegeven.
    5. Selecteer een product op de pagina Workflowtoewijzing en klik op Workflow toewijzen
      Dialoogvenster Eigenschappen voor workflow: pagina Algemeen
      Opmerking: Het product heeft geen gekoppelde workflow, de taken worden aangemaakt in de foutstatus, zonder workflow, en u moet de taken toewijzen aan een workflow.
    6. Voor statische producten, die geen gekoppeld PDF-bestand of download-URL hebben, moet u een PDF-bestand toewijzen. Om een PDF-bestand toe te wijzen aan een product, selecteert u het product en klikt u vervolgens op PDF toewijzen....
        Opmerking:
      • Wanneer een PDF-bestand is gekoppeld in MarcomCentral en in TotalFlow Production Manager, dan gebruikt de taak de laatste.
      • Als geen PDF-bestand is gekoppeld in MarcomCentral of TotalFlow Production Manager, dan wordt de taak aangemaakt in de foutstatus en geeft TotalFlow Production Manager een foutmelding weer.
      • Voor taken met producten die uit de inventaris moeten worden gehaald genereert TotalFlow Production Manager een PDF-bestand met de naam Pick Item Sheet dat informatie bevat over de bestelling en de producten.
      U ziet het Bladeren naar bestand
    7. Selecteer in het dialoogvenster Bladeren naar bestand een PDF-bestand op de server of upload een bestand van het apparaat waarop u de TotalFlow Production Manager gebruikt in een internetbrowser.
      Het volledige bestandspad wordt weergegeven in de kolom PDF-bestand.
    8. Om een PDF-bestand te verwijderen, selecteert u de productrij en klikt u vervolgens op PDF verwijderen.
    9. Klik op OK.

    1.2.6.2.3 Met MarcomCentral-taken werken

    TotalFlow Production Manager accepteert en verwerkt automatisch bestellingen van MarcomCentral op basis van de productiesjablonen behorend bij de taken in de bestellingen.

    Voordat u bestellingen gaat indienen vanuit MarcomCentral moet u eerst een verbinding aanmaken in TotalFlow Production Manager. Voor meer informatie over het aanmaken van verbindingen, zie Verbindingen aanmaken. U moet ook een workflow hebben die een Bestelling voltooien-activiteit bevat. Voor meer informatie over het aanmaken van workflow-activiteiten, zie Standaardactiviteiten en aangepaste activiteiten.

    Ga als volgt te werk om een taak te verwerken van MarcomCentral:
    1. Er moet een bestelling zijn aangemaakt in de MarcomCentral-shop. Een bestelling kan één of meerdere taken bevatten. Voor meer informatie over het aanmaken van bestellingen in MarcomCentral-shops raadpleegt u de MarcomCentral-documentatie.
      Belangrijk: Wanneer een MarcomCentral-taak een Bestelling voltooien-activiteit start, wordt de status ervan gewijzigd in Bezig met wachten op voltooiing van bestelling. U kunt de taak alleen voltooien of verplaatsen naar de Behouden-activiteit nadat u de bestelling heeft afgesloten.
    2. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als operator of beheerder.
    3. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    4. Selecteer de taak in de Alle taken-pod en klik vervolgens op Meer.
    5. Selecteer Details bestelling....
      Het dialoogvenster Details bestelling wordt weergegeven.
    6. Controleer zorgvuldig alle gegevens van de bestelling. Als de gegevens correct zijn, klikt u op Sluiten.
    7. Selecteer de taak in de Alle taken-pod en klik vervolgens op Meer.
    8. Selecteer Bestelling voltooien....
      Als niet alle taken van de bestelling klaar zijn om te worden voltooid, wordt een waarschuwingsbericht weergegeven.
    9. Klik op Ja.
      Het dialoogvenster Bestelling voltooien wordt weergegeven. Voor ieder onderdeel van het voltooien is er een tabblad in het dialoogvenster voor het voltooien van bestellingen.
    10. Om de bestelling te voltooien, moet u de volgende handelingen uitvoeren:
      • de pakbon voor de bestelling aanmaken
      • de factuur aanmaken
      • de bestelling betalen
      Het tabblad Betaling wordt weergegeven en de betaling van de bestelling wordt alleen uitgevoerd voor bestellingen die credit card als betalingsmethode hebben.
    11. Bewerk de benodigde velden in ieder tabblad en klik dan op OK.

      Belangrijk:
      • U kunt het te verzenden aantal voor de artikelregels niet wijzigen vanuit TotalFlow Production Manager. De pakbon vermeldt de totale bestelde hoeveelheid.
      • U kunt in TotalFlow Production Manager niet meerdere pakbonnen aanmaken voor een bestelling met meerdere artikelregels.
      • Wanneer een bestelling meerdere artikelregels met verschillende verzendadressen bevat, staat TotalFlow Production Manager het voltooien niet toe en wordt een waarschuwingsbericht weergegeven.
      • U kunt de waarden van de standaard artikelregels niet wijzigen wanneer u een factuur aanmaakt vanuit TotalFlow Production Manager.
      Voor al deze gevallen moet u het voltooien in MarcomCentral uitvoeren.

      Het taakkenmerk Bestelnummer kan worden weergegeven in de Alle taken-pod en u kunt de taken groeperen of bestellen op dit kenmerk.

    1.2.6.2.4 Papierinstellingen configureren voor MarcomCentral JobDirect-bestellingen

    Voor dit type taak moet u een bestand uploaden en dan de media en de afwerkingsopties selecteren. De prijzen zijn afhankelijk van uw selecties.

    In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de papierinstellingen in MarcomCentral kunt configureren wanneer u taken verzendt naar TotalFlow Production Manager voor JobDirect-producten, en hoe u de papierinstellingen moet configureren in TotalFlow Production Manager om MarcomCentral-taken in te plannen voor printers en af te drukken.

    1. Configureer de 3 MarcomCentral JobDirect-velden om het papier van een taak op te geven. U kunt de velden configureren met waarden van een bibliotheek of waarden die speciaal voor een product zijn bepaald.
      1. Mediaformaten
        Selecteer een bibliotheek en kies dan een lijst met Mediaformaten uit de bibliotheek of maak er een aan. Ieder mediaformaat heeft een naam en een breedte en hoogte in de eenheden die door de portal worden gebruikt. De lijsten met Mediaformaten zijn bepaald in het gedeelte Mediaformaten van de bibliotheek
      2. Mediacategorie
        Selecteer een bibliotheek en kies dan een lijst met Mediacategorieën uit de bibliotheek of maak er een aan. Iedere mediumcategorie heeft een naam De lijsten met Mediacategorieën zijn bepaald in het gedeelte Tekstlijsten van de bibliotheek.
      3. Mediatype
        Selecteer een bibliotheek en kies dan een lijst met Mediatypen uit de bibliotheek of maak er een aan. Iedere mediumcategorie heeft een naam De lijsten met Mediatypen zijn bepaald in het gedeelte Tekstlijsten van de bibliotheek.
    2. Bepaal de prijzen van het papier via de batchbewerking Prijzen van JobDirect-media.
    3. Bepaal de JDF-instellingen van het papier via de batchbewerking JDF - Media.
      Voor ieder mediatypewaarde kan een aantal JDF-papiereigenschappen worden ingesteld. Voor een volledig overzicht van alle JDF-papiereigenschappen die kunnen worden ingesteld voor een JobDirect-bestelling en de bijbehorende eigenschappenTotalFlow Production Manager, zie JDF-papiereigenschappen voor JobDirect-bestellingen.
      Voorbedrukt
      Gewicht
      Mediumtype
      Kleur
      Perforatietype
      Ondoorzichtigheid
      Textuur
      Coatings voorzijde
      Mediumtypedetails

    1.2.6.3 Taken indienen met de lpr-afdrukopdracht

    Dit is een voorbeeld van hoe u taken kunt indienen met de lpr-afdrukopdracht
    Zorg er voordat u taken indient voor dat de lpr-opdracht werkt:
    1. Open een Windows-opdrachtprompt en voer lpr in. Als de lpr-opdracht beschikbaar is, wordt de opmerking Gebruik weergegeven.
    2. Als in plaats van de opmerking Gebruik een bericht wordt weergegeven waarin wordt opgemerkt dat de lpr-opdracht niet als een interne opdracht wordt herkend, voer dan de volgende stappen uit:
      1. Klik in het startmenu op Configuratiescherm Programma's Programma's en onderdelen Windows-onderdelen in- of uitschakelen
      2. Vouw in het dialoogvenster Windows-onderdelen in- of uitschakelen de optielijst Afdruk- en documentservices uit.
      3. Selecteer LPR-poortmonitor.

        U hoeft Windows niet opnieuw op te starten.

    Opmerking: De bovenstaande procedure geldt voor Windows 11. Er zijn mogelijk kleine verschillen op andere besturingssystemen.

    Ga als volgt te werk om taken in te dienen via lpr-afdrukopdracht:

    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    3. Zorg ervoor dat er een passthrough-printer en een workflow aan zijn gekoppeld.
    4. Selecteer de workflow, klik op Meer en klik vervolgens op Editor en eigenschappen....
    5. In het dialoogvenster Workflow opent u de pagina Eigenschappen.
    6. Selecteer LPD als type taakindiening.
    7. Klik in de pod Alle taken op Hulpprogrammapictogram, het hulpprogrammapictogram, en klik vervolgens op Kolommen beheren....
      Het dialoogvenster Kolommen beheren... wordt weergegeven:
      Dialoogvenster Details kiezen
    8. Selecteer de eigenschap Afdeling in het dialoogvenster Kolommen beheren....
    9. Klik op OK.
    10. Gebruik in de opdrachtprompt van Windows de onderstaande lpr-afdrukopdrachtregel om een bestand naar de workflow te verzenden:lpr —S serverName —P workflowName C:\PDF\FileName.pdf —J departmentName.
      Als de taak arriveert in TotalFlow Production Manager, wordt de eigenschap Afdeling ingesteld op de waarde afdelingsnaam.

    1.2.6.4 Taken zoeken in TotalFlow Production Manager

    Taken die door workflows zijn aangemaakt en die in TotalFlow Production Manager zijn ingevoerd, worden weergegeven in de Alle taken-pod. Taken in de fase Afdrukken worden ook in de Wachtrijen-pod weergegeven, net zoals taken in de fase Voorbereiden, als ze via de activiteit Proefafdruk worden verwerkt.

    Ga als volgt te werk om een taak te zoeken in het systeem:

    • Als u de naam, de taak-id of andere informatie over de taak weet, kunt u het volgende doen:
      • De pod Alle taken sorteren op de gewenste eigenschap.
      • De pod Alle taken filteren op de gewenste eigenschap.
      • Zoek de Wachtrijen-pod op de ID of de naam van de taak.
    • Als u weet dat de taak is toegewezen aan een specifieke printer of printergroep, selecteer dan op de Bewerkingen-pagina de printer of printergroep waaraan de taak is toegewezen en klik vervolgens op Meer en selecteer de optie Ingediende taken tonen.

    1.2.6.4.1 Taken zoeken in de pod Wachtrijen

    Taken in de fase Voorbereiden en Afdrukken kunt u vinden met behulp van de zoekfunctie van Wachtrijenpod.

    Ga als volgt te werk om taken in de Wachtrijenpod te zoeken:

    1. Klik in de titelbalk van de Wachtrijenpod op Zoeken, de knop Taak zoeken.
    2. Schrijf in het zoekveld de waarde waarmee u wilt zoeken naar taken. De zoekopdracht wordt toegepast op de taaknaam, taak-ID, speciale instructies en printernaam.

      In de weergave worden de objecten gemarkeerd met de waarde die u voor elk van de eigenschappen heeft opgegeven.

      Opmerking: Als u letters hebt ingevoerd, worden taakwaarden gezocht die de desbetreffende tekst bevatten. Bijvoorbeeld: a komt overeen met a, abc, bca, cab, enzovoort.

    1.2.6.5 Taakinformatie weergeven en wijzigen

    U kunt verschillende soorten informatie over taken in TotalFlow Production Manager weergeven, waaronder status, eigenschappen en logboekinformatie.

    Gebruikers en systeembeheerders kunnen eigenschappen wijzigen voor de volledige taak of voor geselecteerde pagina's.

    1.2.6.5.1 Taakstatus weergeven

    Beheerders kunnen de status van taken bekijken en indien nodig de taken of printers wijzigen zodat ze overeenkomen.

    Opmerking: Een printer kan een aangevraagde printer zijn, een printergroep met een aantal niet-overeenkomende printers of een aangevraagde printer voor een proefafdruk.

    Ga als volgt te werk om de status van een taak weer te geven:

    1. Klik in de Alle taken-pod met de rechtermuisknop op de taak en selecteer vervolgens Status....

      Het dialoogvenster Status van taak wordt weergegeven.

      Dialoogvenster Taakstatus

    2. Ga als volgt te werk als u voor een van de eigenschappen de ballonhulp op het scherm wilt weergeven:
      1. Plaats de muisaanwijzer op de eigenschap.
      2. Klik op Vraagteken, de vraagtekenknop, naast de naam van de eigenschap.

      Wanneer de taakstatus Niet-toegewezen is en de Reden voor wachttijd is Geen overeenkomstige printer, ziet het dialoogvenster er ongeveer zo uit:

      Dialoogvenster Taakstatus

      U kunt ook de Details van reden voor wachttijd bekijken door de muis over de tekst te bewegen die in de kolom Reden voor wachttijd in de Alle taken-pod wordt weergegeven.

      Wanneer de taak de status Fout heeft, wordt een bericht weergegeven met de redenen van de status Fout van de taak en de actie die u moet ondernemen om de fout te verhelpen.

      Dialoogvenster Taakstatus

    1.2.6.5.2 Het aantal exemplaren voor een taak wijzigen

    U kunt het aantal exemplaren in een taak wijzigen in het dialoogvenster Eigenschappen voor de taak en ook in de Alle taken-pod.
    Volg deze stappen op om het aantal exemplaren voor een taak snel te wijzigen:
    1. Selecteer in de Alle taken-pod de taak en klik op Meer, of klik met de rechtermuisknop op de taak.
    2. Klik in de optielijst die verschijnt op Kopieën....
      Het dialoogvenster Aantal kopieën wordt weergegeven:
      Aantal exemplaren voor taak
    3. In het veld Kopieën voert u het aantal kopieën in dat u wilt afdrukken voor de taak.
    4. Klik op OK.
      Opmerking: Het maximale aantal kopieën dat u voor een taak kunt instellen in de Alle taken-pod is 9999. Om maximaal 32.767 exemplaren te kunnen afdrukken, stelt u de Kopieën-waarde in het dialoogvenster Eigenschappen voor de taak in en verstuurt u de taak naar een workflow die gekoppeld is aan een TotalFlow Print Server-apparaat.

    1.2.6.5.3 Taakeigenschappen weergeven

    U kunt uw afdruktaak instellen in het gedeelte Taakeigenschappen. Deze sectie is verdeeld in kleinere subsecties waarin u de taak nauwkeurig kunt afstemmen.

    Ga als volgt te werk om de Editor taakeigenschappen weer te geven:

    1. Selecteer een taak in de lijst.
    2. Klik op , het pictogram Bewerken, om de editor te openen en de taakopties te wijzigen.

    1.2.6.5.4 Standaardinstellingen en overschrijvingen

    Wanneer een taak naar een virtuele printer is gestuurd, gebruikt de taak de standaardwaarden van de virtuele printer voor eigenschappen waaraan geen waarde is toegekend. De overschrijvingen van de virtuele printer worden gebruikt voor alle taakeigenschappen in plaats van de waarden in het taakticket.
    Ga als volgt te werk om te schakelen tussen de standaardwaarden en overschrijvingen voor een waarde:
    1. Open Standaard taakinstellingen en overschrijvingen.
    2. Selecteer een eigenschap met een bepaalde waarde. Links van het label geeft het pictogram aan dat dit de standaardwaarde is.
    3. Klik op , het pictogram Standaardwaarden en overschrijvingen, om een bestaande waarde te vervangen door de door u geselecteerde waarde. De overschrijvingsmodus is actief wanneer het pictogram voor standaardwaarden en overschrijvingen wordt weergegeven.
    De geselecteerde waarde wordt gebruikt als standaardwaarde voor de eigenschap waarvoor de wijziging werd aangebracht. Als er geen waarde is ingesteld, geeft het pictogram aan dat de optie voor standaardwaarden en overschrijvingen is uitgeschakeld.

    1.2.6.5.5 Meerdere taken bewerken

    U kunt dezelfde instelling toepassen op alle geselecteerde taken of deze verwijderen.
    Controleer of er meerdere taken in de portlet zijn geselecteerd.
    U kunt als volgt meerdere afdruktaken bewerken in de Editor taakeigenschappen:
    1. Klik op , het bewerkpictogram, om Editor taakeigenschappen te openen.
    2. Als u een instelling op alle geselecteerde taken wilt toepassen, wijzigt u de instelling en selecteert u het naastgelegen selectievakje.
    3. Als u een instelling wilt verwijderen die op alle taken is toegepast, deselecteert u het selectievakje.
    Nadat u wijzigingen hebt aangebracht, kunt u ze verifiëren in de portlet waarin de taken zijn opgeslagen.

    1.2.6.5.6 De taakeigenschappen wijzigen

    U kunt de eigenschappen van een taak desgewenst wijzigen.

    Het gedeelte Taakeigenschappen bevat de volgende instellingen:

    • Basisinstellingen
    • Taakset-up-instellingen
    • Lay-out-instellingen
    • Papier-instellingen
    • Markeringen en afloop-instellingen
      Opmerking: De Markeringen en afloop-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.
    • Afwerking-instellingen
    • Uitzonderingspagina's-instellingen
    • Voor-/achterbladen-instellingen
    • Vellen-instellingen
    • Kleur-instellingen
      Opmerking: De Kleur-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.
    • Afdrukkwaliteit-instellingen
      Opmerking: De Afdrukkwaliteit-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.
    • Vijfde station-instellingen
      Opmerking: De Vijfde station-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer een Vijfde station-uitbreidingsset is geïnstalleerd.
    • Watermerk-instellingen
      Opmerking: De Watermerk-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.

    1.2.6.5.6.1 Taakopties wijzigen

    In deze sectie kunt u basisinformatie over de afdruktaak weergeven en bewerken.
    Ga als volgt te werk om de taakopties te openen:
    1. Open Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Taakset-up.
    3. Pas de taak aan met behulp van de getoonde opties.

    1.2.6.5.6.1.1 De taakopties configureren

    U kunt de basisinformatie voor de taak bewerken.
    U kunt als volgt de taakopties configureren:
    1. Klik links in het scherm op Taakset-up.
    2. Voer in het veld Kopieën het aantal exemplaren in dat u wilt afdrukken.
    3. Voer in het veld Paginabereik één of meerdere pagina's (gescheiden door komma's) of een bereik in om op te geven welke pagina's u wilt afdrukken.
      Opmerking: Dit veld is alleen beschikbaar wanneer dit wordt ondersteund door de printerconfiguratie.
    4. Kies aan de hand van de opties in de lijst Afdrukmodus of u wilt afdrukken, wilt vasthouden of beide.
      Opmerking: Deze waarde is alleen beschikbaar wanneer dit wordt ondersteund door de printerconfiguratie.
    5. Vouw de Taakinformatie-groep uit.
    6. Voer in het veld Taaknaam de naam van de taak in.
    7. Voer de code in het veld Gebruikerscode in, indien beschikbaar. Deze code wordt gebruikt voor facturatie- en traceringsdoeleinden.
    8. Stel een datum en tijd voor het afdrukken van de taak in door Uiterlijk te selecteren in de lijst Einddatum.
    9. Om de gebruiker op te geven die de taak heeft aangemaakt, voert u een naam in het veld Gebruikersnaam in of selecteert u een reeds geregistreerde gebruiker in de lijst.
    10. Om de gebruiker op te geven die eigenaar is van de taak, voert u een naam in het veld Klant in.
    11. Wanneer u heeft gekozen om een bannerpagina aan de taak toe te voegen, dient u de informatie die op de banner afgedrukt moet worden, in het veld Bannerpagina-informatie te bewerken.
    12. Gebruik het veld Speciale aanwijzingen wanneer u aanvullende instructies voor het verwerken van de taak moet opgeven.
    13. Voeg extra informatie over de taak toe in de velden Opmerkingen 1 en Opmerkingen 2.
    14. Voer in het veld Beschrijving een tekst in om een beschrijving aan de taak toe te voegen.

    1.2.6.5.6.1.2 Instellingen variabele gegevens bewerken

    Met de Variable Data Printing (VDP)-gegevensindeling kunt u gepersonaliseerde bestanden met records afdrukken.
    U kunt als volg de instellingen voor variabele gegevens bewerken:
    1. Klik links in het scherm op Taakset-up.
    2. Scroll naar beneden en vouw de sectie Instellingen variabele gegevens uit.
    3. Om de objecten in taken met PDF-bestanden in het cachegeheugen op te slaan en hergebruiken, selecteert u een waarde uit de lijst Objecten in PDF-taken opslaan in cache.

    1.2.6.5.6.1.3 De taakprioriteit instellen

    Bepaalt de prioriteit van de taak.
    Ga als volgt te werk om de taakprioriteit in te stellen:
    1. Klik links in het scherm op Taakset-up.
    2. Ga naar Prioriteit onder Geavanceerde instellingen.
    3. Selecteer indien nodig het selectievakje om het invoerveld Prioriteit te activeren.
    4. Voer 100 in wanneer u de taak de hoogste prioriteit wilt geven of 1 wanneer u de taak de laagste prioriteit wilt geven.

    1.2.6.5.6.1.4 De opties voor het bewaren van taken instellen

    Bepaalt of de taak moet worden bewaard en zo ja hoelang.
    Ga als volgt te werk om in te stellen of en hoe een taak moet worden bewaard:
    1. Klik links in het scherm op Taakset-up.
    2. Scroll omlaag en ga naar Opslaan onder Geavanceerde instellingen.
    3. Selecteer Opslaan in de lijst om de optie Uit voor de huidige taak uit te schakelen.
    4. Selecteer Voor onbepaalde tijd opslaan om de taak te bewaren.
    5. Om de taak gedurende een bepaalde periode te bewaren na te zijn afgedrukt, selecteert u Opslaan gedurende en stelt u in hoeveel dagen en uren u de taak wilt bewaren.

    1.2.6.5.6.1.5 Een lettertype vervangen

    U kunt een bepaald lettertype laten vervangen als dit lettertype niet gevonden wordt.
    U kunt als volgt een lettertype vervangen:
    1. Klik links in het scherm op Taakset-up.
    2. Scrol omlaag en ga naar Geavanceerde instellingen.
    3. Selecteer Aan in de lijst Lettertypevervanging.

    1.2.6.5.6.1.6 Een andere impositie instellen voor een paginabereik

    U kunt een andere impositie kiezen voor een paginabereik.
    Ga als volgt te werk om voor slechts één paginabereik een andere impositie in te stellen:
    1. Ga naar Taakset-up.
    2. Stel in het veld Paginabereik het paginabereik in.
    3. Scrol omlaag en ga naar Geavanceerde instellingen.
    4. Selecteer Geselecteerde pagina's opnieuw opmaken in de lijst Impositie paginabereik.

    1.2.6.5.6.1.7 Vooraf ingestelde printerinstellingen selecteren

    Bepaalt de vooraf ingestelde printerinstelling die wordt gebruikt om de taak af te drukken.
    Een set printerconfiguratieparameters selecteren:
    1. Klik links in het scherm op Taakset-up.
    2. Scrol omlaag en ga naar Geavanceerde instellingen.
    3. Ga naar Vooraf ingestelde printerinstelling.
    4. Selecteer één van de vooraf ingestelde printerinstellingen uit de lijst, indien beschikbaar.
    5. Als u met vooraf ingestelde printerinstellingen wilt afdrukken, selecteer dan Elk.

    1.2.6.5.6.1.8 Printerfuncties selecteren

    Geeft de gebruikte printerfuncties voor het afdrukken van de taak aan.
    Ga als volgt te werk om een printerfunctie selecteren:
    1. Klik links in het scherm op Taakset-up.
    2. Scrol omlaag en ga naar Geavanceerde instellingen.
    3. Ga naar Printerfunctie.
    4. Selecteer een printerfunctie uit de lijst, indien beschikbaar.

    1.2.6.5.6.1.9 De Postflight-opties selecteren

    U kunt erachter komen waarom een afgedrukte taak niet de verwachte kleuruitvoer heeft.
    U kunt als volgt de Postflight opties selecteren:
    1. Klik links in het scherm op Taakset-up.
    2. Ga naar Postflight.
    3. Selecteer een van de opties in de lijst.

    1.2.6.5.6.2 De lay-out instellingen bewerken

    Deze sectie stelt u in staat om op te geven hoe u de pagina's van uw afdruktaak wilt afdrukken.
    Ga als volgt te werk om de lay-out opties te openen:
    1. Open Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Lay-out.
    3. Bewerk de lay-out instellingen met behulp van de weergegeven opties.

    1.2.6.5.6.2.1 De lay-out van een boekje instellen

    U kunt de pagina's van een document desgewenst afdrukken in de vorm van een boekje.
    Ga als volgt te werk om het type lay-out voor het boekje op te geven:
    1. Klik links in het scherm op Lay-out.
    2. Ga naar het gedeelte Boekje.
    3. Stel de waarde Impositie in op Boekje.

    1.2.6.5.6.2.2 Een groeperingslay-out instellen

    U kunt de groeperingslay-out gebruiken om meerdere pagina's op een vel papier te combineren.
    Ga als volgt te werk om het type groeperingslay-out op te geven:
    1. Klik links in het scherm op Lay-out.
    2. Ga naar het gedeelte Groeperen.
    3. Stel de waarde Impositie in op Herhalen of Snelheid.
    4. Stel de waarde Pagina's per vel in op 2 of meer.

    1.2.6.5.6.2.3 De instellingen voor automatische rotatie van de afbeelding wijzigen

    U kunt de rotatie van een afbeelding ten opzichte van de richting van het vel desgewenst handmatig wijzigen.
    De instellingen voor de automatische rotatie wijzigen:
    1. Klik links in het scherm op Lay-out.
    2. Ga naar het gedeelte Normaal.
    3. Ga naar Automatische rotatie en selecteer Uit om de rotatie van de afbeelding handmatig te wijzigen.
        Opmerking:
      • Met de optie Automatische rotatie wordt de lange rand van de afbeelding uitgelijnd met de lange rand van het vel of de pagina. Wanneer de afdrukrichting van de afbeelding en het vel van elkaar verschillen, wordt de bovenrand of linkerrand van de afbeelding automatisch uitgelijnd met de waarde Openingsrichting.
      • Als de optie Automatische rotatie is uitgeschakeld, ga dan naar Pagina's per vel en stel de waarde in op 1.

    1.2.6.5.6.2.4 De afdrukzijde selecteren

    U kunt opgeven welke zijden van het vel moeten worden bedrukt als een configuratie voor dubbelzijdig afdrukken is ingeschakeld.
    Ga als volgt te werk om de afdrukzijde te selecteren:
    1. Klik links in het scherm op Lay-out.
    2. Selecteer het lay-outtype en ga naar Afdrukzijde.
    3. Selecteer Voorzijde (één zijde) om op slechts één zijde af te drukken.
    4. Selecteer Achterzijde (één zijde).
      Opmerking: Deze waarde is alleen beschikbaar wanneer dit wordt ondersteund door de printerconfiguratie.
    5. Selecteer .

    1.2.6.5.6.2.5 De paginarichting wijzigen

    U kunt het type lay-out kiezen voor de pagina's in de taak.
    Ga als volgt te werk om de paginarichting van een verticale naar een horizontale lay-out te wijzigen:
    1. Klik links in het scherm op Lay-out.
    2. Selecteer het lay-outtype en ga naar Richting.
    3. Selecteer Liggend in de lijst.
    Belangrijk: De geselecteerde afdrukrichting moet overeenkomen met de afdrukrichting van de pagina's in het afdrukbestand. Als het afdrukbestand gecombineerde lay-outs bevat, moet u deze zo instellen dat de afdrukrichting overeenkomt met die van de meeste pagina's. Taken die worden ingediend bij virtuele printers, moeten dezelfde afdrukrichting hebben als de virtuele printer. Anders kan het afdrukken van de taak tot onverwachte resultaten leiden.

    Als het afdrukbestand bijvoorbeeld uit tien pagina's bestaat en er worden zeven pagina's weergegeven in staande richting en drie pagina's in liggende richting, dan moet u de afdrukrichting instellen op staand, zodat de afdrukrichting overeenkomt met die van de meeste pagina's.

    1.2.6.5.6.2.6 De openingsrichting selecteren

    U kunt opgeven in welke richting vellen geopend moeten worden.
    Ga als volgt te werk om te selecteren in welke richting de vellen geopend of omgeslagen moeten worden:
    1. Klik links in het scherm op Lay-out.
    2. Selecteer het lay-outtype en ga naar Openingsrichting.
    3. Selecteer Naar links openen om het vel van rechts naar links te openen. Wanneer u deze optie selecteert, wordt de Inbindrand automatisch ingesteld op Links.
    4. Selecteer Naar boven openen om het vel van onder naar boven te openen. Wanneer u deze optie selecteert, wordt de Inbindrand automatisch ingesteld op Boven.
    5. Selecteer Naar rechts openen om het vel van links naar rechts te openen. Wanneer u deze optie selecteert, wordt de Inbindrand automatisch ingesteld op Rechts.
      Opmerking: Deze waarde is alleen beschikbaar wanneer dit wordt ondersteund door de printerconfiguratie.

    1.2.6.5.6.2.7 Een afbeelding draaien op een pagina

    U kunt het aantal graden selecteren waarmee de afbeelding op een pagina moet worden gedraaid.
    Ga als volgt te werk om het beeld op elke pagina van de taak linksom te draaien:
    1. Klik links in het scherm op Lay-out.
    2. Selecteer het lay-outtype en ga naar Graden rotatie.
    3. Klik op een van de knoppen om het aantal graden te selecteren waarmee de afbeelding op de pagina moet worden gedraaid.
    Opmerking: U kunt deze instelling gebruiken naast een eventuele automatische rotatie. Afbeeldingen worden automatisch gedraaid om ervoor te zorgen dat de lange kant ervan parallel loopt aan de lange kant van het vel of de pagina. De optie Graden rotatie is alleen beschikbaar als de printerconfiguratie deze optie ondersteunt.

    1.2.6.5.6.2.8 Een beeld vergroten of verkleinen

    U kunt een afbeelding schalen zodat deze past bij het afdrukformaat, het up-formaat of het papierformaat.
    Ga als volgt te werk om op te geven of een beeld vergroot of verkleind moet worden om passend gemaakt te worden:
    1. Klik links in het scherm op Lay-out.
    2. Selecteer het lay-outtype en ga naar Verkleinen/vergroten onder Afbeelding.
    3. Selecteer Passend aan afdrukformaat maken om de afbeelding te vergroten of verkleinen of aan te passen aan het afdrukformaat.
      Opmerking: Deze waarde is alleen beschikbaar wanneer dit wordt ondersteund door de printerconfiguratie.
    4. Selecteer Verkleinen om passend te maken om een afbeelding te verkleinen voor aanpassing aan het papierformaat of voor het X-op-1-formaat, in het geval van meerdere verkleinde beelden.
    5. Selecteer Uit om de oorspronkelijke grootte van het beeld te handhaven.

    1.2.6.5.6.2.9 Een beeld uitlijnen

    U kunt een beeld op de pagina uitlijnen ten opzichte van het beginpunt van het vel.
    Ga als volgt te werk om op te geven hoe u een beeld wilt uitlijnen:
    1. Klik links in het scherm op Lay-out.
    2. Selecteer het lay-outtype en ga naar Afbeeldingsuitlijning onder Afbeelding.
    3. Selecteer Centreren om een beeld op het vel te centreren.
    4. Kies één van de volgende waarden om de hoek van een beeld te verankeren aan een bepaalde hoek van het vel: Linksonder, Linksboven, Rechtsboven, of Rechtsonder.
      Opmerking: Deze waarden zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.

    1.2.6.5.6.2.10 De positie van een afbeelding wijzigen

    U kunt de positie van een beeld op de pagina wijzigen ten opzichte van het beginpunt van het vel.
    Ga als volgt te werk om de verschuiving van een afbeelding op te geven:
    1. Klik links in het scherm op Lay-out.
    2. Selecteer het lay-outtype en ga naar Beeldverschuiving onder Afbeelding.
    3. Klik indien nodig op Beeldverschuiving om deze in te schakelen.
    4. Wanneer u het selectievakje Zelfde beeldverschuiving gebruiken voor voor- en achterzijde aanvinkt, worden de waarden op zowel de voor- als achterzijde toegepast als een configuratie voor dubbelzijdig afdrukken is ingeschakeld.
    5. Voer in de velden Voorkant en Terug een positief of negatief getal met maximaal 3 decimalen in.
    6. Selecteer de meeteenheid uit de lijst Meeteenheden.
      Opmerking:
    • Wanneer het vel is gedraaid voor een goede weergave, draait de beeldverschuiving met het vel mee.
    • De X- en Y-pijlen in het coördinatiesysteem geven de richting van de beeldverschuiving van de afbeelding aan.

    1.2.6.5.6.2.11 Een nieuwe aangepaste lay-out toevoegen

    U kunt een aangepaste lay-out voor de taak maken.
    Opmerking: Deze sectie is alleen beschikbaar wanneer dit wordt ondersteund door de printerconfiguratie.
    Ga als volgt te werk om een nieuwe aangepaste lay-out toe te voegen:
    1. Klik links in het scherm op Lay-out.
    2. Ga naar het gedeelte Normaal en selecteer een waarde die hoger is dan 1 in de lijst Pagina's per vel.
    3. Om een nieuwe, aangepaste lay-out te maken, klikt u op Aangepaste lay-out toevoegen.
    4. Vink het selectievakje Gebruik dezelfde lay-out voor beide zijden aan als u voor beide zijden dezelfde instellingen wilt behouden.
    5. Om de locatie te selecteren van de lay-out die u wilt aanpassen, klikt u op de pagina om die te selecteren. Gebruik vervolgens de lijst Locatie of de pijlen of sleep de pagina en zet deze op een andere pagina neer.
    6. Om de draaihoek op te geven van de afbeeldingen die op deze locatie zijn geplaatst, klikt u op één van de opties van Graden rotatie.
    7. Selecteer een waarde in de lijst Verkleinen/vergroten als u de afbeeldingen wilt verkleinen of vergroten zodat ze op de plek passen.
    8. Als u wilt opgeven hoeveel de afbeeldingen die op deze plek zijn geplaatst, moeten worden verschoven, klikt u op Beeldverschuiving om dit in te schakelen en voert u een waarde in de velden X en Y in.
    Opmerking: Als u het selectievakje Aangepaste volgorde behouden niet aanvinkt, is de paginavolgorde hetzelfde als staat aangegeven bij Lay-out. Het selectievakje Aangepaste volgorde behouden wordt automatisch aangevinkt als u de volgorde van de pagina's wijzigt.

    1.2.6.5.6.3 De papierinstellingen wijzigen

    In deze sectie vindt u informatie over het papier dat voor de taak is geselecteerd.
    Ga als volgt te werk om de opties voor de papierinstellingen te openen:
    1. Open Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Papier.
    3. Gebruik de weergegeven opties om de papierinstellingen aan te passen.

    1.2.6.5.6.3.1 Handmatig papier toevoegen

    U kunt handmatig papier voor de taak selecteren.
    1. Open de Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Papier.
    3. Vouw de lijst Papier uit en klik op Handmatig papier om het dialoogvenster Handmatige papiersoorten toevoegen te openen.
    4. Stel alle eigenschappen voor het geselecteerde papier in, inclusief Invoerlade, Formaat, Gewicht, Type, enz.
    Belangrijk: Sommige opties zijn niet beschikbaar voor de standaardeigenschappen of als u de eigenschappen van de afdruktaak bewerkt in het gedeelte Virtuele printers.

    1.2.6.5.6.3.2 Handmatig papier bijwerken

    U kunt de eigenschappen van handmatig papier bewerken.
    1. Open de Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Papier.
    3. Ga naar het veld Papier en vouw de lijst uit.
    4. Beweeg in het gedeelte Handmatig papier de cursor boven het papier dat u wilt bewerken en klik op het pictogram Bijwerken om het dialoogvenster Handmatige papiersoorten bijwerken weer te geven.

    1.2.6.5.6.3.3 Een aangepast papierformaat instellen

    U kunt de breedte en hoogte van het papier instellen.
    1. Open de Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Papier.
    3. Ga naar de lijst Formaat en selecteer Aangepast.
    4. Voer in de velden Breedte en Hoogte de aangepaste waarden in.

    1.2.6.5.6.3.4 Een papiersoort in de papiercatalogus selecteren

    De modus Papiercatalogus biedt u de mogelijkheid om elk papier te selecteren dat in de catalogus is opgenomen en stelt u ertoe in staat de invoerlade te wijzigen.
    1. Open de Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Papier.
    3. Vouw de lijst Papier uit en klik op Papiercatalogus.
    4. Klik in het venster Papiercatalogus met de linker muisknop op een papier in het gedeelte Cataloguspapier.

    1.2.6.5.6.3.5 Het papier sorteren

    U kunt het papier sorteren in de Papiercatalogus.
    1. Open Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Papier.
    3. Vouw de lijst Papier uit.
    4. Klik op Papiercatalogus.
    5. Klik op een kolomkop om het papier te sorteren op basis van een papierkenmerk.
      Opmerking: Om het papier in oplopende of aflopende volgorde te sorteren, klikt u nogmaals op de kolomkop.

    1.2.6.5.6.3.6 Zoeken in de papiercatalogus

    Met de functie Zoeken kunt u in de catalogus papier zoeken dat voldoet aan de eigenschappen die u zoekt. U kunt papier zoeken aan de hand van de eigenschappen die als één zoekwoord of als reeks zoekwoorden worden weergegeven. De zoekopdracht wordt beperkt tot resultaten die overeenkomen met alle eigenschappen voor het papier.

    1.2.6.5.6.4 De markeringen en afloopinstellingen wijzigen

    In dit gedeelte kunt u de instellingen bewerken voor de marges, markeringen, afloop en rugmarges.
    Opmerking: De Markeringen en afloop-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.
    Ga als volgt te werk om de opties van de bijsnijdgrootte in te stellen:
    1. Open Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Markeringen en afloop.
    3. Bewerk de instellingen met behulp van de weergegeven opties.

    1.2.6.5.6.4.1 Het afloopgebied instellen

    U kunt de afloopinstellingen opgeven.
    Ga als volgt te werk om het afloopgebied in te stellen:
    1. Klik links in het scherm op Markeringen en afloop.
    2. Stel het papiertype in en geef op of de afbeelding moet worden vergroot of verkleind om deze passend te maken door een optie uit de lijst Verkleinen/vergroten te selecteren.
    3. Klik op Marge/rugmarge-instellingen om deze in te schakelen.
    4. Ga naar Afloop.
    5. Geef de breedte van de afloop aan in de verticale en horizontale velden.

    1.2.6.5.6.4.2 De afstand tussen meerdere pagina's op een vel instellen

    U kunt de instellingen voor de rugmarges instellen.
    Ga als volgt te werk om de afstand tussen de pagina's op een vel in te stellen:
    1. Klik links in het scherm op Markeringen en afloop.
    2. Stel het papiertype in en geef op of de afbeelding moet worden vergroot of verkleind om deze passend te maken door een optie uit de lijst Verkleinen/vergroten te selecteren.
    3. Klik op Marge/rugmarge-instellingen om deze in te schakelen.
    4. Ga naar Rugmarges.
    5. Geef de breedte van de rugmarge aan in de verticale en horizontale velden.

    1.2.6.5.6.4.3 De marges instellen

    U kunt de marges instellen tussen de afgewerkte grootte en de randen van het vel.
    Opmerking: De Markeringen en afloop-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.
    Ga als volgt te werk om de marges van het vel op te geven:
    1. Klik links in het scherm op Markeringen en afloop.
    2. Klik op Marge/rugmarge-instellingen om deze in te schakelen.
    3. Ga naar Marges.
    4. De boven-, onder-, linker en rechter marges geven de hoeveelheid ruimte aan tussen het afgewerkte formaat en de buitenste randen van het vel. Als u deze wilt instellen, voer de waarden dan in de daarmee overeenkomende velden in.
      Opmerking: Vink het selectievakje Dezelfde marge gebruiken aan om voor alle marges dezelfde waarde in te stellen.

    1.2.6.5.6.4.4 Bijsnijdmarkeringen afdrukken

    U kunt kiezen op welke zijden van het vel in het midden en in de hoeken bijsnijdmarkeringen worden afgedrukt.
    Opmerking: De Markeringen en afloop-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.
    Ga als volgt te werk om op te geven hoe bijsnijdmarkeringen moeten worden afgedrukt:
    1. Klik links in het scherm op Markeringen en afloop.
    2. Als u bijsnijdmarkeringen in de hoek wilt afdrukken:
      1. Selecteer in de lijst Bijsnijdmarkeringen hoek de zijde waarop de bijsnijdmarkeringen moeten worden afgedrukt.
      2. Selecteer de stijl voor de bijsnijdmarkeringen in de hoek. De Enkel-stijltekens waar het afgewerkte formaat moet worden bijgesneden en de Dubbel-stijl geeft zowel de rand van de snijrand aan als waar het afgewerkte formaat moet worden bijgesneden.
      3. Als u de lijndikte in punten wilt opgeven, voer dan een waarde in het Dikte-veld in.
      4. Als u de bijsnijdmarkeringen in de hoek aan de rand van het vel wilt afdrukken, selecteer dan Tot rand afdrukken.
      5. Als de snijtekens een bepaalde lengte moeten hebben, selecteer dan Aangepast.
      6. Voer de waarden voor de horizontale en verticale lengte in en selecteer de meeteenheden.
      Belangrijk: Stel de marges breed genoeg in om de bijsnijdmarkeringen af te drukken.
    3. Als u bijsnijdmarkeringen in het midden wilt afdrukken:
      1. Selecteer in de lijst Bijsnijdmarkeringen midden de zijde waarop de bijsnijdmarkeringen moeten worden afgedrukt.
      2. Selecteer de stijl voor de bijsnijdmarkeringen in het midden.
      3. Om op te geven hoever het midden van de bijsnijdmarkering moet worden verschoven ten opzichte van de rand van het afgewerkte formaat, geeft u een waarde in het veld Verschuiving op.
      4. Als u de eenheden voor de verschuiving wilt opgeven, gebruik dan de lijst Meeteenheden.

    1.2.6.5.6.5 De afwerkingsopties wijzigen

    In deze sectie leest u hoe u de instellingen voor het afwerken van een taak kunt bekijken en bewerken.
    Ga als volgt te werk om de afwerkingsopties te wijzigen:
    1. Open Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Afwerking.
    3. Pas de afwerkingsinstellingen aan met behulp van de weergegeven opties.

    1.2.6.5.6.5.1 De niet- en inbindmethoden instellen

    U kunt selecteren hoe u de pagina's in de taak wilt nieten of inbinden.
    Ga als volgt te werk om nietjes te plaatsen of om de inbindmethode te selecteren:
    1. Klik links in het scherm op Afwerking.
    2. Ga naar Nieten/binden.
    3. Kies in de lijst of u de pagina's in de taak wilt nieten of inbinden.

    1.2.6.5.6.5.2 De perforatiemethode selecteren

    U kunt de perforatiemethode voor de taak selecteren.
    Ga als volgt te werk om te selecteren hoe u de pagina's in de taak wilt perforeren:
    1. Klik links in het scherm op Afwerking.
    2. Ga naar Perforeren.
    3. Selecteer de perforatiemethode uit de lijst Perforeren.

    1.2.6.5.6.5.3 De vouwmethode selecteren

    U kunt opgeven hoe de taak of grote vellen in de taak moeten worden gevouwen.
    Ga als volgt te werk om de vouwmethode te selecteren:
    1. Klik links in het scherm op Afwerking.
    2. Ga naar Vouwtype.
    3. Selecteer een van de vouwmethoden in de lijst.

    1.2.6.5.6.5.4 De uitvoerlade wijzigen

    U kunt selecteren welke lade u wilt gebruiken voor de afgewerkte uitvoer.
    Ga als volgt te werk om de uitvoerlade te wijzigen:
    1. Klik links in het scherm op Afwerking.
    2. Ga naar Uitvoerlade.
    3. Selecteer één van de op uw printer beschikbare uitvoerladen.
    Belangrijk: Papier dat niet is gevouwen, kan niet naar de uitvoerlade van de multivouweenheid worden verzonden. Als u een taak afdrukt met verschillende papiertypen en een deel van het papier wordt afgewerkt met Z-vouw, moet u een lade van de finisher als uitvoerlade opgeven.

    1.2.6.5.6.5.5 De lade voor ongebruikte tabbladen selecteren

    U kunt selecteren in welke lade de ongebruikte tabbladen moeten worden afgeleverd.
    Ga als volgt te werk om de lade voor de ongebruikte tabbladen te selecteren:
    1. Klik links in het scherm op Afwerking.
    2. Ga naar Niet-gebruikte tabbladen uitwerpen.
    3. Selecteer een van de uitvoerladen die op de printer beschikbaar zijn.

    1.2.6.5.6.5.6 De taakexemplaren samenvoegen

    Bepaalt hoe de kopieën van de taak gestapeld worden.
    Ga als volgt te werk om op te geven hoe de exemplaren gesorteerd moeten worden:
    1. Klik links in het scherm op Afwerking.
    2. Ga naar het veld Sorteren en kies een van de opties die voor de printer beschikbaar zijn.

    1.2.6.5.6.5.7 De taakexemplaren uitwerpen

    Geeft aan of de uitvoer met de afdrukzijde omhoog of omlaag wordt uitgeworpen in de uitvoerlade.
    Ga als volgt te werk om op te geven hoe u de uitvoer wilt uitwerpen:
    1. Klik links in het scherm op Afwerking.
    2. Selecteer Bedrukte zijde naar beneden uit de lijst om de eerste naar onder gerichte pagina aan de onderkant van de stapel af te drukken.
    3. Selecteer Bedrukte zijde naar beneden, omgekeerde volgorde uit de lijst om de eerste naar onder gerichte pagina aan de bovenkant van de stapel af te drukken.
    4. Selecteer Bedrukte zijde naar boven uit de lijst om de eerste naar boven gerichte pagina aan de onderkant van de stapel af te drukken.
    5. Selecteer Bedrukte zijde naar boven, omgekeerde volgorde uit de lijst om de eerste naar boven gerichte pagina aan de bovenkant van de stapel af te drukken.

    1.2.6.5.6.5.8 De methode voor perforeren selecteren

    U kunt perforatielijnen in het vel maken.
    Geef als volgt aan hoe de taak moet worden geperforeerd:
    1. Klik links in het scherm op Afwerking.
    2. Ga naar Perforeren.
    3. Selecteer een van de methoden voor perforeren in de lijst.

    1.2.6.5.6.5.9 De methode voor rillen selecteren

    U kunt rillen in het vel maken.
    Geef als volgt aan hoe de taak moet worden gerild:
    1. Klik links in het scherm op Afwerking.
    2. Ga naar Rillen.
    3. Selecteer een van de rilmethoden in de lijst.

    1.2.6.5.6.5.10 Afdrukken tot maximaal afdrukbaar gebied

    U kunt het maximale beschikbare papieroppervlak voor het afdrukken gebruiken.
    Ga als volgt te werk om het maximale afdrukbare gebied te gebruiken:
    1. Klik links in het scherm op Afwerking.
    2. Schakel het selectievakje Afdrukken tot maximaal afdrukbaar gebied in.

    1.2.6.5.6.6 De uitzonderingspagina's gebruiken

    Gebruik deze sectie om blanco pagina's in te voegen en de instellingen voor de bestaande pagina's aan te passen of te vervangen.

    De uitzonderingspagina's zijn:

    • Invoegen
    • Vervangen
    • Subset

    Opmerking: Zorg ervoor dat u eerst de instellingen voor de opties Impositie, Papier en Afwerking configureert voordat u andere instellingen configureert in het gedeelte Uitzonderingspagina's. De uitzonderingspagina's nemen deze instellingen over wanneer ze voor de eerste keer worden toegevoegd.

    1.2.6.5.6.6.1 Voorbedrukte of blanco pagina's toevoegen

    U kunt voorbedrukte of blanco pagina's in een taak invoegen.
    Ga als volgt te werk om een voorbedrukt of blanco pagina voor of na een pagina in een taak in te voegen:
    1. Ga naar Uitzonderingspagina's.
    2. Klik op Invoegen.
    3. Klik op Voor of Na en voer het paginanummer in het veld Pagina's in.
    4. Selecteer het papier uit de lijst Papier. Selecteer de waarde Standaardwaarde gebruiken als u hetzelfde papier als de taak wilt behouden.
    5. Voer in het veld Aantal vellen het aantal vellen in dat u wilt invoegen.
    6. Klik op Toevoegen.

    1.2.6.5.6.6.2 Pagina's in een taak wijzigen

    In het gedeelte Vervangen kunt u het papier, de kleur, de afdrukzijden of de afbeeldingsinstellingen voor een pagina of paginabereik aanpassen. U kunt er ook voor kiezen om een nieuw hoofdstuk te beginnen met de eerste pagina van een vervanging.
    1. Klik op Vervangen.
    2. Voer in het veld Pagina's een getal of een bereik in om de pagina's op te geven die moeten worden gewijzigd.
      Opmerking: Geef één pagina op (bijvoorbeeld 1) of geef een paginabereik op waarin u de pagina's van elkaar scheidt door middel van een streepje (bijvoorbeeld 1-10). Als u een paginabereik invoert, wordt één vervanging aangemaakt voor alle pagina's in het bereik.
    3. Selecteer het papier, de kleur, de afdrukzijden of de afbeeldingsinstellingen.
      Opmerking: Selecteer de waarde Standaardwaarde gebruiken als u dezelfde instellingen voor papier, kleur, afdrukzijden en afbeeldingsinstellingen wilt gebruiken als voor de afdruktaak.
    4. Als u een nieuw hoofdstuk wilt beginnen met de vervanging, vinkt u het selectievakje Nieuw hoofdstuk starten aan.
    5. Klik op Toevoegen.

    1.2.6.5.6.6.3 Subsets van pagina's afwerken

    U kunt opgeven hoe een specifieke subset van pagina's moet worden afgewerkt.
    Ga als volgt te werk om de afwerkingsopties voor subsets van pagina's te selecteren:
    1. Ga naar Uitzonderingspagina's.
    2. Klik op Subset.
    3. Voer in het veld Pagina's een getal of een bereik in om de pagina's voor de subset op te geven.
    4. Selecteer een van de waarden uit de lijst Nieten om op te geven hoe de subset moet worden geniet.
    5. Om de inserts samen met de pagina's van de subset te nieten, gaat u naar Invoegen. U kunt ervoor kiezen om alle inserts, alleen de inserts vóór de pagina's van de subset of alleen de inserts na de pagina's van de subset in te voegen.
    6. Selecteer een van de waarden uit de lijst Perforeren om op te geven hoe de subset moet worden geperforeerd.
      Opmerking: Dit veld is alleen beschikbaar wanneer dit wordt ondersteund door de printerconfiguratie.
    7. Selecteer een van de waarden uit de lijst Vouwtype om op te geven hoe de subset moet worden gevouwen.
      Opmerking: Dit veld is alleen beschikbaar wanneer dit wordt ondersteund door de printerconfiguratie.
    8. Klik op Toevoegen.

    1.2.6.5.6.6.4 Tabbladen verwijderen

    Met het gedeelte Tabblad kunt u tabbladen verwijderen.
    Ga als volgt te werk om tabbladen uit een taak te verwijderen:
    1. Ga naar Uitzonderingspagina's.
    2. Klik op Tabblad.
    3. Ga naar Tabbladpositie.
    4. Ga naar de lijst met uitzonderingspagina's en selecteer een tabblad uit de lijst.
    5. Klik op het pictogram Verwijderen om een tabblad te verwijderen of op Alles verwijderen om alle tabbladen te verwijderen.

    1.2.6.5.6.7 Voor-/achterbladen toevoegen

    In dit gedeelte kunt u verschillende typen voor-/achterbladen toevoegen.
    Het type voor-/achterblad dat u kunt toevoegen, hangt af van de instellingen in de gedeelten Lay-out en Afwerking.

    1.2.6.5.6.7.1 Voor- en achterbladen aan een taak toevoegen

    U kunt blanco, voorbedrukte of bedrukte voor-/achterbladen aan een taak toevoegen.
    1. Ga naar Voor-/achterbladen.
    2. Als u een voorbedrukt of blanco voor-/achterblad wilt toevoegen, gaat u naar Voorblad en selecteert u Voorbedrukt.
    3. Als u een bedrukt voorblad wilt toevoegen, gaat u naar Voorblad en selecteert u een van de opties voor de afdrukzijde.
    4. Vink het selectievakje Dezelfde instellingen voor beide voor-/achterbladen gebruiken aan om dezelfde Achterblad toe te voegen.
    5. Verwijder het vinkje uit het selectievakje Dezelfde instellingen voor beide voor-/achterbladen gebruiken om een andere Achterblad toe te voegen.

    1.2.6.5.6.7.2 Een voorbedrukt of blanco voor-/achterblad aan een boekje toevoegen

    U kunt een voor-/achterblad toevoegen dat de hele taak omsluit.
    Ga als volgt te werk om een voor-/achterblad aan een boekje toe te voegen:
    1. Klik links in het scherm op Lay-out.
    2. Ga naar het gedeelte Boekje.
    3. Stel de waarde Impositie in op Boekje.
    4. Ga naar het gedeelte Voor-/Achterblad boekje en stel de Voor-/achterblad in op Voorbedrukt.
    Opmerking: De gedeeltes Voor-/achterbladen en Afwerking worden bijgewerkt zodat deze dezelfde instellingen weergeven als Voor-/Achterblad boekje.

    1.2.6.5.6.7.3 Een voor-/achterblad aan een ingebonden taak toevoegen

    U kunt een voor-/achterblad dat is ingebonden met Perfect Binding toevoegen dat de hele taak omsluit.
    Ga als volgt te werk om een met Perfect Binder ingebonden voor-/achterblad toe te voegen:
    1. Klik links in het scherm op Afwerking.
    2. Ga naar Nieten/binden en selecteer Perfect Binding om het gedeelte Voor-/Achterblad ingebonden met Perfect Binder in te schakelen.
    3. Selecteer in de lijst Invoerlade voor-/achterblad de invoerlade waarin u het papier wilt plaatsen voor het met Perfect Binding ingebonden voor-/achterblad.
    4. Vanaf de TotalFlow Print Server-configuratie zijn de volgende stappen ook beschikbaar om de Voor-/Achterblad ingebonden met Perfect Binder te configureren.
    5. Selecteer het papier uit de lijst Voor-/achterbladpapier.
      Opmerking: Als u papier wilt gebruiken dat in een van de laden van de Perfect Binder tussenvoegeenheid is geplaatst, selecteert u de waarde Standaardwaarde gebruiken.
    6. Als u op het voor-/achterblad wilt afdrukken, gaat u naar Afdrukzijde voor-/achterblad om te selecteren op welke zijde van het met Perfect Binding ingebonden voor-/achterblad moet worden afgedrukt. Stel indien nodig Verschuiving voor-/achterblad in om de afbeeldingen te verschuiven die op het voor-/achterblad worden afgedrukt.
      Belangrijk: Als u het veld Afdrukzijde voor-/achterblad wilt inschakelen, wijzigt u de selectie van Voor-/achterbladpapier of de waarde Pagina's per vel. De laatste pagina's in uw afdrukbestand moeten van tevoren op de juiste manier worden opgemaakt met de inhoud van het hele voor-/achterblad, inclusief de rug.

    1.2.6.5.6.8 Vellen invoegen

    In dit gedeelte kunt u het invoegen van scheidingsbladen en tussenbladen in de taak in- of uitschakelen.
    Ga als volgt te werk voor toegang tot de velopties:
    1. Open Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Vellen.
    3. Gebruik de weergegeven opties om het invoegen van vellen in of uit te schakelen.

    1.2.6.5.6.8.1 Een taakscheidingsvel invoegen

    Geeft aan of er een taakscheidingsblad moet worden ingevoegd om deze taak te scheiden van de vorige taak.
    Opmerking: Dit veld is alleen beschikbaar wanneer dit wordt ondersteund door de printerconfiguratie.
    Een taakscheidingsblad invoegen:
    1. Klik op Vellen.
    2. Selecteer in het gedeelte Taakscheidingsblad de knop Aan om een scheidingsblad tussen de taken in te voegen.
    3. Selecteer een papier uit de lijst Papier.
    4. Selecteer een optie in de lijst Positie om aan te geven waar het scheidingsvel moet worden ingevoegd.

    1.2.6.5.6.8.2 Een kopieerscheidingsvel invoegen

    Bepaalt of een kopieerscheidingsblad wordt toegevoegd tussen de gesorteerde kopieën van de taak.
    Opmerking: Dit veld is alleen beschikbaar wanneer dit wordt ondersteund door de printerconfiguratie.
    Een kopieerscheidingsblad invoegen:
    1. Klik op Vellen.
    2. Selecteer in het gedeelte Kopieerscheidingsblad de knop Aan.
    3. Selecteer een papier uit de lijst Papier.
    4. Voer in het veld Alle -- kopieën het aantal kopieën in dat u wilt toevoegen tussen de kopieerscheidingsbladen.

    1.2.6.5.6.8.3 Een veiligheidsvel invoegen

    U kunt tussenbladen invoegen in de taak.
    Ga als volgt te werk om een veiligheidsvel op te nemen:
    1. Klik links in het scherm op Vellen.
    2. Selecteer in het gedeelte Tussenblad de optie die u wilt gebruiken.

    1.2.6.5.6.9 De kleurinstellingen wijzigen

    In deze sectie leest u hoe u de kleurinstellingen van een taak kunt weergeven en bewerken.
    De opties voor de kleurinstellingen openen:
    1. Open Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Kleur.
    3. Pas de kleurinstellingen aan met behulp van de weergegeven opties.

    1.2.6.5.6.9.1 Afdrukken in kleur of zwart-wit

    U kunt de uitvoer afdrukken in kleur of zwart-wit.
    U kunt als volgt opgeven hoe de uitvoer moet worden afgedrukt:
    1. Klik links in het scherm op Kleur of Basisinstellingen.
      Opmerking: Afhankelijk van de printerconfiguratie wordt het gedeelte Kleur mogelijk niet weergegeven.
    2. Ga naar Kleur/zwart-wit.
    3. Selecteer Kleur om in kleur af te drukken.
    4. Selecteer Zwart-wit om in zwart-wit af te drukken.
    5. Selecteer CMYK+ als u in kleur wilt afdrukken met C, M, Y, K en een extra inktkleur.
      Opmerking: U kunt ook opgeven dat het CMYK+-kleurmodel alleen wordt gebruikt voor het weergeven van steunkleuren en de naam van het uitvoerprofiel kiezen.

    1.2.6.5.6.9.2 De kleurvlakken opgeven die moeten worden afgedrukt

    Geeft aan welke kleurvlakken afgedrukt moeten worden.
    U kunt ervoor kiezen om alle of een aantal kleurvlakken af te drukken.
    1. Klik links in het scherm op Kleur.
    2. Ga naar Geselecteerde vlakken afdrukken.
    3. Om alle kleurvlakken af te drukken behalve het Special effect-kleurvlak, selecteert u CMYK.
    4. Om alle kleurvlakken af te drukken inclusief het Special effect-kleurvlak, selecteert u Alles.
    5. Om alleen een specifiek kleurvlak of een specifiek aantal kleurvlakken af te drukken, selecteert u Aangepast. U kunt kleurvlakken toevoegen of verwijderen via het Afdrukken-paneel.
      Opmerking:
    • Het kleurvlak Special effect is alleen beschikbaar wanneer dit wordt ondersteund door de printerconfiguratie.

    1.2.6.5.6.9.3 Een Controlebalk afdrukken

    Bepaalt of de Controlebalk (inclusief een kleurenbalk en/of margegegevens) op elk vel wordt afgedrukt.
    Ga als volgt te werk om de controlebalk af te drukken:
    1. Klik links in het scherm op Kleur.
    2. Ga naar Controlebalk.
    3. Selecteer Aan als u op elk vel een controlebalk wilt afdrukken om de tonerdichtheid te controleren en de printerstabiliteit te volgen.

    1.2.6.5.6.9.4 De kleurprofielen instellen

    U kunt de invoerprofielen, de referentieprofielen of de printerprofielen voor de taak instellen.
      Opmerking:
    • De opties Afbeeldingen, Tekst, Lijnillustraties en Vloeiende schaduwen zijn alleen beschikbaar bij het verzenden van taken naar printers met de TotalFlow Print Server DFE.
    1. Klik links in het scherm op Kleur.
    2. Ga als volgt te werk om Invoerprofielen in te stellen:
      1. Ga naar het onderdeel Invoerprofielen en vouw dit uit.
      2. Ga voor het CMYK-invoerprofiel naar CMYK-invoerprofiel, klik op Details weergeven en selecteer het profiel voor elk van de objecten Afbeeldingen, Tekst, Lijnillustraties en Vloeiende schaduwen.
      3. Als u wilt dat de printer een ingesloten PDF/X-uitvoerprincipe gebruikt als CMYK-invoerprofiel selecteert u Aan in de lijst PDF/X-uitvoerprincipe gebruiken.
      4. Ga voor het RGB-invoerprofiel naar RGB-invoerprofiel, Details weergeven en selecteer het profiel voor elk van de objecten Afbeeldingen, Tekst, Lijnillustraties en Vloeiende schaduwen.
      5. Ga voor het grijze invoerprofiel naar Invoerprofiel grijswaarden, Details weergeven en selecteer het profiel van elk van de objecten Afbeeldingen, Tekst, Lijnillustraties en Vloeiende schaduwen.
    3. Als u een apparaat een ander apparaat wilt laten simuleren door RGB-scheiding te gebruiken, selecteert u een profiel uit de lijst Referentieprofiel.
    4. Ga als volgt te werk om Printerprofielen in te stellen:
      1. Ga naar het onderdeel Printerprofielen en vouw dit uit.
      2. Als u het printerprofiel op de voorzijde wilt instellen, gaat u naar Printerprofiel, voor, Details weergeven en selecteert u het profiel voor elk van de objecten Afbeeldingen, Tekst, Lijnillustraties en Vloeiende schaduwen.
      3. Als u het printerprofiel op de achterzijde wilt instellen, ga dan naar Printerprofiel, achter, Details weergeven en selecteer het profiel voor de objecten Afbeeldingen, Tekst, Lijnillustraties en Vloeiende schaduwen.
      4. Om aparte opbouwprincipes in te stellen voor afbeeldingen, tekst, lijnillustraties en vloeiende schaduw, selecteert u een van de waarden in de lijst Opbouwprincipe.

    1.2.6.5.6.9.5 Steunkleur-overeenkomst

    Steunkleuren worden alleen gebruikt wanneer er slechts één of twee specifieke kleuren nodig zijn op een pagina of wanneer een kleur perfect overeen moet komen en consistent moet zijn.
    Ga als volgt te werk om steunkleur-overeenkomst in te schakelen:
    1. Klik links in het scherm op Kleur.
    2. Ga naar Steunkleurovereenkomst.
    3. Selecteer Aan in de lijst.

    1.2.6.5.6.9.6 De geavanceerde kleurinstellingen configureren

    U kunt verschillende geavanceerde instellingen configureren voor kleuren en de hoeveelheid toner .
    U kunt als volgt de geavanceerde kleurinstellingen configureren:
    1. Klik links in het scherm op Kleur.
    2. Ga naar het onderdeel Geavanceerde instellingen en vouw dit uit.
    3. Om een kleur te vervangen, stelt u Kleurvervanging op Aan in.
    4. Als u wilt instellen hoe zwart voor tekst en lijntekeningen moet worden uitgevoerd, selecteer dan één van de opties bij Zwart (tekst/lijnillustraties).
    5. Ga als volgt tewerk om de gebruikte hoeveelheid toner te beperken:
      1. Ga naar Toner-/inktbeperking.
      2. Selecteer Laag, Medium of Hoog afhankelijk van in hoeverre u de hoeveelheid wilt beperken.
    6. Als u wilt opgeven hoe zwart en grijs moeten worden gereproduceerd als u in kleur afdrukt, selecteer dan één van de opties bij Zwart-/grijsreproductie.

    1.2.6.5.6.9.6.1 Specifieke PDF-instellingen configureren

    U kunt specifieke instellingen configureren die van toepassing zijn op PDF-bestanden.
    Deze instellingen gelden alleen voor de PDF-bestanden die naar de printers worden verzonden. Sommige opties zijn mogelijk niet van toepassing en zijn afhankelijk van de beschikbare configuratie.
    U kunt als volgt specifieke PDF-instellingen configureren:
    1. Vouw het Geavanceerde instellingen-gedeelte in de sectie Kleur uit.
    2. Als u trapping wilt gebruiken om slechte kleurregistratie te compenseren, selecteert u een waarde uit de lijst Trap uitvoeren.
    3. Gebruik de optie Zwartpunt compensatie om de schaduwdetails voor PDF-taken te behouden. U kunt de compensatie afzonderlijk instellen voor afbeeldingen, grafische elementen en kleurruimten of alleen Aan selecteren zonder de details voor de gedeelten Afbeeldingen en Grafische afbeeldingen weer te geven. Klik op Details weergeven om de gedeelten uit te vouwen.

    1.2.6.5.6.10 De afdrukkwaliteitinstellingen wijzigen

    In deze sectie leest u hoe u de instellingen voor de afdrukkwaliteit van een taak kunt weergeven en bewerken.
    Ga als volgt te werk om de opties voor de afdrukkwaliteitinstellingen te openen:
    1. Open Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Afdrukkwaliteit.
    3. Gebruik de weergegeven opties om de afdrukkwaliteitinstellingen aan te passen.
    Opmerking: De Afdrukkwaliteit-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.

    1.2.6.5.6.10.1 Halftoonrastering gebruiken om de invoer te converteren

    U kunt verschillende halftoonrasteringsmethoden gebruiken om de invoer te converteren.
    Opmerking: De Afdrukkwaliteit-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.
    Ga als volgt te werk om een specifieke halftoon op de invoer toe te passen:
    1. Klik links in het scherm op Afdrukkwaliteit.
    2. Ga naar Halftoonrastering en gebruik de lijst om de waarden weer te geven.
    3. Selecteer een van de methoden om de invoer te converteren.
      200 dot
      Tekst: 200 dot
      Lijnillustratie: 200 dot
      Vloeiende schaduw: 200 dot
      Afbeelding: 200 dot
      Voert een halftoonraster uit dat geschikt is voor het verdoezelen van de grenzen tussen tekst en foto's.
      Tekst: 200 lijnen + fijne tekst
      Tekst: 300 lijnen
      Lijnillustratie: 200 lijnen
      Vloeiende schaduw: 200 lijnen
      Afbeelding: 200 lijnen
      Voert een halftoonraster uit dat geschikt is voor afbeeldingen en foto's.
      200 dot + fijne tekst
      Tekst: 300 lijnen
      Lijnillustratie: 200 dot
      Vloeiende schaduw: 200 dot
      Afbeelding: 200 dot
      Voert een standaard halftoonraster uit dat geschikt is voor alle soorten documenten.
      200 dot + fijne tekst, lijnillustraties, vloeiende schaduwen
      Tekst: 300 lijnen
      Lijnillustratie: 300 lijnen
      Vloeiende schaduw: 300 lijnen
      Afbeelding: 200 dot
      Voert een halftoonraster uit dat geschikt is voor lijnillustraties en CAD-gegevens.
      Interferentiereductie
      Tekst: Interferentiereductie
      Lijnillustraties: Interferentiereductie
      Vloeiende schaduw: Interferentiereductie
      Afbeelding: Interferentiereductie
      Voert een halftoonraster uit dat geschikt is voor arceringen en dunne lijnen. Met deze instelling kunt u moiré en het breken van specifieke gehoekte dunne lijnen verminderen.
      175 dot
      Tekst: 175 dot
      Lijnillustratie: 175 dot
      Vloeiende schaduw: 175 dot
      Afbeelding: 175 dot
      Voert een zachter halftoonraster uit dan 200 dot. Deze instelling kan halo's verbeteren.
      175 lijnen + fijne tekst
      Tekst: 300 lijnen
      Lijnillustratie: 175 lijnen
      Vloeiende schaduw: 175 lijnen
      Afbeelding: 175 lijnen
      Voert een zachter halftoonraster uit dan 200 lijnen + fijne tekst. Deze instelling kan halo's verbeteren.
      300 lijnen
      Tekst: 300 lijnen
      Lijnillustratie: 300 lijnen
      Vloeiende schaduw: 300 lijnen
      Afbeelding: 300 lijnen
      Voert een halftoonraster uit dat geschikt is voor dunne lijnen en tekst in afbeeldingen.

    1.2.6.5.6.10.2 Maximale dichtheid toepassen

    Tijdens het kalibreren van de printer kan de maximale dichtheid voor een of meer kleuren worden gewijzigd in een lagere waarde. Door de maximale dichtheid toe te passen, wordt de uitvoer met maximale dichtheid toegepast, ongeacht de kalibratie.
    Opmerking: De Afdrukkwaliteit-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.
    U kunt als volgt maximale dichtheid toepassen:
    1. Klik links in het scherm op Afdrukkwaliteit.
    2. Afhankelijk van het printertype gaat u naar Maximale belichting gebruiken of naar Maximale printerdichtheid gebruiken en selecteert u een van de opties in de lijst.

    1.2.6.5.6.10.3 Zwarte tekens op gekleurde achtergronden afdrukken

    Wanneer er witte lijnen rondom de tekens verschijnen, gebruikt u de optie Overdruk zwart om de zwarte tekens op gekleurde achtergronden af te drukken.
    Opmerking: De Afdrukkwaliteit-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.
    U kunt als volgt zwarte tekens op gekleurde achtergronden afdrukken:
    1. Klik links in het scherm op Afdrukkwaliteit.
    2. Ga naar Overdruk zwart en selecteer Aan uit de lijst.

    1.2.6.5.6.10.4 De kwaliteit van tekst en lijnillustraties verbeteren

    U kunt gekartelde lijnen verwijderen van de randen van tekst en lijnillustraties in de taak.
    Opmerking: De Afdrukkwaliteit-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.
    Ga als volgt te werk om de kwaliteit van de rand of de dunne lijnen te verbeteren:
    1. Klik links in het scherm op Afdrukkwaliteit.
    2. Ga naar Randen verbeteren en selecteer Aan uit de lijst.
      Dit verbetert de randen voor tekst en lijnillustraties door de gekartelde lijnen te verwijderen.
    3. Ga naar Contouroptimalisatie en selecteer Aan uit de lijst.
      Dit verbetert de dunne lijnen voor tekst en lijnillustraties.
      Opmerking: Gebruik de optie Contouroptimalisatie wanneer u taken verzendt naar printers met de TotalFlow Print Server DFE.

    1.2.6.5.6.10.5 De kwaliteit van tekst en afbeeldingen verbeteren

    U kunt de dikte van lijnen opgeven of gekartelde lijnen verwijderen van de randen van tekst en afbeeldingen in de taak.
    Ga als volgt te werk om de kwaliteit van de rand of de dunne lijnen te verbeteren:
    1. Klik links in het scherm op Afdrukkwaliteit.
    2. Selecteer een optie in de lijsten Randen verbeteren voor afbeeldingen, Randen verbeteren voor tekst, Lijnbreedte/contour verbeteren voor afbeeldingen en Lijnbreedte/contour verbeteren voor tekst.

    1.2.6.5.6.10.6 De instelling van de fuseereenheid aanpassen

    Als er sprake is van ongelijkmatige glans bij het afdrukken, kunt u de kwaliteit aanpassen om dit te voorkomen.
    U kunt als volgt de instelling van de fuseereenheid aanpassen:
    1. Klik links in het scherm op Afdrukkwaliteit.
    2. Ga naar Instelling fuseereenheid.
    3. Selecteer Hoge kwaliteit om ongelijkmatige glans te voorkomen.

    1.2.6.5.6.10.7 De afbeeldingsresolutie instellen

    U kunt de te gebruiken uitvoerresolutie in dots per inch bepalen wanneer TIFF- en JPEG-taken worden afgedrukt.
    Opmerking: De Afdrukkwaliteit-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.
    U kunt als volgt de beeldresolutie voor de uitvoer instellen:
    1. Klik links in het scherm op Afdrukkwaliteit.
    2. Vink indien nodig het selectievakje Uitvoerresolutie afbeelding aan.
    3. Voer de resolutie in of gebruik de pijlen omhoog en omlaag op het te bepalen. De resolutie wordt uitgedrukt in dpi.

    1.2.6.5.6.10.8 De afdrukresolutie instellen

    U kunt de te gebruiken resolutie in dots per inch bepalen wanneer een taak wordt afgedrukt.
    Opmerking: De Afdrukkwaliteit-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.
    U kunt als volgt de afdrukresolutie instellen:
    1. Klik links in het scherm op Afdrukkwaliteit.
    2. Selecteer een waarde uit de Afdrukresolutie-lijst. De resolutie wordt uitgedrukt in dpi.

    1.2.6.5.6.10.9 De resolutie van rasterafbeeldingen instellen

    U kunt de resolutie in dots per inch opgeven om de afbeeldingen in de taak in een raster te plaatsen.
    Opmerking: De Afdrukkwaliteit-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.
    Ga als volgt te werk om de resolutie van rasterafbeeldingen in te stellen:
    1. Klik links in het scherm op Afdrukkwaliteit.
    2. Ga naar Resolutie rasterafbeelding en selecteer een optie in de lijst.

    1.2.6.5.6.10.10 De kleurencorrectiecurve selecteren

    U kunt de kleurencorrectiecurve behouden of wijzigen.
    Deze optie wordt alleen weergegeven wanneer deze wordt ondersteund door de printerconfiguratie.
    Een vooraf ingestelde kleurcorrectiecurve selecteren:
    1. Klik links in het scherm op Afdrukkwaliteit.
    2. Ga naar Kleurcorrectiecurve en selecteer Identiteit om de instellingen van de kleurcorrectiecurve te behouden.
    3. Selecteer een van de vooraf ingestelde waarden om de kleurcorrectiecurve te wijzigen als de printerconfiguratie meer vooraf ingestelde waarden ondersteunt.

    1.2.6.5.6.11 Instellingen voor het vijfde station wijzigen

    In deze sectie leest u hoe u de instellingen voor het vijfde station van een taak kunt bewerken.
    Vijfde station is een speciaal markeringsstation waar u de verschillende toners kunt selecteren die u wilt gebruiken. Dit biedt u de mogelijkheid om met een vijfde kleur af te drukken.

    Ga als volgt te werk om de opties van Vijfde station in te stellen:

    1. Open Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Vijfde station.
    3. Gebruik de weergegeven opties om de instellingen van Vijfde station aan te passen.
    Opmerking: De Vijfde station-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer een Vijfde station-uitbreidingsset is geïnstalleerd op een ondersteunde configuratie.

    1.2.6.5.6.11.1 De eigenschappen van de special effect toner instellen

    U kunt het type toner selecteren dat u wilt gebruiken en de eigenschappen ervan instellen.
    Opmerking: De Vijfde station-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer een Vijfde station-uitbreidingsset is geïnstalleerd op een ondersteunde configuratie.
    1. Klik links in het scherm op Vijfde station.
    2. Ga naar Special effect toner en selecteer een van de tonertypen die op uw printer is geïnstalleerd.
    3. Ga naar Verwerkingsdoel en selecteer een van deze opties:
      • Benoemde steunkleur
        Opmerking: De optie Benoemde steunkleur is alleen beschikbaar als de printerconfiguratie deze optie ondersteunt.
      • Hele pagina
      • Opgegeven objecten
      • Geen

      Als u in de lijst Benoemde steunkleur selecteert, kiest u een specifieke steunkleur in de lijst of voert u de naam van uw eigen steunkleur in. De ingevoerde naam van de steunkleur moet exact overeenstemmen met de naam van de steunkleur die wordt gebruikt in het PDF-afdrukbestand. De naam van de steunkleur die in het PDF-afdrukbestand wordt gebruikt, mag alleen afdrukbare ASCII-tekens bevatten.

      Selecteer Opgegeven objecten als u de special effect toner alleen op specifieke objecten wilt toepassen.

      Als u Geen selecteert, wordt elke gebruikte steunkleur verwerkt met behulp van alternatieve CMYK-waarden.

    4. Ga naar Steunkleurprioriteit om in te stellen welke steunkleur prioriteit heeft boven andere steunkleuren. Dit veld wordt alleen weergegeven als u Benoemde steunkleur selecteert uit de lijst Verwerkingsdoel.
    5. Ga naar Tint aanpassen en voer een waarde in van 0 tot 100%.
    6. Ga naar Afdrukprioriteit en stel het in op Kwaliteit of Snelheid. Wanneer de afdrukmodus is ingesteld op Snelheid, wordt de hoeveelheid special effect toner verminderd om een hogere afdruksnelheid mogelijk te maken.
    7. Ga naar Paginabereik en voer het paginabereik in dat met de special effect toner moet worden afgedrukt.
    8. Ga naar Spiegelen en selecteer of u alle vellen in de taak wilt spiegelen. De functie Spiegelen is van toepassing op de gehele afdruktaak, ook als u een paginabereik hebt ingesteld voor de overige opties voor Vijfde station.

    1.2.6.5.6.12 De watermerkinstellingen wijzigen

    In dit gedeelte kunt u een watermerk voor de taak aanmaken en bewerken.
    Ga als volgt te werk om de opties voor de watermerkinstellingen te openen:
    1. Open Editor taakeigenschappen.
    2. Klik links in het scherm op Watermerk.
    3. Pas de watermerkinstellingen aan met behulp van de weergegeven opties.
    Opmerking: De Watermerk-instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer ze worden ondersteund door de printerconfiguratie.

    1.2.6.5.6.12.1 Een watermerk aan de taak toevoegen

    U kunt de watermerkeigenschappen voor de taak opgeven.
    U kunt als volgt de watermerkinstellingen aanpassen:
    1. Klik links in het scherm op Watermerk.
    2. Als u de afgedrukte tekst wilt opgeven, voer deze dan in het tekstgebied in of selecteer een eerder opgegeven tekst uit de lijst.
    3. Om de eigenschappen van het lettertype in te stellen, selecteert u de naam, de kleur en het formaat van het weergegeven lettertype.
    4. Als u de tekst met 90 graden wilt draaien, voer dan de waarde 90 in in het Hoek-veld.
    5. Als u het watermerk ondoorzichtig wilt maken, moet u het transparantiepercentage op 0 instellen in het veld Transparant.
    6. Als u de positie van de tekst ten opzichte van het midden van de pagina wilt aanpassen, ga dan naar Positie en voer in hoeveel u het watermerk in de velden X en Y wilt verschuiven.
    7. Als het watermerk alleen op de eerste pagina moet worden afgedrukt, vink dan het selectievakje Alleen eerste pagina aan. Als dit selectievakje niet wordt aangevinkt, wordt het watermerk op alle pagina's in de taak afgedrukt.

    1.2.6.5.7 Taken bewerken in RICOH TotalFlow Prep

    Soms kunt u een taak bewerken in TotalFlow Prep in plaats van in het dialoogvenster Eigenschappen voor de taak. De taak moet de status TotalFlow Prep wacht, Fout of Opgeslagen hebben.
    TotalFlow Prep moet op dezelfde server zijn geïnstalleerd als TotalFlow Production Manager.
    Ga als volgt te werk om een taak voor bewerking te retourneren vanuit TotalFlow Production Manager naar TotalFlow Prep:
    1. Ga als volgt te werk om op een bepaald punt in de workflow taken te stoppen in de activiteit TotalFlow Prep:
      1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
      2. Klik in de menubalk op Bewerkingen..
      3. Selecteer op het tabblad Workflows de workflow waarbij u taken wilt indienen om te bewerken in TotalFlow Prep en klik op Workflow bewerken, het pictogram Workflow bewerken. Of klik met de rechtermuisknop op de workflow en selecteer Editor en eigenschappen....

        De workflow wordt weergegeven in de Editor-pod van de workflow.

      4. Sleep de activiteit TotalFlow Prep van de Activiteiten-pod naar de Editor-pod van de workflow.
      5. Sla de workflow op.

      Wanneer de taak de activiteit TotalFlow Prep heeft bereikt, stopt de taak.

    2. Ga als volgt te werk om de taak te bewerken:
      1. Selecteer de taak en klik op Meer en vervolgens op Prep... om TotalFlow Prep te starten.
        TotalFlow Prep wordt op een nieuw tabblad of in een nieuw venster in de browser geopend. De geselecteerde taak wordt geladen.
      2. De taakeigenschappen bewerken
      3. Klik in TotalFlow Prep op Bestand en sla de taak op.
        Uw wijzigingen worden opgeslagen en het browsertabblad of -venster van TotalFlow Prep wordt gesloten. Als Fout de status van de taak is, wordt de taak naar de volgende stap in de workflow verplaatst. Voor meer informatie over opslagopties, zie de documentatie TotalFlow Prep.
      U kunt ook TotalFlow Prep-voorinstellingen gebruiken als taakprofielen om de taken automatisch te verwerken zonder te stoppen en deze te wijzigen wanneer ze de activiteit TotalFlow Prep bereiken. De voorinstellingen zijn taaksjablonen die al zijn gedefinieerd in TotalFlow Prep en als zodanig kunnen worden gebruikt.
    3. Als u een taak automatisch wilt verwerken via een activiteit TotalFlow Prep, controleert u of u voorinstellingen heeft gedefinieerd in TotalFlow Prep. Voer daarna deze stappen uit:
      1. Open het eigenschappenvenster voor de activiteit TotalFlow Prep en klik op Taakstandaarden.
      2. Selecteer onder TotalFlow Prep-modus de optie Automatisch.
      3. Selecteer een TotalFlow Prep-voorinstelling in de lijst met profielen.
      4. Klik op OK.
      Wanneer de taak de activiteit TotalFlow Prep heeft bereikt, worden de eigenschappen verwerkt die zijn gedefinieerd in het geselecteerde profiel.

    1.2.6.5.8 Speciale instructies maken voor een taak

    Als de operator voor een taak iets speciaals moet doen, heeft de operator instructies nodig. De indiener van de taak kan deze instructies invoeren als de waarde van de taakeigenschap Speciale aanwijzingen. U kunt ook speciale instructies maken nadat de taak in de wachtrij van een printer is geplaatst. Deze instructies kunnen optioneel worden afgedrukt op een voorblad, voordat de taak wordt afgedrukt.
    Ga als volgt te werk om de speciale instructies af te drukken:
    • Als de taak aan een Passthrough-printer is toegewezen, moet deze printer over een waarde beschikken voor de Opdracht voor speciale aanwijzingen eigenschap.
    • Als u speciale instructies op specifiek papier wilt afdrukken, moet de printer waaraan de taak is toegewezen een waarde voor Invoerlade voor scheidingsbladen hebben.
    Ga als volgt te werk om printerinstructies te maken:
    1. Klik in de Wachtrijen-pod met de rechtermuisknop op de taak en selecteer vervolgens Speciale aanwijzingen...

      Het dialoogvenster Speciale aanwijzingen... wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Speciale instructies

    2. Typ de instructies in het veld Speciale aanwijzingen.
    3. Optioneel: Selecteer Speciale aanwijzingen afdrukken om de speciale instructies in een PDF-bestand op te opslaan en om dit bestand op een scheidingsvel af te drukken.
    4. Klik op OK.
    De taak wordt in Wachtrijenpod gemarkeerd met Operatorvlag, de operatorvlag, naast de taak. Als u met de cursor over de vlag beweegt, worden de speciale instructies weergegeven. Dubbelklik op de operatorvlag om deze instructies te bewerken. Wanneer de taak op het punt staat om te worden afgedrukt, worden de speciale instructies in een dialoogvenster weergegeven en op een scheidingsvel afgedrukt, mits u deze optie heeft geselecteerd. De taak wordt niet afgedrukt tot de operator in dit dialoogvenster op de knop Speciale instructies afdrukken klikt.

    1.2.6.5.9 Taken converteren naar PDF

    U kunt PostScript- en PCL-taken afdrukken op printers die PDF ondersteunen, door die taken te transformeren.

    Voor de conversie van taken naar PDF kunt u de workflowactiviteit TotalFlow Production Manager Converteren naar PDF of een externe conversietoepassing gebruiken.

    Gebruik de functie PS-/PCL-gegevensvervanging indien u inhoud van PostScript-/PCL-bestanden moet wijzigen voor het afdrukken. Voor meer informatie over het instellen van de regels voor PS-/PCL-gegevensvervanging, zie Passthrough-printers aanmaken.

    1.2.6.5.9.1 PCL-taken converteren naar PDF

    U kunt PCL-taken afdrukken op printers die PDF ondersteunen, door die taken te converteren.
    Ga als volgt te werk om PCL-taken naar PDF te converteren:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    3. Selecteer een workflow op het tabblad Workflows en klik vervolgens op Workflow bewerken, het pictogram Workflow bewerken.

      De workflow wordt weergegeven in de Editor-pod.

    4. Sleep de activiteit Converteren naar PDF van de Activiteiten-pod naar de Editor-pod van de workflow.
    5. Open het dialoogvenster met de Converteren naar PDF-eigenschappen.
    6. Optioneel: Open in het eigenschappendialoogvenster Converteren naar PDF de pagina Taakstandaarden en selecteer Taakticketeigenschappen lezen.
      Deze optie maakt het indienen van PCL-taken die zijn aangemaakt en bewerkt met de RICOH PCL Universal Driver bij TotalFlow Production Manager mogelijk.

      U kunt de volgende instellingen wijzigen in RICOH PCL Universal Driver:

      • Kleur
      • Kopieën
      • Dubbelzijdig
      • Afdrukrichting
      • Perforeren
      • Nieten
      • Gebruikerscode

      Opmerking: De wijzigingen die u tijdens deze stap aanbrengt in de PCL-taakticketkenmerken, overschrijven de taakticketkenmerken van het eerder ingediende taakticket of van de standaardwaarden en overschrijvingen van de workflow.
    7. Stel de gewenste parameters in voor het PDF-document dat wordt uitgevoerd:
      Profiel selecteren dat is opgeslagen op server
      Voor een PCL-bestand zijn de parameters van de PDF-uitvoerbestanden de formaatafmetingen. De X- en Y-assen zijn de horizontale en verticale marges van het document.
      1. Kies bij de PCL-converteeropties de meeteenheid in de lijst Eenheden.
      2. Voer een waarde in als een positief of negatief getal in de X-as- en Y-as-velden, of gebruik de pijltjestoetsen om de huidige waarden te verhogen of verlagen.

        Negatieve X- en Y-waarden zorgen ervoor dat de documentinhoud respectievelijk naar links en de bovenkant van de daadwerkelijk pagina verschuift, terwijl positieve waarden ervoor zorgen dat het document respectievelijk naar rechts en de onderkant van de pagina verschuift.

    8. Selecteer Kopiëren naar map toestaan bij fout en selecteer vervolgens de map waarnaar u de bestanden wilt kopiëren.
    9. Klik op OK om de instellingen op te slaan.
    10. Sla de workflow op.

      Wanneer de taak bij de activiteit Converteren naar PDF is aangekomen, wordt deze door TotalFlow Production Manager geconverteerd van PCL naar PDF.

    1.2.6.5.9.2 PostScript-taken transformeren naar PDF

    U kunt PostScript-taken afdrukken op printers die PDF ondersteunen, door die taken te converteren.
    PostScript-taken transformeren naar PDF:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Configuratie.
    3. Selecteer Systeem in de Server-pod en klik vervolgens op Eigenschappen.
    4. Klik op Converteren.

      U ziet de pagina Converteren van het dialoogvenster Eigenschappen voor server:

      Dialoogvenster Eigenschappen voor server: converteren

    5. Stel onder PostScript-converteeropties de standaardwaarden in voor de parameters van de PDF-uitvoerbestanden die worden gemaakt.

      Voor een PostScript-bestand zijn de parameters van de PDF-uitvoerbestanden: Binden, Draaien, Font insluiten, Resolutie en Paginaformaat.

    6. Klik op OK om de instellingen op te slaan.

      De waarden die in dit stadium worden ingesteld worden gebruikt voor alle PostScript-taken die worden verwerkt met TotalFlow Production Manager.

    7. Optioneel: Open in het dialoogvenster Eigenschappen van de workflowactiviteit Converteren naar PDF de pagina Taakstandaarden en selecteer Taakticketkenmerken lezen.
      Deze optie maakt het indienen van PostScript-taken die zijn aangemaakt en bewerkt met RICOH PS Universal Driver bij TotalFlow Production Manager mogelijk.

      U kunt de volgende instellingen wijzigen in RICOH PS Universal Driver:

      • Kleur
      • Kopieën
      • Dubbelzijdig
      • Afdrukrichting
      • Perforeren
      • Nieten
      • Gebruikerscode

      Opmerking: De wijzigingen die u tijdens deze stap aanbrengt in de PostScript-taakticketkenmerken, overschrijven de taakticketkenmerken van het eerder ingediende taakticket of van de standaardwaarden en overschrijvingen van de workflow.
    8. Voeg de Converteren naar PDF-activiteit toe aan de workflow die u gebruikt om de PostScript-taak af te drukken. Anders kan door TotalFlow Production Manager de PDF voor de taak niet worden aangemaakt. Voor meer informatie over het toevoegen van activiteiten aan een workflow, zie Workflows bewerken.
      Wanneer de taak bij de activiteit Converteren naar PDF is aangekomen, wordt deze door TotalFlow Production Manager geconverteerd van PostScript naar PDF.

    1.2.6.5.9.3 PostScript- en PCL-taken transformeren naar PDF met een externe transformatietoepassing

    U kunt PostScript en PCL naar PDF transformeren met een externe transformatietoepassing die op de TotalFlow Production Manager-server is geïnstalleerd.
    Voor meer informatie over het instellen van externe toepassingen, zie Externe toepassingen instellen.
    Ga als volgt te werk om PostScript- en PCL-taken naar PDF te converteren:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    3. Selecteer een workflow op het tabblad Workflows en klik vervolgens op Workflow bewerken, het pictogram Workflow bewerken.

      De workflow wordt weergegeven in de Editor-pod.

    4. Sleep de activiteit Hotfolder-toepassing uitvoeren van de Activiteiten-pod naar de Editor-pod van de workflow.
    5. Open het dialoogvenster met de Hotfolder-toepassing uitvoeren-eigenschappen.
    6. Wijzig de parameters op de pagina Taakstandaarden als volgt:
      1. Voer bij Bestand om te verzenden de volgende opdracht in:
        ${getAbsoluteFileName(print,(pcl,pdf,ps),read)}
      2. Voer bij Teruggehaald bestand de volgende opdracht in:
        ${getFileName(print,(pdf),write)}
    7. Sleep de activiteit Externe toepassing uitvoeren van de Activiteiten-pod naar de Editor-pod van de workflow.
      Aandacht: Zet Externe toepassing uitvoeren na Hotfolder-toepassing uitvoeren in de workflow neer.
    8. Open het dialoogvenster met de Externe toepassing uitvoeren-eigenschappen.
    9. Voer op de pagina Taakstandaarden een van de volgende opdrachten in het veld Externe opdracht in:
      • PCL-bestanden transformeren:
        copy ${getFileName(print,pdf,read)} ${getFileName(print,pcl,write)}
      • PostScript-bestanden transformeren:
        copy ${getFileName(print,pdf,read)} ${getFileName(print,ps,write)}
      Profiel selecteren dat is opgeslagen op server
    10. Klik op OK om de instellingen op te slaan.
    11. Sla de workflow op.

      Wanneer de taak bij de activiteit Externe toepassing uitvoeren is aangekomen, wordt deze door TotalFlow Production Manager geconverteerd naar PDF.

    1.2.6.5.10 Taken preflighten

    Preflighting is het controleren van PDF-taken voordat die worden afgedrukt, om er zeker van te zijn dat de bestanden compleet en correct zijn. Beheerders kunnen preflighting als onderdeel van een workflow opgeven. Operators en beheerders kunnen preflight-rapporten bekijken.

    Voeg een Preflight- of Externe Preflight-activiteit toe aan een workflow om taken te preflighten.

    1.2.6.5.10.1 Taken preflighten met Preflight-activiteit

    De Preflight-activiteit biedt verscheidene configuratieopties die rechtstreeks vanuit TotalFlow Production Manager kunnen worden ingesteld. Installatie van PitStop Server is niet vereist.
    Ga als volgt te werk om de Preflight-activiteit toe te voegen aan de workflow:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen..
    3. Klik in het tabblad Workflows met de rechtermuisknop op de workflow en selecteer Editor en eigenschappen....
    4. Open de pagina Editor.
    5. Ga naar de pod Activiteiten, selecteer de activiteit Preflight en klik op Kopiëren.
    6. Selecteer in het dialoogvenster 'Eigenschappen' van de activiteit de pagina Profielen en stel de Profiel-standaardeigenschap in op de naam van het preflight-profiel dat u wilt gebruiken. Dit kan het volledige pad van het profiel zijn of een profielnaam uit de Preflight-database.
      Als u een naam uit de database wilt toevoegen, klikt u op de knop Preflight-database in de links onderin het dialoogvenster.
      Een preflight Profiel bevat een aantal preflightcontroles en -acties die gebruikt worden voor het verwerken van het afdrukbestand en om de gegenereerde rapporten te bekijken voor het preflighten van elke taak.

      Ga als volgt te werk om de Profiel-preflight in te stellen:

      • Voer de profielnaam handmatig in.
        Dialoogvenster Naam preflightprofiel kiezen
      • Klik op Toevoegen en gebruik de pijltjestoetsen om door de database te bladeren en een van de Standaard profielen uit de database te kiezen, of een van de Lokale profielen die eerder zijn opgeslagen op de server.
        Dialoogvenster Profiel selecteren uit database
      • Blader naar een profiel dat eerder is opgeslagen op de server, dat zich niet in de database bevindt. Volg de volgende stappen:
        1. Selecteer het keuzerondje Profiel van bestand.
        2. Voer handmatig een profielnaam in of klik op pictogram Bladeren, het pictogram Bladeren, en selecteer een profiel dat u eerder op de TotalFlow Production Manager-server heeft opgeslagen.
        Profiel selecteren dat is opgeslagen op server
        Opmerking:
      1. Het preflightprofiel dat u tijdens dit stadium kiest, wordt gebruikt voor alle workflows die de Preflight-activiteit bevatten.
      2. Elke Windows-gebruiker met beheerdersrechten kan zijn/haar eigen Lokale profielen bekijken of bewerken. Voor meer informatie over het aanmaken en beheren van Lokale profielen, zie Preflight-profielen en actielijsten beheren die gebruikmaken van de Preflight-database .
    7. Selecteer een Actielijst voor de Preflight-activiteit die uitgevoerd moet worden. Een Actielijst is een bestand dat een aantal opeenvolgende taken bevat, zoals het veranderen van kleur of objecten, dat automatisch uitgevoerd zal worden wanneer een taak de Preflight-activiteit van een workflow bereikt. Voor meer informatie over het aanmaken en beheren van een Actielijst, zie Preflight-profielen en actielijsten beheren die gebruikmaken van de Preflight-database .
      Actielijsten selecteren
      1. Klik op Toevoegen onder het Actielijsten-veld.
      2. Voer één Actielijst selecteren van de volgende handelingen uit in het dialoogvenster dat wordt geopend:
      • Kies een van de Standaard actielijsten en/of Lokale actielijsten
      • Blader naar een bestand dat eerder op de TotalFlow Production Manager-server is opgeslagen.
    8. Klik op OK.
    9. Selecteer eerst op de Kleurbeheer-pagina of u de algemene kleurinstellingen wilt gebruiken die zijn opgegeven in de Systeemeigenschappen, of dat u specifieke kleurinstellingen wilt toepassen. Indien u specifieke kleurinstellingen wilt opgeven voor deze activiteit, vinkt u het selectievakje Algemene kleurinstellingen overschrijven aan.
    10. Selecteer of voer nieuwe instellingen in voor de Kleurbeheer-eigenschappen.
      Voor meer informatie over de Kleurbeheer-instellingen, zie Kleurbeheersysteem instellen.
    11. Klik in het dialoogvenster Lettertypen op Toevoegen. Selecteer vervolgens de lettertypemappen die eerder zijn opgeslagen op de server.
      Opmerking: Als u al lettertypemappen heeft ingesteld in de algemene instellingen van de server, worden deze ook gebruikt naast de lettertypemappen die in dit stadium worden ingesteld. Voor meer informatie over het instellen van lettertypemappen, zie Lettertypen instellen voor preflight-activiteit
    12. Om een nieuwe Lettertypen-map aan te maken, klikt u op Nieuwe map, voert u een naam voor de map in en klikt u vervolgens op Aanmaken.
      Bladeren naar map op server
      Opmerking: Wanneer u naar bestanden of mappen bladert die eerder zijn opgeslagen op de server, kunt u ze alleen selecteren wanneer ze lees- en schrijftoegang hebben. De vlaggen Vergrendeld bestand en Vergrendelde map geven aan dat de bestanden of mappen zijn vergrendeld.
    13. U kunt vervolgens de Preflight-activiteitsinstellingen bewerken in het dialoogvenster Taakstandaarden. Dialoogvenster Preflight-instellingen
      1. Selecteer het Rapporttype. De rapporten van het preflighten zijn PDF-bestanden die een lay-outstijl gebruiken, waarbij u kunt kiezen uit de volgende opties:
        Rapporttype Beschrijving
        Normaal Rapport dat algemene bestandsinformatie bevat en een overzicht van de reparaties, waarschuwingen en (mogelijke) fouten. Dit is exclusief de verwerkte PDF. Dit is het standaard rapporttype.
        Minimum Standaard rapport met minimale informatie.
        Grijswaarden Rapport met alleen afbeeldingen in grijstinten, wat de bestandsgrootte van het rapport vermindert aangezien er minder informatie nodig is voor elke pixel. Dit is exclusief de verwerkte PDF.
        Rapport met aantekeningen Rapport met annotaties. Dit rapport is een kopie van de verwerkte PDF, met aantekeningen van wijzigingen en reparaties.
        Rapport met aantekeningen in lage resolutie Rapport met aantekeningen en afbeeldingen in lage resolutie, wat ook de bestandsgrootte van het rapport vermindert.
        Geschaald rapport met aantekeningen in lage resolutie Rapport met annotaties. Het gehele document is geschaald en heeft een lage resolutie. De pagina's in het rapport zijn niet groter dan A4-formaat en de afbeeldingen worden gecomprimeerd tot een kleiner formaat. Dit kan handig zijn wanneer u grote rapporten via e-mail wilt verzenden.
      2. In het veld Foutdrempel van preflight-rapport stelt u het aantal fouten in dat het rapport kan bevatten voordat de taak een foutstatus krijgt.
      3. In het veld Waarschuwingsdrempel van preflight-rapport stelt u het aantal fouten in dat het rapport mag bevatten voordat de taak een foutstatus krijgt.
      4. Selecteer Kopiëren naar map toestaan bij fout en gebruik het Bladeren-pictogram om een map te selecteren of om de naam en locatie van de map in te voeren waarnaar de bestanden moeten worden gekopieerd als de taak zich in een foutstatus bevindt. Klik op de knop Nieuwe map om een nieuwe map aan te maken indien de map nog niet is aangemaakt.
    14. Klik op OK om uw instellingen op te slaan.
      Opmerking: U kunt ook de activiteitseigenschappen bewerken op de pagina Workfloweigenschappen voor taak.
      Activiteitseigenschappen bewerken
    15. Klik op OK.

      U ziet de nieuwe activiteit in het gedeelte Aangepast van de Activiteiten-pod.

    16. Sleep de nieuwe activiteit naar de workflow en zet de activiteit daar neer.
    17. Sla de workflow op.

      Wanneer de taak de activiteit Preflight bereikt, verzendt TotalFlow Production Manager de taak naar het preflight-programma en slaat deze het preflight-rapport op. Als er meer preflight-fouten of -waarschuwingen zijn dan aangegeven in het Foutdrempel van profielrapport en Waarschuwingsdrempel van profielrapport, gaat de taak naar de Fout voortgangscategorie. Anders gaat de taak gaat naar de volgende activiteit in de workflow.

      Om het preflight-rapport weer te geven, selecteert u de taak en klikt u op Meer en vervolgens op Preflight-rapport.

      Opmerking: Deze activiteit kan alleen gebruikt worden voor pdf-bestanden. Wanneer u taken met andere gegevensstromen heeft ingediend, resulteert de activiteit Preflight in een foutmelding.

    1.2.6.5.10.1.1 Preflight-profielen en actielijsten beheren die gebruikmaken van de Preflight-database

    U kunt de Preflight-database gebruiken om de preflightcriteria te definiëren en beheren voor alle taken die verwerkt worden via een workflow. Dit is alleen mogelijk op het apparaat waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd.

    Gebruik de Preflight-database om preflightprofielen, preflightcontroles en actielijsten aan te maken, te organiseren en te veranderen.

    Een preflight bevat een aantal preflightcontroles en -acties die gebruikt worden voor het verwerken van het afdrukbestand en om de gegenereerde rapporten te bekijken voor het preflighten van elke taak.

    Preflightcontroles zijn inspecties van de PDF-eigenschappen, zoals tekstgrootte en de verhouding van de afbeeldingcompressie, die uitgevoerd worden tijdens de preflight om er zeker van te zijn dat het document voldoet aan bepaalde standaarden.

    Een Actielijst is een bestand dat een aantal opeenvolgende taken bevat, zoals het veranderen van kleur of objecten, dat automatisch uitgevoerd zal worden op alle taken die de Preflight-activiteit bereiken van een workflow.

    Ga als volgt te werk om de Preflight-database te beheren:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen..
    3. Klik in het tabblad Workflows met de rechtermuisknop op de workflow en selecteer Editor en eigenschappen....
    4. Open de pagina Editor.
    5. Maak een Preflight-activiteit aan en sleep deze naar het paneel Workflow Editor.
    6. Klik met de rechtermuisknop op de activiteit en klik vervolgens op Eigenschappen.
    7. Selecteer de pagina Profielen in het dialoogvenster met activiteiteigenschappen dat wordt geopend.
    8. Klik op de knop Preflight-database links onderin het dialoogvenster.
    9. Als u door de browser gevraagd wordt om het openen van de website of het Preflight Database-programma toe te staan, doe dit dan.

      U krijgt het Preflight-profielpaneel te zien, waar u:

      • de eerder opgeslagen profielen kunt bekijken.
      • preflightprofielen kunt aanmaken, organiseren en openen.
      • preflightprofielen kunt importeren, exporteren, kopiëren en groeperen.
      Actielijsten selecteren
      Er zijn drie vooraf gedefinieerde mappen of databases:
      Favorieten
      Preflightprofielen gemarkeerd als uw favorieten.
      PDF-profielen
      De standaard preflight-profielen, gegroepeerd in submappen.
      Lokaal
      Preflightprofielen die u lokaal heeft aangemaakt en opgeslagen.
    10. Gebruik het pictogram om de profielmappen te selecteren en gebruik daarna de pijlen om ze uit of samen te vouwen.
    11. Om nieuwe mappen aan te maken, klikt u met de rechtermuisknop in het paneel en selecteert u Nieuwe database.

      Voor meer informatie over de controles die u kunt definiëren in preflightprofielen, zie Pitstop Server 13 – Referentiehandleiding

    12. Klik op Actielijsten.

      U krijgt het Actielijst-controlepaneel te zien, waar u:

      • eerder opgeslagen actielijsten kunt bekijken en selecteren.
      • de actielijsten kunt sorteren, verwijderen, kopiëren en importeren/exporteren.
      Actielijsten selecteren
      Er zijn drie vooraf gedefinieerde mappen of databases:
      Favorieten
      Actielijsten gemarkeerd als uw favorieten.
      Actielijsten
      De standaard actielijsten, gegroepeerd in submappen.
      Lokaal
      Actielijsten die u lokaal heeft aangemaakt en opgeslagen.
      U kunt ook nieuwe mappen aanmaken.
    13. Gebruik het selectiepictogram om de mappen met actielijsten te selecteren en gebruik daarna de pijlen om ze uit of samen te vouwen.
    14. Om een actielijst te veranderen, selecteert u deze in het Actielijst-controlepaneel, klikt u op Beheren en selecteert u een optie uit het keuzemenu dat wordt geopend.

      Voor meer informatie over hoe u actielijsten bewerkt en gebruikt, zie Pitstop Server 13 – Referentiehandleiding.

      Voor meer informatie over het gebruik van preflightprofielen, zie Pitstop Server 13 – Referentiehandleiding.

    1.2.6.5.10.2 Taken preflighten met Externe Preflight

    Ga als volgt te werk om taken te preflighten met PitStop Server:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen..
    3. Selecteer op het tabblad Workflows de workflow waarnaar u taken voor preflighting wilt sturen en klik op Workflow bewerken het pictogram Workflow bewerken. Of klik met de rechtermuisknop op de workflow en selecteer Editor en eigenschappen....
    4. Ga naar de pod Activiteiten, selecteer de activiteit Externe Preflight en klik op Kopiëren.
    5. Selecteer de pagina Taakstandaarden in het dialoogvenster met activiteiteigenschappen dat wordt geopend.
    6. Stel de standaardwaarde voor de taakeigenschap Preflight-profielpad in op de naam van het Preflight-profiel.
    7. Klik op OK.

      U ziet de nieuwe activiteit in het gedeelte Aangepast van de Activiteiten-pod.

    8. Sleep de nieuwe activiteit naar de workflow en zet de activiteit daar neer.
    9. Sla de workflow op.

      Wanneer de taak de activiteit Externe Preflight bereikt, verzendt TotalFlow Production Manager de taak naar het preflight-programma en slaat deze het preflight-rapport op. Als er meer preflight-fouten of -waarschuwingen zijn dan aangegeven in het Foutdrempel van profielrapport en Waarschuwingsdrempel van profielrapport, gaat de taak naar de Fout voortgangscategorie. Anders gaat de taak gaat naar de volgende activiteit in de workflow.

      Opmerking: Deze activiteit kan alleen gebruikt worden voor pdf-bestanden. Wanneer u taken met andere gegevensstromen heeft ingediend, resulteert de stap Externe Preflight in een foutmelding.

    10. Om het preflight-rapport weer te geven, selecteert u de taak en klikt u op Meer en vervolgens op Preflight-rapport.

    1.2.6.5.10.2.1 TotalFlow Production Manager configueren voor gebruik van de PitStop Server

    Als u ervoor kiest PitStop Server te gebruiken voor Preflight-activiteit, moet u TotalFlow Production Manager configureren voor gebruik met PitStop Server.

    Als u PitStop Server wilt configureren op de computer waarop ook TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd, dient u de instructies te volgen in de installatiehandleiding die bij PitStop Server wordt meegeleverd.

    Als u PitStop Server op een andere computer moet installeren, gebruikt u de volgende configuratiestappen:

    1. Installeer PitStop Server volgens de instructies in de installatiehandleiding die bij dit programma wordt meegeleverd.
    2. Maak een verzendmap en een ophaalmap op de computer aan waarop PitStop Server is geïnstalleerd en stel deze mappen in als gedeeld met lees-/schrijfrechten.
    3. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    4. Klik in de menubalk op Bewerkingen..
    5. Voeg op het tabblad Workflows een nieuwe workflow toe.
    6. Voeg in de nieuwe workflow een Externe Preflight-activiteit toe.
    7. Bewerk de Externe Preflight-activiteit. Gebruik daarbij de volgende instellingen op de pagina Taakstandaarden:
      1. Selecteer het keuzerondje Op afstand/extern.
      2. Voer het IP-adres of de naam van het apparaat in waarop PitStop Server is geïnstalleerd in het veld TCP/IP-adres of hostnaam.
      3. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in van het systeem waarop PitStop Server is geïnstalleerd.
      4. Voer in het veld Verzendmap het bestandspad in van de map waarnaar u de taken wilt kopiëren.
      5. Voer in het veld Terughaalmap het bestandspad in van de map van waaruit u TotalFlow Production Manager de verwerkte taken wilt laten ophalen.
    8. Stel de Time-outinterval in op een waarde tussen 1 minuut en 60 uur.
      De resultaten zouden er ongeveer zo uit moeten zien:
      Dialoogvenster Instellingen
    9. Klik op OK.
    10. Open PitStop Server op de computer waarop PitStop Server is geïnstalleerd, ga naar Hotfolders en voeg een nieuwe hotfolder toe.
    11. Bewerk de nieuwe hotfolder met de volgende instellingen:
      1. In het venster Mappen:
        • Voer in de invoermap het bestandspad in van de verzendmap op de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd. Zie substap 4) hierboven.
        • Voer in alle andere mapvelden het bestandspad in van de ophaalmap uit de preflight-activiteit van TotalFlow Production Manager. Zie substap 5) hiervoor.
      2. In het venster Verwerking:
        • Selecteer het XML-rapport.
        • Zorg ervoor dat PDF-rapport is aangevinkt.
      3. In actielijsten en preflight-profielen:
        • Voeg een actie en/of preflight-profiel toe aan de lijst of kies deze uit de lijsten met standaardwaarden.
      4. Schakel de hotfolder in.
    12. U kunt nu een taak van TotalFlow Production Manager verzenden via deze workflow.

    1.2.6.5.11 Proefafdrukken maken

    Het maken van een proefafdruk is het afdrukken van een kopie van de taak of van bepaalde pagina's om te controleren of er geen fouten in de afdruk zitten, waarna de gehele taak wordt afgedrukt.
    Ga als volgt te werk om een proefafdruk van een taak te maken:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen..
    3. Selecteer op het tabblad Workflows de workflow waarbij u taken voor het maken van een proefafdruk wilt indienen en klik op Workflow bewerken, het pictogram Workflow bewerken. Of klik met de rechtermuisknop op de workflow en selecteer Editor en eigenschappen....
    4. Ga naar de pod Activiteiten, selecteer de activiteit Proefafdruk en klik op Kopiëren.
    5. Specificeer waarden voor de eigenschappen van Paginabereik voor voorvertoning afdrukken en Aangevraagde printer.
    6. Klik op OK.

      U ziet de nieuwe activiteit in het gedeelte Aangepast van de Objecten-pod.

    7. Sleep de nieuwe activiteit naar de workflow en zet de activiteit daar neer.
    8. Sla de workflow op.

    1.2.6.5.12 Taken aanpassen met workflow-eigenschappen

    De optie Workfloweigenschappen taak biedt naast taakticketeigenschappen nog verscheidene taakconfiguratieopties die rechtstreeks vanuit een aangepaste workflow kunnen worden ingesteld. Met deze workflowopties wijzigt u de PDF-uitvoer van de taak, maar blijft het taakticket ongewijzigd.
    Als u de optie Workfloweigenschappen taak wilt gebruikt, dient u eerst een aangepaste workflow aan te maken. Volg de volgende stappen:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen..
    3. Klik links op de pagina in de Objecten-pod op Workflows.
    4. Klik op Nieuw.

      Het dialoogvenster Workflow creëren wordt weergegeven.

    5. Bewerk alle workflow-eigenschappen naar behoefte.
    6. Klik op OK om de workflow op te slaan.
    7. Selecteer de workflow die u heeft aangemaakt en klik vervolgens op Workflow bewerken, het pictogram voor het bewerken van workflows.
      De Editor-pod wordt weergegeven.
    8. Sleep de activiteiten die u wilt toevoegen naar de Editor-pod. Dit kunnen standaardactiviteiten of aangepaste activiteiten zijn.
      U kunt echter zoveel activiteiten als u nodig heeft toevoegen, zolang het activiteiten zijn van de volgende typen:
      • Converteren naar PDF
      • Externe toepassing uitvoeren
      • Kopiëren naar map
      • Bestelling voltooien
      • Hotfolder-toepassing uitvoeren
      • Preflight
      • Externe Preflight
      • Impositie
    9. Configureer elke activiteit naar wens.
    10. Sla de workflow op.
    11. Dien een of meer taken in bij de workflow.

      U kunt deze configuratie-opties bekijken en bewerken op de pagina Workfloweigenschappen voor taak. Volg de volgende stappen om het dialoogvenster Workfloweigenschappen voor taak te openen:

      1. Selecteer een taak in de Alle taken-pod en klik op Meer.
      2. Selecteer Workfloweigenschappen taak....
      U ziet het Workfloweigenschappen voor taak dialoogvenster:
      Workfloweigenschappen voor taak
      Op de pagina worden alle workflowactiviteiten en de fase waaraan u ze heeft toegevoegd, weergegeven. Bovendien worden alle activiteitspecifieke eigenschappen van de taak op elk activiteitentabblad weergegeven.
      Wanneer de taak iedere aangepaste workflowactiviteit heeft bereikt, wordt deze gewijzigd volgens de configuratie-opties die u heeft ingesteld.
    12. Klik op OK om eventuele wijzigingen op te slaan.

    1.2.6.6 Taken starten, verplaatsen, vasthouden en hervatten

    Meestal komen taken in een TotalFlow Production Manager-workflow aan en worden ze direct verwerkt. Er kunnen echter momenten zijn dat u een handeling moet verrichten om een taak door het systeem te verplaatsen of dat u de taak pas later door het systeem wilt verplaatsen. U moet wellicht een taak ook opnieuw afdrukken of opnieuw verwerken.

    1.2.6.6.1 Taken versturen naar een printer of printerpool

    Wanneer de workflow waarmee een taak wordt aangemaakt, is gekoppeld aan een printer of printergroep, wordt de taak automatisch naar die printer of printergroep verstuurd. Als de workflow niet aan een printer is gekoppeld, is de taak niet toegewezen. U dient de taak handmatig aan een printer of printerpool toe te wijzen.

    Voor het verzenden van een taak naar een printer moeten de waarden van alle toewijzingseigenschappen voor de taak overeenkomen met de waarden van de toewijzingseigenschappen voor de printer. (Een printereigenschap zonder waarde komt overeen met elke willekeurige waarde van de corresponderende taakeigenschap.)

    De toewijzingseigenschappen zijn:

    Taakeigenschap Printereigenschap
    Klant Klantnaam
    Papierinstellingen ( Naam op de pagina Papier van de Eigenschappen voor de taak-editor) Papierinstellingen ( Naam van het papier in de invoerladen van de printer of die gepland staan in de papierwijzigingen voor de printer)
    Nieten/binden Nieten
    Perforeren Perforeren
    Vouwtype Vouwtype
    Kleur/zwart-wit Kleurenmodus
    Totaal aantal vellen Totaal aantal ondersteunde vellen voor de taak
    Aangevraagde printer Aangevraagde printer

    Ga als volgt te werk om een niet toegewezen taak aan een printer of printerpool toe te wijzen:

    1. Selecteer de taak in de Alle taken-pod, klik op Meer en klik vervolgens op Verplaatsen....

      Het dialoogvenster Taak verplaatsen wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Taak verplaatsen: eerste pagina

    2. Selecteer in de lijst Aangevraagde printer de printer of printergroep waarnaar u de taak wilt verplaatsen.
      Wanneer u een printer selecteert, worden in de bovenste rij van de tabel de waarden weergegeven voor de toewijzingseigenschappen van de geselecteerde printer. In de andere rijen worden de waarden van de overeenkomstige eigenschappen van de taken weergegeven. Als u een printergroep selecteert, worden de toewijzingseigenschappen op dit punt niet vergeleken en worden deze niet weergegeven. Ga naar stap 6.
    3. Als de taak- en printereigenschappen niet overeenkomen, worden de niet-overeenkomende waarden in rood gemarkeerd. Selecteer een andere printer of printergroep.
    4. Geef onder Positie op wanneer u de taak wilt afdrukken:
      • Als u de taak wilt afdrukken na de laatste toegewezen taak, klikt u op Na laatste taak.
      • Als u de taak wilt afdrukken vóór een andere toegewezen taak, selecteert u een van de andere taken in de lijst.
    5. Klik op OK.

      Als u een printergroep selecteert, vergelijkt TotalFlow Production Manager de toewijzingseigenschappen van de taak met de toewijzingseigenschappen van de printers in de groep. Als er geen overeenkomende printer wordt gevonden, verschijnt er een foutmelding en wordt de taak in kwestie niet aan een printer toegewezen.

    6. Als de printer de EFI Fiery-controller en poort 9103 gebruikt, wordt de taak naar de wachtrij voor vastgehouden taken verzonden. Voer de volgende stappen uit op de printerconsole:
      1. Selecteer de taak op het tabblad Vastgehouden van de lijst Taken.
      2. Druk op Afdrukken.

    1.2.6.6.2 Taken naar een andere printer of printergroep verplaatsen

    Het kan nodig zijn een taak die al aan een printer was toegewezen naar een andere printer of printergroep te verplaatsen. U kunt één of meerdere taken tegelijkertijd verplaatsen.

    Als u een taak naar een nieuwe printer wilt verplaatsen, moeten de waarden van alle toewijzingseigenschappen voor de taak overeenkomen met de waarden van de toewijzingseigenschappen voor de printer. Een printereigenschap zonder waarde komt overeen met alle waarden van de overeenkomstige taakeigenschap.

    De toewijzingseigenschappen zijn:

    Taakeigenschap Printereigenschap
    Klant Klantnaam
    Papierinstellingen ( Naam op de pagina Papier van de Eigenschappen voor de taak-editor) Papierinstellingen ( Naam van het papier in de invoerladen van de printer of die gepland staan in de papierwijzigingen voor de printer)
    Nieten/binden Nieten
    Perforeren Perforeren
    Vouwtype Vouwtype
    Kleur/zwart-wit Kleurenmodus
    Totaal aantal vellen Totaal aantal ondersteunde vellen voor de taak
    Aangevraagde printer Aangevraagde printer

    U verplaatst taken naar een andere printer of printergroep als volgt:

    1. Voer één van de volgende handelingen uit:
      • Selecteer een of meer taken in de weergave Wachtrijen:
        1. Open de pagina Wachtrijen.
        2. Klik in de Wachtrijen-pod op de taakafbeelding naast een printer.
        Open de Wachtrijen-pagina en klik dan in de Wachtrijen -pod met de rechtermuisknop op de taakafbeelding naast een printer en selecteer vervolgens Verplaatsen....
        Dialoogvenster Taak
      • Selecteer één of meer taken op de pagina Bewerkingen:
        1. Selecteer één of meer taken in de Alle taken-pod.
        2. Klik op Meer en klik vervolgens op Verplaatsen....

      Het dialoogvenster Taak verplaatsen wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Taak verplaatsen: eerste pagina

    2. Selecteer de printer of printergroep waarnaar u de taken wilt verplaatsen in de linker bovenhoek van de tabel.
      Wanneer u een printer selecteert, worden in de bovenste rij van de tabel de waarden weergegeven voor de toewijzingseigenschappen van de geselecteerde printer. In de andere rijen worden de waarden van de overeenkomstige eigenschappen van de taken weergegeven. Als u een printergroep selecteert, worden de toewijzingseigenschappen op dit punt niet vergeleken en worden deze niet weergegeven. Ga naar stap 6.
    3. Als de eigenschappen van de taak en de printer niet overeenkomen, wordt de waarde die niet overeenkomt gemarkeerd met een rode vlag:. Selecteer een andere printer of printergroep. Als u een printergroep selecteert, vergelijkt TotalFlow Production Manager de toewijzingseigenschappen van de taak met de toewijzingseigenschappen van de printers in de groep. Als er geen overeenkomende printer wordt gevonden, wordt een foutmelding weergegeven en wordt de taak niet verplaatst.
    4. Geef bij Positie op wanneer u de taken wilt afdrukken:
      • Klik op Na laatste taak als u de taken wilt afdrukken na de laatst toegewezen taak.
      • Als u de taken wilt afdrukken vóór een andere toegewezen taak, klikt u op Voor en selecteert u vervolgens de andere taak.
    5. Klik op OK.
      • Als u al weet dat de eigenschappen van een taak overeenkomen met de eigenschappen van een printer, kunt u de taak verplaatsen door deze op de pagina Bewerkingen naar een printer of workflow te slepen.
    6. Als de nieuwe printer de EFI Fiery-controlleroptie en poort 9103 gebruikt, gaan de taken naar de wachtrij voor vastgehouden taken. Voer de volgende stappen uit op de printerconsole:
      1. Selecteer de taken op het tabblad Vastgehouden van de lijst Taken.
      2. Druk op Afdrukken.

    1.2.6.6.3 Taken verplaatsen naar een andere workflow

    Om taken efficiënter te beheren, kunt u taken van één workflow verplaatsen naar diverse bestaande workflows, op basis van vooraf gedefinieerde voorwaarden. U dient de workflow toe te wijzen aan een printer of printergroep. U kunt er ook voor kiezen taken te verplaatsen naar een workflow op een externe TotalFlow Production Manager-server.

    Taken verplaatsen naar een andere workflow:

    1. Selecteer de workflow waarmee u de taken wilt verwerken, klik op Meer en klik vervolgens op Editor en eigenschappen....
    2. Voeg op de pagina Editor een Workflow wijzigen-activiteit toe aan de workflow. Voor meer informatie over het toevoegen van activiteiten aan een workflow, zie Workflows bewerken.
    3. Als de Workflow wijzigen-activiteit zich in de Activiteiten-pod bevindt, klikt u met de rechtermuisknop op activiteitsnaam en selecteert u Eigenschappen.
    4. Klik in het dialoogvenster Eigenschappen voor activiteit op Taakstandaarden.
      Het dialoogvenster Taakstandaarden wordt weergegeven:
      Workflow wijzigen
    5. Selecteer in de lijst Voorwaarden de voorwaarden in overeenstemming met de eigenschappen van de taken die u wilt verplaatsen. Om meer voorwaarden toe te voegen, klikt u op het pictogram -rij toevoegen.
      Opmerking: U kunt maximaal drie voorwaarden selecteren. U kunt meerdere Workflow wijzigen-activiteiten toevoegen en een reeks workflows maken.
    6. In de lijst Verplaatsen naar workflow selecteert u Lokaal als de doelworkflow zich op dezelfde server bevindt of Extern als de doelworkflow zich op een andere TotalFlow Production Manager-server bevindt. Controleer of de externe server actief is en of de doelworkflows zijn toegewezen aan een printer of printergroep.
    7. Als u Extern heeft geselecteerd, voert u onder Server van TotalFlow Production Manager het adres van de externe server in waar u de doelworkflows heeft geconfigureerd.
    8. Om de beschikbare workflows op te halen van de externe server, klikt u op Workflows ophalen.
    9. Selecteer de doelworkflow in de lijst Workflow selecteren.
    10. Klik op OK om de activiteit op te slaan en sla vervolgens de workflow op.
      Wanneer de taken deze activiteit bereiken, worden ze verplaatst naar de doelworkflow als wordt voldaan aan alle gedefinieerde voorwaarden uit de vorige stap.

    1.2.6.6.4 Taken sneller verwerken en afdrukken

    Soms zult u wel eens een taak omhoog moeten verplaatsen, zodat deze sneller wordt verwerkt en afgedrukt.

    Ga als volgt te werk om een taak sneller te verwerken en af te drukken:

    • Gebruik de eigenschap Prioriteit:
      1. Op de pagina Taakset-up van het dialoogvenster Eigenschappen voor de taak:
      2. Vink in het gedeelte Geavanceerde instellingen het selectievakje naast de eigenschap Prioriteit aan.
      3. Geef een waarde op voor de eigenschap Prioriteit.

        De hoogste prioriteit is 1 en de laagste numerieke prioriteit is 100. Alle numerieke prioriteiten zijn hoger dan geen prioriteit.

    • De Kopieën splitsen-optie gebruiken:
      1. Maak een printerpool.
      2. Stel in het dialoogvenster Printergroep creëren de optie Kopieën splitsen in op Ja.
      3. Stel de Drempel voor splitsen van kopieën in op een getal dat het maximale aantal kopieën bepaalt van een taak waarna de functie Kopie splitsen wordt geactiveerd.
      4. Wijs de taak toe aan de door u aangemaakte printerpool.
      Opmerking:
    1. Wanneer een taak door deze functie wordt gesplitst, toont het logbestand van de taak de hoofdtaak met het totale aantal kopieën en de neventaken met hun respectievelijke aantal kopieën.
    2. De hoofdtaak wordt niet aan een printer toegewezen.
    3. Tijdens het afdrukproces toont het logbestand de voortgang van iedere neventaak. De hoofdtaak blijft ongewijzigd. Wanneer de neventaken zijn voltooid, worden ze uit het logbestand verwijderd.

    1.2.6.6.5 Taken goedkeuren of afkeuren

    Beheerders kunnen bepalen dat op een bepaald punt in de workflow de taken eerst moeten worden goedgekeurd om verder te kunnen worden verwerkt. Gebruikers en beheerders kunnen taken goedkeuren of afkeuren.
    U kunt heel gemakkelijk de taken bekijken die op het punt staan om te worden goedgekeurd, door de eigenschap Huidige activiteit in de pod Alle taken weer te geven.
    Ga als volgt te werk om taken goed of af te keuren:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen..
    3. Selecteer op het tabblad Workflows de workflow waarvoor u taken voor goedkeuring wilt indienen en klik op
    4. Selecteer de workflow waarvoor u taken voor goedkeuring wilt indienen en klik op Workflow bewerken, het pictogram Workflow bewerken. Of klik met de rechtermuisknop op de workflow en selecteer Editor en eigenschappen....

      De workflow wordt weergegeven in de Editor-pod.

    5. Ga naar de Activiteiten-pod, selecteer de activiteit Goedkeuren en sleep deze boven de Editor-pod.
    6. Sla de workflow op.

      Wanneer de taak bij de Goedkeuren-fase is aangekomen, wordt de taak gepauzeerd.

    7. Selecteer de taak en klik op Meer.
      • Selecteer Goedkeuren. De taak gaat naar de volgende activiteit in de workflow.
      • Selecteer Afwijzen. De taak gaat naar de categorie Fout Voortgang.

    1.2.6.6.6 De verwerking van taken met fouten afdwingen

    Als de verwerking van een taak wordt gestopt omdat de taak zich in de categorie Fout Voortgang bevindt, kunt u TotalFlow Production Manager de fout laten negeren en de taak verder laten verwerken.
    Ga als volgt te werk om de verdere verwerking van een taak af te dwingen:
    1. Selecteer de taak in de pod Alle taken.
    2. Klik op Meer en klik vervolgens op Fout negeren en doorgaan.
      Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.
    3. Klik op Ja.

    1.2.6.6.7 Taken uitstellen

    Als u wilt dat taken pas worden afgedrukt op het moment dat u dat zelf bepaalt, kunt u ze uitstellen.
    Als u een taak wilt onderbreken, selecteert u de taak in de Alle taken-pod en klikt u op de menubalk op Uitstellen.
    De taak wordt pas afgedrukt als u deze hervat.

    1.2.6.6.8 Uitgestelde taken hervatten

    Wanneer u een uitgestelde taak gaat afdrukken, kunt u deze hervatten.
    Als u een onderbroken taak wilt hervatten, opent u de Alle taken-pod. Selecteer de taak en klik vervolgens op Hervatten op de menubalk.
    De taak wordt afgedrukt als er niets anders is wat het afdrukken van de taak kan verhinderen.

    1.2.6.6.9 Taken vasthouden vóór het afdrukken

    Als u wilt dat taken pas op een bepaald moment worden afgedrukt, kunt u ze vasthouden. Dit wordt meestal gedaan door bij het indienen van de taak de eigenschap Afdrukmodus in te stellen, hoewel dit ook kan worden gedaan nadat de taak is ingediend. Nadat de taak is ingediend, is deze gemakkelijker op te schorten.
    Ga als volgt te werk om een taak vast te houden vóór het afdrukken:
    1. Open de pagina Taakset-up van het dialoogvenster Eigenschappen voor de taak.
    2. Vouw het Taakinformatie-gedeelte uit.
    3. Stel een datum en tijd voor het afdrukken van de taak in door Uiterlijk te selecteren in de lijst Einddatum.

      Er worden datum- en tijdvelden weergegeven:

      Eigenschappen voor de taak: de pagina Taakset-up

    4. Bewerk de velden voor datum en tijd.
    5. Klik op Opslaan.

    U kunt ook de optie Vasthouden tot gebruiken na het indienen van een taak, om deze vast te houden tot een weekdag van uw keuze:

    1. Klik met de rechtermuisknop op een taak in de Alle taken-pod en selecteer Meer.

    2. Selecteer de Vasthouden tot-pod in de optielijst die verschijnt. Selecteer vervolgens een dag.
      Dialoogvenster Vasthouden tot
      De nieuwe datum verandert automatisch in het dialoogvenster Eigenschappen voor de taak.

    De taakstatusindicator verandert niet van kleur. De taak wordt tot de opgegeven datum en tijd niet afgedrukt, of tot wanneer u de eigenschap Afdrukmodus wijzigt in Normaal afdrukken of Afdrukken en bewaren

    1.2.6.6.10 Taken opslaan

    Als u wilt dat taken na het afdrukken in TotalFlow Production Manager worden bewaard, kunt u ze opslaan.

    Opgeslagen taken en afgedrukte en vastgehouden taken blijven beide na het afdrukken in TotalFlow Production Manager staan, terwijl andere taken worden verwijderd. Het verschil is, dat u voor opgeslagen taken een specifiek tijdstip kunt opgeven waarop ze automatisch worden verwijderd, terwijl afgedrukte en vastgehouden taken in het systeem blijven totdat u ze zelf verwijdert.

    U kunt taken als volgt opslaan:

    • Een taak opslaan totdat u deze verwijdert:
      1. Vouw op de pagina Taakset-up van het dialoogvenster Eigenschappen voor de taak het gedeelte Geavanceerde instellingen uit en stel de eigenschap Opslaan in op Voor onbepaalde tijd opslaan.
        Eigenschappen voor de taak: de pagina Taakset-up
      2. Klik op OK.
      De taak wordt normaal verwerkt totdat deze is afgedrukt. Na het afdrukken blijft de taak in TotalFlow Production Manager totdat u het verwijdert of opnieuw verwerkt.
    • U kunt als volgt een taak voor een bepaalde periode opslaan:
      1. Op de pagina Taakset-up van het dialoogvenster Eigenschappen voor de taak stelt u Opslaan in op Opslaan gedurende.

        De velden Dagen en Uur worden weergegeven.

        Eigenschappen voor de taak: de pagina Taakset-up
      2. Typ of selecteer waarden in de velden Dagen en Uur.
      3. Klik op OK.
      De taak wordt normaal verwerkt totdat deze is afgedrukt. Na het afdrukken blijft de taak in TotalFlow Production Manager staan totdat de opgegeven tijd is verstreken of totdat u de taak zelf verwijdert, afhankelijk van welke situatie zich het eerst voordoet.

    1.2.6.6.11 Taken opnieuw afdrukken

    Soms is het noodzakelijk om een of meer taken, of sommige pagina's van een taak die u heeft afgedrukt, opnieuw af te drukken.

    1.2.6.6.11.1 Enkele taken opnieuw afdrukken

    Een taak opnieuw afdrukken:

    1. Selecteer de taak in de pod Alle taken.
    2. Klik op Meer en vervolgens op Opnieuw afdrukken...

      Het dialoogvenster Opnieuw afdrukken wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Taak opnieuw afdrukken

    3. Voer een aantal kopieën in. Gebruik het plus-/minteken om het aantal kopieën te verhogen of verlagen.
    4. Optioneel: Als u alleen geselecteerde pagina's van een PDF-taak opnieuw wilt afdrukken, klikt u op Pagina's en voert u een geldig paginabereik in.
      Opmerking: U kunt alleen pagina's selecteren in PDF-taken. Voor overige gegevensstromen moet de volledige taak opnieuw worden afgedrukt.
    5. Selecteer de printer waarbij u de taak wilt indienen.
      De laatste printer waarop de taak is afgedrukt, is de standaardprinter.
    6. Optioneel: Als u meerdere kopieën van de taak wilt afdrukken, wijzigt u het aantal af te drukken kopieën.
      Opmerking: Passthrough-printers negeren het aantal dat u hier heeft opgegeven. De printeropdracht moet het aantal exemplaren doorgeven aan de Passthrough-printer als dit aantal groter is dan één.
    7. Klik op OK.

    1.2.6.6.11.2 Meerdere taken opnieuw afdrukken

    Meerdere taken opnieuw afdrukken:

    1. Selecteer in de Alle taken-pod de taken die u opnieuw wilt afdrukken.
    2. Klik op Meer en vervolgens op Opnieuw afdrukken....

      Het dialoogvenster Opnieuw afdrukken wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Opnieuw afdrukken

    3. Selecteer een printer waarbij u de taken wilt indienen.
    4. Klik op OK.

    1.2.6.6.11.3 Taken toewijzen aan een workflow

    Wanneer een taak door TotalFlow Production Manager wordt ontvangen van een andere toepassing, zonder bijbehorende workflow, kunt u de taak toewijzen aan een workflow. Als de workflow niet aan een printer is gekoppeld, is de taak niet toegewezen. U dient de workflow dan toe te wijzen aan een printer of printergroep. U kunt taken die al een workflow hebben opnieuw toewijzen en deze taken opnieuw verwerken via een andere workflow.

    Ga als volgt te werk om een taak toe te wijzen aan een bestaande workflow:

    1. Selecteer de taak.
    2. Klik op Meer en vervolgens op Toewijzen aan workflow....

      Het dialoogvenster Toewijzen aan workflow wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Taak toewijzen aan workflow

    3. Selecteer in de lijst Workflow selecteren... een workflow om de taak aan toe te wijzen.
    4. Voer één van de volgende handelingen uit bij Bestandsopties kiezen:
      • Doorgaans selecteert u Oorspronkelijk bestand gebruiken bij verwerken van taak, ook wanneer u taakeigenschappen wilt wijzigen.
      • Als u met TotalFlow Prep het invoerbestand van de taak hebt gewijzigd, selecteert u Gebruik huidig, gewijzigd bestand bij verwerken taak.
    5. Klik op OK.

    1.2.6.6.12 Taken samenvoegen

    U kunt meerdere PDF-taken samenvoegen tot één taak.

    Om taken samen te voegen, gaat u als volgt te werk:

    1. Selecteer in de Alle taken-pod de taken die u wilt samenvoegen tot één taak.
    2. Klik met de rechtermuisknop op de selectie en klik vervolgens op Samenvoegen....

      Het dialoogvenster Taken samenvoegen wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Taken samenvoegen

    3. Om de taakvolgorde aan te passen, sleept u de taken in de lijst naar de positie waar u ze nodig heeft. Om een taak uit de samenvoeglijst te verwijderen, selecteert u de taak en klikt u vervolgens op , het pictogram Verwijderen.
    4. Klik op OK.

      TotalFlow Production Manager past de eerste taak in de samenvoegvolgordelijst aan en bewaart deze. Deze taak wordt de hoofdtaak. De overige samengevoegde taken worden verwijderd.

      De resulterende samengevoegde taak krijgt de naam en de meeste van de eigenschappen van de hoofdtaak. De taaknaam ziet er ongeveer als volgt uit: naam eerste taak-merged.

    U kunt ook taken samenvoegen in de Wachtrijen-pod.

      Belangrijk:
    • U kunt alleen PDF-taken samenvoegen.
    • Als u PDF-taken wilt samenvoegen die met een wachtwoord zijn beveiligd, dan moet u de PDF-bestanden eerst ontgrendelen.
    • Elk deel van de samengevoegde taak begint op de voorzijde van een vel.
    • U kunt geen taken samenvoegen waarvan Impositie is ingesteld op Boekje, Perfect of Snelheid.
    • In de samengevoegde taken blijven de meeste instellingen voor pagina-uitzonderingen behouden, zoals velinvoegingen, papier- of kleurvervangingen en subsetnietjes.

    1.2.6.6.13 Taken opnieuw verwerken

    Soms moet u een taak opnieuw verwerken. U moet bijvoorbeeld een proefafdruk van de taak maken, de eigenschappen van de taak wijzigen en opnieuw een proefafdruk maken om de gewijzigde eigenschappen te kunnen controleren. Gebruikers en beheerders kunnen taken opnieuw verwerken.

    Ga als volgt te werk om een taak opnieuw te verwerken:

    1. Selecteer de taak.
    2. Klik op Meer en vervolgens op Opnieuw verwerken.

      Het dialoogvenster Taak opnieuw verwerken wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Taak opnieuw verwerken

    3. Selecteer de activiteit vanaf welke u de taak opnieuw wilt verwerken.
    4. Voer één van de volgende handelingen uit:
      • Doorgaans selecteert u Oorspronkelijk bestand gebruiken bij verwerken van taak, ook wanneer u taakeigenschappen wilt wijzigen.
      • Als u met TotalFlow Prep het invoerbestand van de taak hebt gewijzigd, selecteert u Gebruik huidig, gewijzigd bestand bij verwerken taak.
    5. Klik op OK.

    1.2.6.6.14 Met een wachtwoord beveiligde PDF-bestanden ontgrendelen

    Sommige taken kunnen met een wachtwoord beveiligde PDF-bestanden bevatten. Gebruikers en beheerders kunnen deze ontgrendelen via een of meer wachtwoorden.

    Wanneer u een met een wachtwoord beveiligd PDF-bestand indient, gaat dit bestand over in de Wachten op wachtwoord-verwerkingsstatus.

    Ga als volgt te werk om taken beveiligd met een wachtwoord te ontgrendelen:

    1. Selecteer de taken.
    2. Klik met de rechtermuisknop op de geselecteerde taken of klik op Meer en vervolgens op Ontgrendelen....

      Het dialoogvenster Taken met wachtwoordbeveiliging ontgrendelen wordt weergegeven:

      Met een wachtwoord beveiligde taken ontgrendelen

    3. Typ in het veld Wachtwoord het Wachtwoord voor openen document voor de PDF.
      Opmerking: Als het PDF-bestand is vergrendeld met een machtigingswachtwoord, typt u alleen het Machtigingswachtwoord in het veld Wachtwoord.
      De bestanden die zijn beveiligd met het wachtwoord dat u heeft ingevoerd, worden verder verwerkt terwijl de bestanden die een ander wachtwoord hebben deWachten op wachtwoord-verwerkingsstatus behouden.
    4. Indien een of meerdere met een wachtwoord beveiligde bestanden een ander wachtwoord heeft, voert u de ontgrendelingsprocedure opnieuw uit totdat alle bestanden ontgrendeld zijn.
    5. Klik op Ontgrendelen.

    1.2.7 Werken met workflows

    U kunt workflows aanmaken en aanpassen door er activiteiten aan toe te voegen of uit te verwijderen. U kunt de eigenschappen van workflows en activiteiten ook bewerken.

    Wanneer u een workflow opgeeft, specificeert u welke activiteiten de taak tijdens de verwerking doorloopt. De activiteiten zijn onderverdeeld in workflowfasen. De taken moeten door alle workflowfasen gaan, ook door de fasen zonder activiteiten.

    Opmerking: Sommige activiteiten zijn alleen beschikbaar indien TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd met de extra opties waardoor deze activiteiten worden toegestaan. Voor meer informatie, zie Standaardactiviteiten en aangepaste activiteiten.

    De workflowfasen zijn de volgende fasen:

    Fase Ontvangen
    In de fase Ontvangen worden invoerbestanden ter verwerking door TotalFlow Production Manager geaccepteerd. Elke taak wordt toegewezen aan een workflow, die aangeeft door welke fasen en activiteiten de taak wordt verwerkt.

    Nadat het invoerbestand door de fase Ontvangen in de wachtrij is geplaatst, wordt dat bestand een taak in de TotalFlow Production Manager. Alle invoerbestanden moeten door de fase Ontvangen.

    Fase Voorbereiden
    De Voorbereiden-fase maakt de taak op en transformeert hem. U kunt TotalFlow Production Manager ook externe programma's tijdens deze fase laten uitvoeren om meer voorwaarden voor de taak op te geven of om de taak verder te interpreteren. De fase Voorbereiden is optioneel.
    Fase Afdrukken
    De fase Afdrukken routert en verstuurt de taak naar een beschikbare printer, bewaakt de afdrukstatus en meldt wanneer de taak is afgedrukt. De fase kan ook voorzien in een handmatige kwaliteitscontrole, zodat de gebruiker indien nodig de printerinstellingen kan wijzigen voordat de taak opnieuw wordt afgedrukt. De taak kan voor verdere verwerking ook naar een extern programma worden verstuurd. De fase Afdrukken is optioneel.
    Fase Voltooien
    Nadat de taken volledig zijn verwerkt, gaan ze naar de fase Voltooien. De fase Voltooien beheert de bewaarperiode voor taken en verwijdert taken zonder bewaarperiode of waarvan de bewaarperiode is verstreken. In deze fase kunt u ook externe programma's van voltooide taken starten. Een extern programma kan bijvoorbeeld de taken naar een archiefsysteem kopiëren. Alle taken moeten de fase Voltooien doorlopen.

    1.2.7.1 Pagina Workflow

    Met de pagina Workflow van de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager kunnen beheerders de workflows en activiteiten in het systeem bekijken.

    De pagina Workflow bevat twee tabbladen: Editor en Eigenschappen. Het tabblad Editor bevat twee pods: een Activiteiten-pod en een Editor-pod.

    Belangrijk: Gebruik altijd de paginaknoppen om te wisselen tussen tabbladen in de gebruikersinterface, omdat de browserknoppen vooruit en achteruit onverwachte resultaten kunnen opleveren.
    Pagina Workflow

    In de Activiteiten-pod worden de workflows en activiteiten uit TotalFlow Production Manager getoond. Er zijn twee gedeelten:

    • Het gedeelte Standaard, waar de geleverde activiteiten zich bevinden.
    • Het gedeelte Aangepast, waarin de activiteiten staan die u heeft aangemaakt.

    Gebruik de pod Editor om de activiteiten in een workflow te bekijken en te bewerken.

    De pod Editor is onderverdeeld in gebieden die de workflowfasen voorstellen. Elk gebied heeft een andere kleur:

    De fase Ontvangen (blauw)
    In de fase Ontvangen worden invoerbestanden ter verwerking door TotalFlow Production Manager geaccepteerd. Elke taak wordt toegewezen aan een workflow, die aangeeft door welke fasen en activiteiten de taak wordt verwerkt.

    Nadat het invoerbestand door de fase Ontvangen in de wachtrij is geplaatst, wordt dat bestand een taak in de TotalFlow Production Manager. Alle invoerbestanden moeten door de fase Ontvangen.

    De fase Voorbereiden (paars)
    De Voorbereiden-fase maakt de taak op en transformeert hem. U kunt TotalFlow Production Manager ook externe programma's tijdens deze fase laten uitvoeren om meer voorwaarden voor de taak op te geven of om de taak verder te interpreteren. De fase Voorbereiden is optioneel.
    Afdrukken fase (geel)
    De fase Afdrukken routert en verstuurt de taak naar een beschikbare printer, bewaakt de afdrukstatus en meldt wanneer de taak is afgedrukt. De fase kan ook voorzien in een handmatige kwaliteitscontrole, zodat de gebruiker indien nodig de printerinstellingen kan wijzigen voordat de taak opnieuw wordt afgedrukt. De taak kan voor verdere verwerking ook naar een extern programma worden verstuurd. De fase Afdrukken is optioneel.
    De fase Voltooien (groen)
    Nadat de taken volledig zijn verwerkt, gaan ze naar de fase Voltooien. De fase Voltooien beheert de bewaarperiode voor taken en verwijdert taken zonder bewaarperiode of waarvan de bewaarperiode is verstreken. In deze fase kunt u ook externe programma's van voltooide taken starten. Een extern programma kan bijvoorbeeld de taken naar een archiefsysteem kopiëren. Alle taken moeten de fase Voltooien doorlopen.

    Voor elke activiteit in de workflow is er een pictogram.

    Connectoren tonen het pad van de ene naar een andere activiteit.

    1.2.7.2 Standaard workflows

    TotalFlow Production Manager wordt geleverd met standaardworkflows die u als voorbeeld kunt gebruiken voor het aanmaken en bewerken van andere workflows.

    Dit zijn de volgende workflows:

    Willekeurige printer
    Gebruik de standaardworkflow als basis en val er indien nodig op terug.
    Proefafdruk en afdrukken
    Een voorbeeldworkflow met Proefafdruk- en Goedkeuren-activiteiten. Gebruik deze workflow om te zien waar u deze activiteiten moet invoegen.

    1.2.7.3 Standaardactiviteiten en aangepaste activiteiten

    TotalFlow Production Manager levert de basisactiviteiten die u nodig heeft om taken af te drukken. U kunt deze activiteiten aan workflows toevoegen zonder ze te veranderen, of u kunt ze kopiëren en aanpassen om uw eigen aangepaste activiteiten te maken.

    Een aantal van de geleverde activiteiten zijn beschermd. U kunt deze activiteiten niet kopiëren, aanpassen of wissen, hoewel u wel de standaardwaarden waarop ze zijn ingesteld kunt veranderen. Andere activiteiten zijn niet beschermd. Als u deze activiteiten wilt aanpassen, kopieer ze dan naar aangepaste activiteiten en pas de aangepaste activiteiten aan.

    Dit zijn de beschermde activiteiten die worden geleverd:

    Taak creëren
    Gebruik deze activiteit om de inkomende gegevensstroom te bepalen en de waarden van de taakeigenschappen in te stellen volgens de standaardwaarden en overschrijvingen van de workflow.
    Proefafdruk
    Gebruik deze activiteit om een specifiek paginabereik te bekijken.
    Afdrukken
    Gebruik deze activiteit om het begin van elke pagina van de taak te zoeken, de paginagegevens te herstellen die nodig zijn voor het opnieuw positioneren wanneer een gedeelte van de taak opnieuw moet worden afgedrukt en stuur de taak naar de printer.
    Behouden
    Gebruik deze activiteit om een taak na het afdrukken in het systeem op te slaan.
    Verwijderen
    Gebruik deze activiteit om gegevens uit te voeren die u wilt controleren en verwijder de taak dan van het systeem.

    Dit zijn de onbeschermde activiteiten die worden geleverd:

    TotalFlow Prep
    Gebruik deze activiteit om een operator te laten aangeven dat een TotalFlow Prep handeling is uitgevoerd voordat de taak naar de volgende activiteit in de workflow gaat.
    Converteren naar PDF
    Gebruik deze activiteit om PCL- en PostScript-bestanden in PDF-bestanden om te zetten.
    Externe toepassing uitvoeren
    Gebruik deze activiteit om een taak naar een externe toepassing te sturen die gebruikmaakt van een opdrachtregelinterface voor de verwerking. U geeft retourcodes op die aangeven dat iets is gelukt zodat TotalFlow Production Manager de taak naar de volgende activiteit in de workflow kan sturen wanneer de externe Externe toepassing uitvoeren is voltooid.
    Kopiëren naar map
    Gebruik deze activiteit om taakbestanden in een opgegeven map op te slaan.
    Bestelling voltooien
    Gebruik deze activiteit om besteltaken te voltooien die zijn ingediend via portals van externe web-to-print-toepassingen.
    Hotfolder-toepassing uitvoeren
    Gebruik deze activiteit om een bestand naar een externe toepassing te sturen die voor de verwerking gebruik maakt van een hotfolder. TotalFlow Production Manager stuurt de taak automatisch naar de volgende activiteit in de workflow wanneer de externe toepassing een voltooid bestand retourneert.
    Preflight
    Gebruik deze activiteit om PDF-bestanden te preflighten met de interne TotalFlow Production Manager PitStop-bibliotheek.
    Externe Preflight
    Gebruik deze activiteit om PDF-bestanden te preflighten met het PitStop Server-programma.
    Workflow wijzigen
    Gebruik deze activiteit om taken te verplaatsen naar specifieke workflows op basis van gedefinieerde voorwaarden.
    Om deze activiteit te gebruiken, moet u de voorwaarden definiëren in het dialoogvenster Taakstandaarden van de workflow.
    Goedkeuren
    Gebruik deze activiteit om een taak te onderbreken zodat de taak kan worden goedgekeurd of afgewezen voordat hij naar de volgende activiteit in de workflow wordt gestuurd.

    1.2.7.4 Workflows aanmaken

    U kunt een workflow aanmaken en vervolgens naar wens aanpassen.
    Ga als volgt te werk om een workflow aan te maken:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    3. Klik links op de pagina in de Objecten-pod op Workflows.
    4. Klik op Nieuw.

      Het dialoogvenster Workflow creëren wordt weergegeven:

      Een activiteit verslepen in de Workflow Editor-pod

    5. Bewerk alle workflow-eigenschappen naar behoefte.
    6. Klik op OK om de workflow op te slaan.
    7. Ga als volgt te werk om een activiteit aan de workflow toe te voegen:
      1. Selecteer de workflow in de Objecten-pod, klik op Editor en eigenschappen... en dan op Editor.
        De Editor-pod wordt weergegeven.
      2. Selecteer in het gedeelte Standaard van de pod Activiteiten de activiteit die u wilt toevoegen.
      3. Sleep het activiteitspictogram vanuit de Standaard-pod naar de gewenste locatie in de Editor-pod van de workflow.

        De kleur van het activiteitspictogram geeft de workflowfase aan waar u de activiteit kunt toevoegen. Een grijs pictogram betekent dat de activiteit aan meerdere fasen kan worden toegevoegd.

        Een activiteit verslepen in de Workflow Editor-pod
        Als u de activiteit versleept naar een gedeelte waar u de activiteit niet kunt toevoegen, verschijnt er een rode cirkel met een streep:
    8. Klik op Opslaan om de workflow op te slaan.

    1.2.7.5 Workflows bewerken

    U kunt een workflow wijzigen door er activiteiten aan toe te voegen of uit te verwijderen.
    Belangrijk: Controleer voordat u een workflow bewerkt of er geen taken aan zijn toegewezen, of wanneer dat wel zo is, of al die taken zich in de Voltooien-fase bevinden. U kunt wijzigingen in taken die zijn toegewezen aan de workflow niet opslaan wanneer deze zich in de Ontvangen- Voorbereiden of Afdrukken-fase bevinden.
    Ga als volgt te werk om een workflow te bewerken:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    3. Klik links op de pagina in de Objecten-pod op Workflows.
    4. Selecteer de workflow die u wilt bewerken, klik op Meer en klik vervolgens op Editor en eigenschappen....
    5. Open de pagina Editor.
    6. Ga als volgt te werk om een activiteit aan de workflow toe te voegen:
      1. Selecteer in de Activiteiten-pod de activiteit die u wilt toevoegen.
      2. Sleep het activiteitspictogram naar de gewenste locatie in de Editor-pod van de workflow.

        De kleur van het activiteitspictogram geeft de workflowfase aan waar u de activiteit kunt toevoegen. Een grijs pictogram betekent dat de activiteit aan meerdere fasen kan worden toegevoegd.

        Een activiteit verslepen in de Workflow Editor-pod
        Als u de activiteit versleept naar een gedeelte waar u de activiteit niet kunt toevoegen, verschijnt er een rode cirkel met een streep:
    7. Ga als volgt te werk om een activiteit uit de workflow te verwijderen:
      1. Klik met de rechtermuisknop op de activiteit in de Editor-pod van de workflow en klik op Verwijderen.

        Er wordt een bevestigingsdialoogvenster weergegeven.

      2. Klik op Ja.
    8. Klik op Opslaan om de workflow op te slaan.

    1.2.7.6 Aangepaste activiteiten maken

    Een aangepaste activiteit kan het best worden gemaakt als u de eigenschappen van een activiteit wilt aanpassen of als u wijzigingen wilt aanbrengen in de standaardwaarden van een taak die onbeschermde activiteiten bevatten.
    Zo maakt u een aangepaste activiteit:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Selecteer een workflow en klik op Editor en eigenschappen... om het paneel Workflow Editor te openen. Klik vervolgens op Editor.
    3. Selecteer een activiteit in de Activiteiten-pod van de workflow en klik op Kopiëren..., of klik met de rechtermuisknop op een activiteit en selecteer vervolgens Kopiëren....

      Het dialoogvenster Activiteit kopiëren wordt weergegeven.

    4. Voer voor de eigenschappen van standaardtaken die u wilt wijzigen nieuwe waarden in of selecteer deze.
    5. Klik op OK.
    U ziet de nieuwe activiteit in het gedeelte Aangepast van de Activiteiten-pod.

    1.2.7.7 Activiteitseigenschappen en standaardinstellingen van taken bekijken en wijzigen

    Activiteiten hebben, net als andere objecten, eigenschappen die u kunt bekijken en aanpassen. Sommige activiteiten vertonen ook grote overeenkomsten met taakeigenschappen. U kunt deze activiteiten aanpassen om de standaardwaarden voor bepaalde taakeigenschappen in te stellen wanneer de activiteit de taak verwerkt.

    U kunt de eigenschappen van een aantal activiteiten die TotalFlow Production Manager levert niet veranderen, maar u kunt wel de standaardwaarden van de taak veranderen. U kunt de eigenschappen veranderen van geleverde activiteiten die niet worden beschermd, maar we raden u af om dit te doen. Kopieer de activiteit naar een aangepaste activiteit en verander de eigenschappen van de aangepaste activiteit.

    Ga als volgt te werk om de eigenschappen en standaardwaarden van een activiteit te bekijken of te veranderen:

    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen. en vervolgens Workflows.
    3. Ga als volgt te werk om de eigenschappen en standaardwaarden in alle toekomstige gevallen van een activiteit te veranderen:
      1. Voer één van de volgende handelingen uit op het tabblad Workflows:
        • Selecteer een workflow, klik op Meer en dan op Eigenschappen...
        • Klik met de rechtermuisknop op een workflow en selecteer vervolgens Eigenschappen....
        Belangrijk: Wijzigingen die op deze manier zijn gemaakt, hebben geen invloed op bestaande activiteiten, inclusief gevallen in de standaard workflow. Als u een nieuwe workflow aanmaakt, wordt de workflow van de standaardworkflow gekopieerd, inclusief de originele activiteit.
      2. Klik in het dialoogvenster Eigenschappen voor workflow op Taakstandaarden. Of klik met de rechtermuisknop op de workflow en selecteer vervolgens Taakstandaarden en overschrijvingen...
    4. Ga als volgt te werk om de eigenschappen en standaardwaarden van een enkele activiteit te veranderen:
      1. Klik links in het scherm in de Objecten-pod op Workflows.
      2. Selecteer de workflow die de activiteit bevat die u wilt bewerken en klik op Meer en vervolgens op Workflow bewerken.

        De workflow wordt weergegeven in de Editor-pod.

      3. Selecteer de activiteit in het gedeelte Standaard en klik op Eigenschappen

      Het dialoogvenster Eigenschappen voor activiteit wordt weergegeven.

    5. Voer voor de eigenschappen van standaardtaken die u wilt wijzigen nieuwe waarden in of selecteer deze.
    6. Klik op OK.

    1.2.7.8 Workflows configureren voor het ontvangen van taken van Streamline

    U kunt een workflow configureren voor het beheren van taken die via Streamline zijn ontvangen.

    Streamline NX is een pakket toepassingen voor documentbeheer waarmee u het afdrukproces van documenten kunt beheren. Raadpleeg voor meer informatie over het configureren van Streamline NX met TotalFlow Production Manager de Streamline NX Beheerdershandleiding.

    Ga als volgt te werk om een workflow te configureren voor het ontvangen van taken van Streamline:

    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen en dan op Workflows.
    3. Selecteer een workflow, klik op Meer en dan op Editor en eigenschappen....
      Het dialoogvenster Workflow wordt weergegeven.
    4. Schakel op de pagina Algemeen Kleuren pagina's tellen in.
    5. Klik op OK.
    6. Als dezelfde workflow is geselecteerd, klikt u op Meer en dan op Editor en eigenschappen....
    7. Voeg een Converteren naar PDF-activiteit toe aan de workflow. Voor meer informatie over het toevoegen van activiteiten aan een workflow, zie Workflows bewerken.
    8. Open het dialoogvenster met eigenschappen van de toegevoegde Converteren naar PDF-activiteit.
    9. In het tabblad Taakstandaarden selecteert u Taakticketeigenschappen lezen.
    10. Klik op OK.

    1.2.7.9 Workflows configureren om taken samen te voegen in de hotfolder

    U kunt een workflow configureren om PDF-bestanden samen te voegen in de hotfolder, met de pollingactiviteit voor de hotfolder, overeenkomstig de regels die u definieert.
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen en dan op Workflows.
    3. Selecteer een workflow, klik op Meer en dan op Editor en eigenschappen....
      Het dialoogvenster Workflow wordt weergegeven.
    4. Klik op Eigenschappen.
    5. Schakel op de pagina Algemeen Hotfolder in.
    6. Stel een pollinginterval in op de pagina Geavanceerd in het gedeelte HOTFOLDER. Bij het bepalen van een pollinginterval moet u rekening houden met de grootte van de PDF-bestanden die u wilt samenvoegen.
    7. Selecteer in Bestandstypen de optie Documenten.
    8. Selecteer een Methode voor samenvoegen en zo nodig een Samenvoegingsnummer.
    9. Klik op OK.
        Opmerking:
      • Bestanden die nog worden gekopieerd op het moment van polling, worden doorgegeven naar de volgende polling.
      • Als niet alle bestanden kunnen worden verwerkt door de samenvoegtool, vanwege beschadigde of wachtwoordbeveiligde bestanden, worden de niet-samengevoegde bestanden opgeslagen in de map Hotfolder/Merging/FailedMerges met een tijdstempel van de samenvoeging. Raadpleeg het workflowlogbestand voor informatie over de fout.

    1.2.7.10 Externe activiteiten

    U kunt activiteiten toevoegen waarmee een toepassing buiten TotalFlow Production Manager wordt uitgevoerd. De externe toepassing kan speciale verwerkingstaken uitvoeren. Dat programma moet worden uitgevoerd op de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd.

    Omdat de verwerking losstaat van de verwerking die wordt uitgevoerd door de activiteiten die door TotalFlow Production Manager worden aangeleverd, wordt dit type verwerking 'externe activiteit' genoemd.

    TotalFlow Production Manager bevat deze externe toepassingen:

    Externe toepassing uitvoeren
    Start een externe toepassing die gebruikmaakt van een opdrachtregelinterface. U kunt de activiteit configureren zodat de externe toepassing de taak leest van de unieke spooldirectory die voor de taak is aangemaakt, installation_drive:\aiw\aiw1\spool\default\JobID, deze verwerkt en de output in de spoolmap schrijft.
    Hotfolder-toepassing uitvoeren
    Plaatst de taak in een hotfolder die een andere toepassing bewaakt. Die toepassing haalt de afdruktaak op, verwerkt deze en plaatst de taak in een uitvoermap. TotalFlow Production Manager controleert die uitvoermap en haalt de taak weer op wanneer hij klaar is.

    Het kiezen van een activiteit is voornamelijk afhankelijk van hoe de externe toepassing taken accepteert. Als de externe toepassing een opdrachtregelinterface heeft, kan de workflow Externe toepassing uitvoeren bevatten. Als de externe toepassing hotfolders gebruikt voor de invoer, kan de workflow Hotfolder-toepassing uitvoeren bevatten. Als de externe toepassing beide interfaces heeft, kunt u beslissen welke activiteit u wilt gebruiken.

    Neem deze punten in overweging bij het bepalen van de activiteit:

    Externe toepassing uitvoeren Hotfolder-toepassing uitvoeren
    Hiervoor moet u een opdracht schrijven en alle benodigde opties specificeren. Als u niet bekend bent met het schrijven van opdrachten of de syntax van de opdracht niet heeft om de externe toepassing te openen, kan het zijn dat deze activiteit moeilijker te configureren is. Hiervoor moet u de verzend- en ophaalmappen op de juiste wijze configureren. De verzend- en ophaalmap kan dezelfde zijn als de bestandsnaam van het te versturen bestand niet overeen komt met het ophaalpatroon. Het ophaalpatroon (retrieval pattern) is een tekenreeks die patronen bij elkaar zoekt en gebruikt wordt om een teruggestuurde taak te identificeren.

    Als de externe toepassing bijvoorbeeld bestanden van PCL in PDF verandert, moet het ophaalpatroon naar een bestand zoeken met de extensie.PDF. De activiteit kan printfile.pcl naar de hotfolder kopiëren en het niet verwarren met het geconverteerde bestand omdat het naar printfile.PDF zoekt.

    Mocht u echter de hotfolder gebruiken om een PDF-bestand te sturen naar een toepassing die een ander PDF-bestand terugstuurt, moeten de verzend- en ophaalmappen andere locaties zijn.

    Hiermee kunt u de codepagina en taal specificeren die naar de externe toepassing moeten worden gestuurd. U kunt hiermee niet de codepagina en taal specificeren die naar de externe toepassing moeten worden gestuurd.
    Hiermee kunt u de terugkeercodes specificeren die de externe toepassing kan leveren zonder de taak te laten mislukken. Biedt geen optie om geldige terugkeercodes te specificeren.

    Als de externe toepassing het verwachte bestand terugstuurt, wordt het bestand opgehaald en schakelt het proces over naar de volgende stap zonder op fouten te controleren. Daarom moet de externe toepassing worden geconfigureerd, zodat er geen bestand met fouten wordt gekopieerd naar de uitvoermap. Als de hotfolder op time-out staat ingesteld, zal de taak uiteindelijk een foutstatus aannemen en kan het probleem worden opgelost; als de hotfolder wordt ingesteld om te wachten, zal de taak blijven wachten totdat een operator het proces onderbreekt.

    1.2.7.10.1 Externe toepassingen instellen

    Voordat u een externe activiteit maakt, moet u de externe toepassing instellen die de externe activiteit aanroept.
    Ga als volgt te werk om een externe toepassing in te stellen:
    1. Installeer de externe toepassing op hetzelfde systeem als TotalFlow Production Manager.
      Installeer de toepassing aan de hand van de bijgeleverde instructies.
    2. Zorg ervoor dat de externe toepassing door TotalFlow Production Manager kan worden gevonden en uitgevoerd. Voer een van de volgende handelingen uit:
      • Geef in de opdracht het volledige pad naar de externe toepassing op.
      • Voeg de map waarin de externe toepassing is geïnstalleerd toe aan de systeemomgevingsvariabele PATH.
    3. Controleer of de externe toepassing goed werkt en geen fouten geeft.
    4. Als de externe toepassing een opdrachtregelinterface gebruikt, neem dan de opdracht op die u gebruikt om de externe toepassing uit te voeren.
      Wanneer u de activiteit Externe toepassing uitvoeren gaat maken, gebruikt u deze opdracht als basis voor de waarde van de eigenschap Externe opdracht:

    1.2.7.10.2 Activiteiten aanmaken voor Externe toepassing uitvoeren

    Om een taak te verwerken met een externe toepassing die gebruikmaakt van een opdrachtregelinterface, moet u een activiteit voor Externe toepassing uitvoeren aanmaken en toevoegen aan de workflow.

    Zo maakt u een activiteit aan voor Externe toepassing uitvoeren:

    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    3. Klik links op de pagina in de Objecten-pod op Workflows.
    4. Selecteer de workflow die u wilt bewerken, klik op Meer en klik vervolgens op Editor en eigenschappen....

      De workflow wordt weergegeven in de Editor-pod.

    5. Selecteer in het gedeelte Standaard van de Activiteiten-pod de activiteit Externe toepassing uitvoeren en klik op Kopiëren...
    6. Stel in het dialoogvenster Activiteit kopiëren waarden in voor alle vereiste eigenschappen.
        Opmerking:
      1. Als u de activiteit Externe toepassing uitvoeren gebruikt om een PostScript- of PCL-taak te transformeren naar PDF, voer dan een van de volgende opdrachten in het veld Externe opdracht in:
        • PCL-bestanden transformeren:
          copy ${getFileName(print,pdf,read)} ${getFileName(print,pcl,write)}
        • PostScript-bestanden transformeren:
          copy ${getFileName(print,pdf,read)} ${getFileName(print,ps,write)}
        Voor meer informatie, zie PostScript- en PCL-taken transformeren naar PDF met een externe transformatietoepassing.
      2. Voor hulp bij het opgeven van bestandsnamen in de eigenschap Externe opdracht, zie Bestandsnamen in symboolnotatie opgeven.
      3. Voor hulp bij het opgeven van taakkenmerken in de eigenschap Externe opdracht, zie Symbolen voor taakkenmerken gebruiken in opdrachten.
    7. Klik op OK.

      U ziet de nieuwe activiteit in het gedeelte Aangepast van de Activiteiten-pod.

    8. Voeg de nieuwe activiteit toe aan de workflow waar u het indienen van taken voor verwerking door de externe toepassing wilt inplannen.

    1.2.7.10.3 Activiteiten aanmaken voor Hotfolder-toepassing uitvoeren

    Om een taak te verwerken met een externe toepassing die gebruikmaakt van een hotfolder, moet u een activiteit van Hotfolder-toepassing uitvoeren aanmaken en toevoegen aan de workflow.

    Zo maakt u een activiteit aan voor Hotfolder-toepassing uitvoeren:

    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    3. Klik links op de pagina in de Objecten-pod op Workflows.
    4. Selecteer de workflow die u wilt bewerken, klik op Meer en klik vervolgens op Editor en eigenschappen.... Of selecteer een workflow en klik op Workflow bewerken het pictogram Workflow bewerken.

      De workflow wordt weergegeven in de Editor-pod.

    5. Selecteer in het gedeelte Standaard van de Activiteiten-pod de activiteit Hotfolder-toepassing uitvoeren en klik op Kopiëren....
    6. Stel in het dialoogvenster Activiteit kopiëren waarden in voor alle vereiste eigenschappen.

      Voor hulp bij het opgeven van bestandsnamen in de eigenschappen Teruggehaald bestand en Bestand om te verzenden, zie Bestandsnamen in symboolnotatie opgeven.

      Gebruik een reguliere expressie om de waarde van Terughaalpatroon te bepalen. U kunt het symbool ${Job.Id} gebruiken in deze reguliere expressie om de taak-ID aan te geven. Omdat de taak-ID aan het begin van de bestandsnaam van taakbestanden staat in de spoolmap, en u de methode getFileName of getAbsoluteFileName gebruikt om de waarde van de eigenschap Bestand om te verzenden te bepalen, wordt de taak-ID aan het begin van de bestandsnaam weergegeven. Als de hotfolder een bestand terugstuurt met dezelfde bestandsnaam als het ingevoerde bestand, zal de taak-ID ook aan het begin van de bestandsnaam van het teruggestuurde bestand staan. De standaardwaarde van Terughaalpatroon, ${Job.Id}.*, komt overeen met elke bestandsnaam die met de taak-ID begint. Een waarde van ${Job.Id}.*[Pp][Dd][Ff] komt overeen met elke bestandsnaam die begint met de taak-ID wanneer PDF de bestandsextensie is.

      Voor meer informatie over reguliere expressies, zie Reguliere expressies.

    7. Klik op OK.

      U ziet de nieuwe activiteit in het gedeelte Aangepast van de Activiteiten-pod.

    8. Voeg de nieuwe activiteit toe aan de workflow waar u het indienen van taken voor verwerking door de hotfolder wilt inplannen.

    1.2.7.10.4 Kopiëren naar map-activiteiten aanmaken

    Om de taakbestanden naar een opgegeven map te kopiëren, dient u een Kopiëren naar map-activiteit aan te maken en aan de workflow toe te voegen.

    Een Kopiëren naar map-activiteit aanmaken:

    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    3. Klik links op de pagina in de Objecten-pod op Workflows.
    4. Selecteer de workflow die u wilt bewerken, klik op Meer en klik vervolgens op Editor en eigenschappen.... Of selecteer een workflow en klik op Workflow bewerken het pictogram Workflow bewerken.

      De workflow wordt weergegeven in de Editor-pod.

    5. Ga naar het gedeelte Standaard van de Activiteiten-pod, selecteer de activiteit Kopiëren naar map en klik op Kopiëren....
    6. Stel in het dialoogvenster Activiteit kopiëren waarden in voor alle vereiste eigenschappen.
      1. Vink de optie Bestanden overschrijven aan wanneer de bestandsnaam al bestaat in de door u opgegeven map en u dit bestand wilt vervangen.
      2. Selecteer Bij fout Kopiëren naar map inschakelen en gebruik de Bladeren-knop om de naam en locatie van de map op te geven waarnaar de taakbestanden moeten worden gekopieerd. De bestanden worden naar de server gekopieerd. Zorg dat de doelmap schrijfrechten heeft. Gebruik het pictogram voor toevoegen, , om een nieuwe map aan te maken indien de map nog niet is aangemaakt.
        Bladeren naar map op server
    7. Klik op OK.

      U ziet de nieuwe activiteit in het gedeelte Aangepast van de pod Objecten.

    1.2.7.11 Activiteiten wissen

    Beheerders kunnen aangepaste activiteiten wissen.
    Ga als volgt te werk om activiteiten te wissen:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
    3. Klik in het tabblad Workflows met de rechtermuisknop op de workflow en selecteer Editor en eigenschappen....
    4. Open de pagina Editor.
    5. Vouw het Aangepast-gedeelte uit.
    6. Klik met de rechtermuisknop op de activiteit die u wilt verwijderen en klik vervolgens op Verwijderen.

    1.2.8 Werken met rapporten

    TotalFlow Production Manager wordt geleverd met rapporten die u kunt gebruiken voor het inplannen van de capaciteit, meten en optimaliseren van de efficiëntie van de productie en het vaststellen van problemen.

    TotalFlow Production Manager verzamelt gegevens over taakgebeurtenissen en printeractiviteiten en maakt op basis van die gegevens het rapport. U kunt de rapporten van TotalFlow Production Manager direct gebruiken, maar u kunt de rapporten ook aanpassen en zo uw eigen rapporten maken.

    Met TotalFlow Production Manager kunt u het volgende doen:

    • Rapporten bekijken
    • De standaardrapporten wijzigen en zo uw eigen rapporten maken
    • Rapporten opslaan en verwijderen
    • Rapporten exporteren naar PDF of CSV (kommagescheiden), die u vervolgens in een spreadsheetprogramma of een ander programma kunt afdrukken en indien nodig kunt bewerken.
    • Aangepaste rapporten aanmaken.

    Belangrijk: Alle rapporten geven informatie op basis van de informatie die ontvangen wordt van de printers en controllers. Om die reden garandeert TotalFlow Production Manager niet dat de gerapporteerde waarden accuraat zijn.Acties van de gebruiker, zoals opmaak, pagina-uitzonderingen, taken wissen tijdens het afdrukken en andere kunnen een invloed hebben op de werkelijke cijfers. Ook printeracties, zoals het herstel van vastgelopen papier, kunnen een invloed hebben op de accuraatheid.

    1.2.8.1 Standaardrapporten

    TotalFlow Production Manager voorziet in standaard rapporten die u kunt aanpassen om uw eigen aangepaste rapporten te creëren.

    De standaard rapporten van TotalFlow Production Manager zijn:

    Taakprestatie-rapport
    In dit rapport staan de activiteiten die de taken hebben doorlopen en de tijd die elke activiteit voor de taken in beslag heeft genomen. U kunt het rapport gebruiken om vragen te beantwoorden zoals:
    • In welke workflows worden taken het efficiëntst verwerkt?
    • Bij welke activiteiten staan taken het langst in de wachtrij?
    • Bij welke activiteiten is het het meest waarschijnlijk dat taken mislukken?
    • Hoeveel tijd wordt voor het verwerken van taken in beslag genomen door langlopende, bronintensieve en handmatige activiteiten?
    Afgedrukte taken-rapport
    Dit rapport bevat informatie over de taken die zijn afgedrukt. U kunt het rapport gebruiken om vragen te beantwoorden zoals:
    • Hoeveel taken worden er afgedrukt?
    • Hoeveel exemplaren worden er van elke taak afgedrukt?
    • Hoeveel pagina's bevatten deze taken?
    • Hoeveel vellen van een bepaalde papiersoort worden er afgedrukt?
    • Hoe vaak zijn taken opnieuw afgedrukt?
    • Hoeveel kleurenpagina's en zwart-witpagina's worden er afgedrukt?
    Printergebruik-rapport
    In dit rapport is te zien hoeveel werk de printers verzetten. U kunt het rapport gebruiken om vragen te beantwoorden zoals:
    • Welke printers worden het meest gebruikt?
    • Welke printers hebben de meeste foutmeldingen?

    1.2.8.1.1 Taakprestatie-rapport

    In het Taakprestatie-rapport staan de activiteiten die de taak heeft doorlopen en de tijd die elke activiteit in beslag heeft genomen.

    In dit rapport staan de volgende kolommen:

    Kolomtitel Beschrijving
    Activiteitsnaam De naam van de activiteit
    Fasenaam De workflowfase waarin de activiteit is uitgevoerd.
    Workflow De naam van de workflow waarin de activiteit is uitgevoerd.
    Aantal verwerkte taken Het aantal taken dat door de activiteit is verwerkt.
    Aantal voltooide taken Het aantal taken dat de activiteit met goed gevolg heeft doorlopen.
    Aantal mislukte taken Het aantal taken dat de activiteit niet met goed gevolg heeft doorlopen.
    Percentage mislukt Het percentage taken die de activiteit niet goed hebben doorlopen.
    Gemiddelde taakgrootte De gemiddelde grootte van alle taken die door een activiteit zijn verwerkt, uitgedrukt in bytes.
    Aantal taken opnieuw uitgevoerd Het aantal taken dat na voltooiing van een activiteit opnieuw is opgestart bij die activiteit in de fase Afdrukken.

    1.2.8.1.2 Afgedrukte taken-rapport

    In het Afgedrukte taken-rapport staat informatie over de taken die zijn afgedrukt.

    In dit rapport staan de volgende kolommen:

    Kolomtitel Beschrijving
    ID De taak-ID.
    Naam De naam van de taak.
    Gebruikerscode De ingestelde code voor de taak, zodat deze alleen op bepaalde printers kan worden afgedrukt.
    Gebruikersnaam De naam van de gebruiker die de taak heeft gemaakt. De weergegeven naam kan anders zijn afhankelijk van de taakindieningsmethode of het platform.
    Klant De klant voor wie de taak is afgedrukt.
    Afdrukeindtijd De datum en tijd waarop de taak is voltooid.
    Printer De printer waarop de taak is afgedrukt.
    Afgedrukte pagina's Het totale aantal afgedrukte pagina's (het aantal pagina's in de taak vermenigvuldigd met het aantal afgedrukte exemplaren).
    Afgedrukte kopieën Het aantal afgedrukte exemplaren.
    Statement-vellen Het aantal Statement-vellen dat is afgedrukt.
    A5-vellen Het aantal A5-vellen dat is afgedrukt.
    Legal-vellen Het aantal Legal-vellen dat is afgedrukt.
    Letter-vellen Het aantal Letter-vellen dat is afgedrukt.
    A4-vellen Het aantal A4-vellen dat is afgedrukt.
    Tabloid-vellen Het aantal Tabloid-vellen dat is afgedrukt.
    A3-vellen Het aantal A3-vellen dat is afgedrukt.
    Vellen van 12 x 18 inch Het aantal 12x18 inch-vellen dat is afgedrukt.
    SRA3-vellen Het aantal SRA3-vellen dat is afgedrukt.
    Kleuren pagina''s Het aantal kleurenpagina's van de taak.
    Zwart-wit pagina''s Het aantal zwart-witpagina's van de taak.
    Overige vellen Het aantal afgedrukte vellen van andere papiersoorten dan de standaardvellen.

    1.2.8.1.3 Printergebruik-rapport

    In het Printergebruik-rapport is te zien hoeveel werk de printers verzetten.

    In dit rapport staan de volgende kolommen:

    Kolomtitel Beschrijving Opmerkingen
    Printer Naam van de printer waarop de taak is afgedrukt.  
    Type Type printer: Taakticket of Passthrough.  
    Model Printermodel, zoals ProC901. Om hier in het rapport een samenvatting van op te nemen, moet de gespecificeerde waarde voor de Model-eigenschap van elke printer exact overeenkomen.  
    % tijd uitgeschakeld Percentage van de rapportageperiode waarin de printer was uitgeschakeld.  
    % afdruktijd Percentage van de rapportageperiode waarin de printer de status Afdrukken had. Deze waarde is voor Passthrough-printers misleidend, aangezien de periode met de status Afdrukken de volledige uitvoertijd voor de lpr-opdracht weergeeft en niet de daadwerkelijke afdruktijd.
    % tijd aandacht vereist Percentage van de rapportageperiode waarin voor de printer interventie was vereist terwijl er tijdens de rapportageperiode taken actief waren. Deze waarde is mogelijk niet correct als SNMP is uitgeschakeld of niet is verbonden. De nauwkeurigheid is afhankelijk van de Polling-interval van SNMP.

    Deze waarde is voor Passthrough-printers niet betrouwbaar als er voor de TCP/IP-adres of hostnaam-eigenschap geen waarde is gespecificeerd.

    Cumulatief afgedrukte pagina's Totaal aantal tijdens de rapportageperiode afgedrukte pagina's.  
    Cumulatief afgedrukte vellen Totaal aantal tijdens de rapportageperiode afgedrukte vellen.  
    Herdrukken Totaal aantal afdrukstappen die tijdens de rapportageperiode opnieuw zijn uitgevoerd.  

    1.2.8.2 Rapporten weergeven

    Beheerders kunnen de gegevens bekijken voor elk rapport dat in de pod Rapporten staat vermeld.

    Ga als volgt te werk om een rapport weer te geven:

    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Rapporten.
    3. Selecteer in de pod Rapporten het rapport dat u wilt bekijken.
      Het geselecteerde rapport staat in de pod Rapportnaam.
    4. Om recente wijzigingen te bekijken, klikt u op Vernieuwen, het vernieuwpictogram.

    1.2.8.3 De tijdsperiode van een rapport instellen

    Standaard staan in het rapport de gegevens van vandaag, vanaf middernacht lokale tijd. U kunt een andere tijdsperiode instellen.
    Opmerking: Rapporten worden afgebroken bij 10.000 records. Om afbreking te voorkomen, dient u het tijdbereik kort genoeg in te stellen, zodat het rapport minder dan 10.000 records bevat.

    Ga als volgt te werk om de tijdsperiode van een rapport in te stellen:

    1. Klik in de titelbalk van de pod Rapportnaam op Zoeken, het zoekpictogram.
      Dit gebied staat onder de titelbalk:
      Het veld Selecteer een tijdsbestek, het veld Starttijd, het veld Eindtijd, de knop Toepassen
    2. Doe in het veld Selecteer een tijdsbestek het volgende:
      • Selecteer een van de reeds ingestelde tijdsperioden.
      • Ga als volgt te werk om uw eigen tijdspanne in te stellen:
        1. Selecteer Aangepast.
        2. Voer in de velden Starttijd en Eindtijd waarden in de volgende notatie in: mm/dd/jjjj uu:mm.
    3. Klik op Toepassen.

    1.2.8.4 Rapporten opslaan

    U kunt uw eigen rapporten aanmaken door de meegeleverde rapporten aan te passen en kopieën hiervan op te slaan onder andere namen. Vervolgens kunt u uw eigen rapporten aanpassen en opslaan. Het is niet mogelijk de meegeleverde rapporten te wijzigen en uw wijzigingen op te slaan onder de namen van de meegeleverde rapporten.
    Ga als volgt te werk op een rapport op te slaan:
    • Als u uw eigen rapport wilt opslaan, klikt u op Opslaan, het pictogram Opslaan.
    • U slaat een kopie van een rapport als volgt op onder een andere naam:
      1. Klik op Opslaan als, het pictogram Opslaan als.
      2. Voer de nieuwe naam en een beschrijving in het dialoogvenster Opties opslagrapport in en klik dan op OK.
      Wanneer een rapport wordt geselecteerd dat bij TotalFlow Production Manager is meegeleverd, is het pictogram Opslaan opslaan uitgeschakeld.

    1.2.8.5 Rapporten exporteren

    U kunt rapporten als CSV- of PDF-bestand exporteren.

    In de volgende procedure ziet u hoe u een rapport in Firefox exporteert. De manier waarop verschilt per browser.

    Ga als volgt te werk om een rapport te exporteren:

    1. Selecteer het rapport in de Rapporten-pod.
      U kunt de inhoud van het bestand bekijken in de Rapportnaam-pod.
    2. Klik in de werkbalk van een van de pods op CSV exporteren, het pictogram voor CSV exporteren, of PDF exporteren, het pictogram voor PDF exporteren.
      Het bestand wordt weergegeven in het dialoogvenster Opslaan. De standaard bestandsnaam is TotalFlow_Production_Manager_reportName_YYYY-MM-DD HH-MM-SS.csv of TotalFlow_Production_Manager_reportName_YYYY-MM-DD HH-MM-SS.pdf.

      Als u ervoor kiest om het rapport te exporteren als PDF-bestand en de kolommen groter zijn dan het papierformaat, ontvangt u een bericht waarin u wordt gevraagd om enkele kolommen te verwijderen en wordt een lijst met kolommen geopend.

    3. Selecteer de papiersoort en de richting voor het PDF-bestand met het rapport.
    4. Verwijder zoveel kolommen als nodig is en klik op Exporteren.

    1.2.8.6 Rapporten verwijderen

    Beheerders kunnen hun eigen rapporten wissen. Het is niet mogelijk de rapporten te verwijderen die bij TotalFlow Production Manager zijn meegeleverd.
    U verwijdert rapporten als volgt:
    1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
    2. Klik in de menubalk op Rapporten.
    3. Klik met de rechtermuisknop op het rapport dat u wilt verwijderen in de Rapporten-pod en selecteer Verwijderen.
      Wanneer een rapport wordt geselecteerd dat bij TotalFlow Production Manager is meegeleverd, dan is de optie Verwijderen uitgeschakeld.

    1.2.9 Back-ups maken en herstel uitvoeren

    Om gegevensverlies in geval van een systeemstoring te voorkomen of om gegevens te kunnen terughalen, biedt TotalFlow Production Manager programma's voor het maken en terugzetten van back-ups.

    Het back-upprogramma slaat de volgende gegevens op:

    • Systeemgegevens zoals gebruikers, workflows en printers die in de database zijn opgeslagen
    • Controlebestanden zoals die welke voor headerpagina's worden gebruikt
    • Gebruikersgegevens zoals taakbestanden in de spoolmap
    Mocht u ooit TotalFlow Production Manager opnieuw moeten installeren, dan kunt u met een herstelprogramma uw gegevens terugzetten. Van systeemgegevens en controlebestanden wordt altijd een back-up gemaakt en deze worden ook altijd teruggezet. Optioneel kunt u ook een back-up van gebruikersgegevens maken en deze later terugzetten.

      Opmerking:
    1. U kunt de programma's voor back-up en terugzetten niet gebruiken om TotalFlow Production Manager van de ene naar de andere computer te kopiëren of te verplaatsen, tenzij de twee computers dezelfde hostnaam hebben. U kunt wel objecten van de ene computer naar een andere computer met een andere hostnaam kopiëren door ze op de eerste computer te exporteren en op de tweede te importeren.
    2. U kunt de programma's voor back-up en herstel niet gebruiken om een back-up te maken van gegevens van een versie van TotalFlow Production Manager en deze dan terug te zetten in een andere versie.

    1.2.9.1 Back-up van gegevens maken

    U kunt het aiwbackup-programma gebruiken om een kopie van uw TotalFlow Production Manager-configuratie te archiveren, of laat het verwijderingsprogramma een back-up maken van de gegevens.
    Belangrijk: Het programma aiwbackup stopt TotalFlow Production Manager automatisch. Als u een ander back-upprogramma gebruikt, dient u eerst TotalFlow Production Manager te stoppen.

    Om een back-up te nemen tijdens het verwijderingsproces, klikt u op Ja in het dialoogvenster Back-up maken van gegevens en specificeert u vervolgens het archief waar u de gegevens wilt opslaan.

    Ga als volgt te werk om een back-up te maken van de gegevens van TotalFlow Production Manager via de opdrachtregelinterface:

    1. Meld u bij Windows aan als lokale beheerder.
    2. Stel het lettertype in op Consolas of Lucida voor een optimale weergave van de taaltekens.
      1. Open een opdrachtpromptvenster.
        Een activiteit verslepen in de Workflow Editor-pod
      2. Klik met de rechtermuisknop op , het pictogram Opdrachtwachtrij, en klik vervolgens op Eigenschappen.
      3. Selecteer in het dialoogvenster Lettertype de optie Consolas of Lucida Console om het standaardlettertype te wijzigen en klik vervolgens op OK om de nieuwe instelling op te slaan.
    3. Open een nieuw opdrachtpromptvenster.
      Klik in Windows Server 2008 of nieuwere versies van Windows met de rechtermuisknop op het pictogram Opdrachtprompt en klik op Als administrator uitvoeren.
    4. Voer een van deze opdrachten in:
      • Om systeemgegevens, controlebestanden, taken, invoerbestanden en taakbestanden (de bestanden in de spoolmap met taakinformatie, inclusief kopieën van invoerbestanden) op te slaan:
        installation_drive:\installation_folder\bin\aiwbackup.bat

        De standaardlocatie waarop de back-upgegevens worden opgeslagen is installatiestation:\installatiemap\bin\migrateData.zip

      • Om systeemgegevens, controlebestanden, enz. op te slaan, maar geen taken of taakbestanden op te slaan:
        installation_drive:\installation_folder\bin\aiwbackup.bat -r

        Belangrijk: Als u de -r-optie gebruikt wanneer u een back-up maakt van TotalFlow Production Manager, dient u deze optie tevens te gebruiken wanneer u het systeem herstelt.

        • Bij aiwbackup worden met de optie -r geen taken of taakbestanden opgeslagen.
        • Bij aiwrestore worden met de optie -r geen taken teruggezet.
      • Om de naam en locatie op te geven van het archief waarin u de back-upgegevens wilt opslaan:
        installation_drive:\Installation_folder\bin\aiwbackup.bat -r -f archive_name.zip
      De -f-optie specificeert de naam en locatie van het archief dat de herstelde gegevens bevat.

      Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.

    5. Druk op Enter om met de back-up verder te gaan.

      De back-up kan een aantal minuten duren, afhankelijk van het aantal bestanden en de grootte ervan. Sommige statusupdates worden in het opdrachtvenster weergegeven terwijl de back-up wordt uitgevoerd. Als deze is voltooid, wordt het back-upbestand weergegeven in de door u gespecificeerde map of de standaard locatie: installatiestation:\installatiemap\bin\migrateData.zip.

    1.2.9.2 Gegevens herstellen

    Als u het programma aiwbackup heeft gebruikt om een back-up te maken van TotalFlow Production Manager, gebruik dan het programma aiwrestore of de herstelprocedure in het TotalFlow Production Manager-installatieprogramma om terug te keren naar de configuratie die u in een back-uparchief heeft opgeslagen.
    Belangrijk: Het programma aiwrestore stopt TotalFlow Production Manager automatisch. Als u een ander programma gebruikt om gegevensback-ups terug te zetten, dient u eerst TotalFlow Production Manager te stoppen.

    Om de gegevens tijdens de installatie te herstellen, klik op Ja in het dialoogvenster Gegevens terugzetten en geef vervolgens het archief aan waarvan de gegevens staan die moeten worden hersteld.

    Om TotalFlow Production Manager-gegevens in de opdrachtenwachtrij te herstellen:

    1. Meld u bij Windows aan als beheerder.
    2. Installeer TotalFlow Production Manager opnieuw.
      Raadpleeg de TotalFlow Production Manager Installatiegids voor instructies.
    3. Stel het lettertype in op Consolas of Lucida Console voor een optimale weergave van de taaltekens.
      1. Open een opdrachtpromptvenster.
        Een activiteit verslepen in de Workflow Editor-pod
      2. Klik met de rechtermuisknop op , het pictogram Opdrachtwachtrij, en klik vervolgens op Eigenschappen.
      3. Selecteer in het dialoogvenster Lettertype de optie Consolas of Lucida Console om het standaardlettertype te wijzigen en klik vervolgens op OK om de nieuwe instelling op te slaan.
    4. Open een nieuw opdrachtpromptvenster.
      Klik in Windows Server 2008 of nieuwere versies van Windows met de rechtermuisknop op het pictogram Opdrachtprompt en klik op Als administrator uitvoeren.
    5. Voer een van deze opdrachten in:
      • Om systeemgegevens, controlebestanden, taken, invoerbestanden en taakbestanden (de bestanden in de spoolmap met taakinformatie, inclusief kopieën van invoerbestanden) te herstellen:
        installation_drive:\installation_folder\bin\aiwrestore.bat

        De standaardlocatie waarop de back-upgegevens worden opgeslagen is installation_drive:\installation_folder\bin\migrateData.zip

      • Om systeemgegevens, controlebestanden, enz. te herstellen, maar geen taken of taakbestanden te herstellen:
        installation_drive:\installation_folder\bin\aiwrestore.bat -r

        Belangrijk: Als u de -r-optie heeft gebruikt wanneer u een back-up heeft gemaakt van TotalFlow Production Manager, dient u deze optie tevens te gebruiken wanneer u het systeem herstelt.

        • Bij aiwbackup worden met de optie -r geen taken of taakbestanden opgeslagen.
        • Bij aiwrestore worden met de optie -r geen taken teruggezet.
      • Om de naam en locatie op te geven van het archief waar u de gegevens wilt herstellen:
        drive_name:\folder_name\bin\aiwrestore.bat -r -f archive_name.zip
      De -f-optie specificeert de naam en locatie van het archief dat de herstelde gegevens bevat.

      Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.

    6. Voer Y in om verder te gaan met het herstel.
      Er wordt een melding weergegeven dat het besturingssysteem opnieuw moet worden opgestart.
    7. Start het besturingssysteem opnieuw op.
    8. Start TotalFlow Production Manager.
      Raadpleeg de TotalFlow Production Manager Installatiegids voor instructies.

    Opmerking: Als u uw gegevens herstelt op een proef- of basisversie van TotalFlow Production Manager, dient u ervoor te zorgen dat het maximale aantal toegestane printers voor die versie niet wordt overschreden. Anders worden de printers hersteld, maar kunnen deze niet worden ingeschakeld.

    1.2.10 Problemen oplossen

    Als u problemen ondervindt tijdens het werken met TotalFlow Production Manager, kunt u aan de hand van de informatie in deze onderwerpen die problemen waarschijnlijk zelf oplossen.

    1.2.10.1 RICOH TotalFlow PM-service start niet

    Als de Ricoh TotalFlow Production Manager-service niet start, dient u te controleren of de ondersteunende services Ricoh Printer Connector en Postgres TotalFlow PM actief zijn. Als een van de twee niet actief is, dient u deze handmatig te starten.

    1.2.10.2 Geen toegang tot TotalFlow Production Manager

    Als externe computers geen toegang tot TotalFlow Production Manager hebben, kan dit diverse oorzaken hebben.
    • De TotalFlow Production Manager-server is niet actief op de computer waar TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd. Raadpleeg de Installatiehandleiding voor instructies voor het starten van TotalFlow Production Manager.
    • De netwerkverbinding tussen de externe computers en de TotalFlow Production Manager-server is verbroken. Herstel de verbinding en laat de gebruikers hun browser verversen.
    • Een firewall blokkeert de toegang. Zorg dat de TotalFlow Production Manager-poorten niet door de firewall worden geblokkeerd. Standaard zijn dit poort 15080 voor de gebruikersinterface en poort 15888 voor de Gebruikershandleiding in HTML-indeling.

      Als u verbinding probeert te maken met de TotalFlow Production Manager-server tijdens de installatie van TotalFlow PM PDF Print Driver en het bericht Kan geen verbinding maken met TotalFlow PM-server verschijnt, controleert u of u toegang heeft tot TotalFlow Production Manager vanuit uw browser.

    • Als u kunt inloggen in TotalFlow Production Manager maar u de interface niet kunt gebruiken en er geen toegang toe kunt krijgen, is het mogelijk dat de duur van de proeflicentie verstreken is. Neem in dat geval contact op met uw marketingvertegenwoordiger.
    • Als u TotalFlow Production Manager niet kunt openen nadat u uw besturingssysteem heeft geüpdatet naar Windows 10, start dan uw computer opnieuw op en meld u vervolgens aan bij TotalFlow Production Manager.

    1.2.10.3 Kan geen nieuwere versie van TotalFlow Production Manager installeren

    Als u TotalFlow Production Manager niet kunt installeren, kan dat verschillende redenen hebben.
    • U bent ingelogd als gebruiker die niet over voldoende rechten beschikt. In dit geval zult u deze foutmelding ontvangen: U probeert de toepassing te installeren met een gebruiker die niet over voldoende rechten beschikt. Log in als beheerder en probeer de handeling opnieuw uit te voeren. Log uit op Windows en log opnieuw in als beheerder. Probeer vervolgens TotalFlow Production Manager te installeren.
    • Als u TotalFlow Production Manager probeert te installeren op een versie ouder dan 3.1. U moet eerst upgraden naar 3.1 en daarna de productupdate installeren die u wilt. Als u bijvoorbeeld versie 2.1 heeft en versie 4.2 wilt installeren, moet u eerst versie 3.1 installeren en vervolgens upgraden naar 4.2.

    1.2.10.4 Kan geen bestanden uploaden

    Als u probeert bestanden te uploaden voor verzending of voor een transformatiebewerking, dient u ervoor te zorgen dat deze bestanden voldoen aan de vereisten voor grootte, type en indeling.

    Meer informatie over deze vereisten is te vinden in het gedeelte Opmerkingen over invoerbestanden van het Readme-bestand van TotalFlow Production Manager.

    Daarnaast kan de maximaal ondersteunde bestandsgrootte per browser verschillen.

    1.2.10.5 Indienen van taak gestopt vanwege fout in Editor Taakeigenschappen

    Als een TotalFlow Production Manager Job Submission-sessie onverwachts stopt, zijn er hiervoor verschillende redenen mogelijk:
    1. U heeft de browser ververst of deze gesloten in plaats van dat u de knop Sluiten heeft gebruikt om de vorige sessie te beëindigen.
    2. Er zijn per ongeluk gegevens verwijderd uit de sessiemap.
    3. Uw browser maakt gebruik van een ongeldige sessie.

    Als uw taaksessie is gestopt met de volgende foutmelding: S00103E: Er is een fout in de Editor Taakeigenschappen opgetreden: filepath (het systeem kan het opgegeven pad niet vinden), doet u het volgende:

    1. Klik op OK.
    2. Sluit de TotalFlow Production Manager Job Submission-sessie met de knop Sluiten.
    3. Open een nieuwe TotalFlow Production Manager Job Submission-sessie.

    1.2.10.6 Geen communicatie met printerapparaat

    Als TotalFlow Production Manager niet via SNMP met een printapparaat kan communiceren, kan het gebeuren dat de printereigenschappen die de afdruk- en afwerkopties tonen niet juist worden weergegeven. Als gevolg hiervan worden mogelijk taken aan printers toegewezen die deze taken niet correct kunnen afdrukken.

    1.2.10.7 TotalFlow PM PDF Print Driver kan niet communiceren met de server

    TotalFlow PM PDF Print Driver kan geen taken ontvangen van TotalFlow Production Manager als HTTPS is ingeschakeld op de TotalFlow Production Manager-server.

    TotalFlow PM PDF Print Driver ondersteunt geen HTTPS-verbindingen.

    Schakel HTTPS op de TotalFlow Production Manager uit voordat u TotalFlow PM PDF Print Driver configureert om taken te verzenden.

    1.2.10.8 Kan workflows niet inschakelen

    Als u dit bericht ziet: AIWI6030E:Foutterugkeercode: {0} van opdracht: {1}., waar {0} 1 is en {1} VerifyLPD.pl System "system_name" is, gebruikt een andere LPD-service mogelijk de LPD-poort. Stop de andere LPD-service:

    1. Dubbelklik in het Configuratiescherm van Windows op Systeembeheer en vervolgens op Services.
    2. Selecteer de LPD-service:
      • De LPD-service van het basisbesturingssysteem van bepaalde Windows-versies heet TCP/IP Print Server.
      • De LPD-service die als optionele functie bij andere Windows-versies beschikbaar is, heet LPD Service.
      • Andere afdrukprogramma's installeren wellicht hun eigen LPD-service.
    3. Klik op Stoppen.

    1.2.10.9 Kan taakstatus niet weergeven

    Als een taakticket-printer en een passthrough-printer hetzelfde printerapparaat voorstellen, kunt u de status van de taken die aan de taakticket-printer zijn toegewezen mogelijk niet weergeven wanneer de passthrough-printer een grote taak aan het verwerken is.

    U kunt dit probleem oplossen door slechts één van de printers die hetzelfde printerapparaat vertegenwoordigen, tegelijk in te schakelen.

    1.2.10.10 Bestandsnamen of taaknamen worden weergegeven of afgedrukt met verkeerde tekens

    Als een bestandsnaam of taaknaam tekens gebruikt die niet beschikbaar zijn in de lettertypen die zijn geïnstalleerd op de TotalFlow Production Manager-server, dan zijn die namen onleesbaar in de gebruikersinterface.

    Als u probeert deze namen af te drukken op een scheidingsvel (bannerpagina), dan is het taakscheidingsvel onleesbaar.

    1.2.10.11 Invoerbestanden met fouten

    Indien de invoerbestanden die een workflow ontvangt, fouten bevatten, worden er foutmeldingen weergegeven in het logboek van de workflow.

    Los het probleem op waardoor het bestand niet kan worden afgedrukt en verwerk het bestand opnieuw.

    1.2.10.12 Japanse waarden worden niet opgeslagen

    De TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface ondersteunt geen aanvullende Unicode-tekens (codepunten van U+10000 tot en met U+10FFFF). Dit bereik bevat enkele zeldzame Japanse karakters. Als u een waarde invoert die deze aanvullende tekens bevat, kan TotalFlow Production Manager deze niet opslaan.

    Voer een waarde in die geen aanvullende tekens bevat.

    1.2.10.13 Taakinvoerwaarden worden automatisch gecorrigeerd

    De volgende foutmelding kan worden weergegeven wanneer u de eigenschappen bekijkt van taken die zijn gemigreerd vanuit TotalFlow PM 1.0.2 of eerder: De invoerwaarden zijn niet geldig. De waarden zijn automatisch gecorrigeerd. Controleer de weergegeven resultaten voordat u de wijzigingen opslaat.

    Dit betekent dat de job ticket geen waarde bevat voor het aantal pagina's dat op een vel moet worden afgedrukt, of voor het papierformaat, hoewel een van beide vereist is. In dit geval levert TotalFlow Production Manager de standaardwaarde 1 voor de Pagina's per vel in de taakeigenschap Taakset-up. Klik op OK om de melding te sluiten en verder te werken.

    1.2.10.14 Taakeigenschappen worden niet bijgewerkt

    Als twee gebruikers op verschillende clientcomputers tegelijkertijd eigenschappen van dezelfde taak wijzigen, wordt een van de wijzigingen mogelijk niet doorgevoerd.

    Dit komt doordat alle taakeigenschappen worden bijgewerkt wanneer u een taakeigenschap wijzigt; niet alleen de eigenschap die u hebt gewijzigd. Bijvoorbeeld:

    1. Twee taakeigenschappen hebben de volgende waarden:
      Kopieën: 1
       Opslaan:  Uit
    2. Gebruiker A wijzigt de waarde van de eigenschap van de taakeigenschap Opslaan. Deze wijziging verzendt een nieuwe set taakeigenschappen met de volgende waarden:
      Kopieën: 1
       Opslaan:  Voor onbepaalde tijd opslaan
    3. Voordat TotalFlow Production Manager de set taakeigenschappen van gebruiker A kan verwerken, wijzigt gebruiker B het aantal exemplaren. De set taakeigenschappen van gebruiker B heeft nog de oorspronkelijke waarde voor de eigenschap Opslaan, dus deze heeft de volgende waarden:
      Kopieën: 3
       Opslaan:  Uit
    4. TotalFlow Production Manager verwerkt de set taakeigenschappen van gebruiker A. Omdat TotalFlow Production Manager de set taakeigenschappen van gebruiker B nog niet heeft ontvangen en verwerkt, heeft de nieuwe set taakeigenschappen de volgende waarden:
      Kopieën: 1
       Opslaan:  Voor onbepaalde tijd opslaan
    5. TotalFlow Production Manager verwerkt de set taakeigenschappen van gebruiker B. Omdat gebruiker B de set taakeigenschappen met de oude waarde voor de eigenschap Opslaan heeft ingediend, wordt deze eigenschap weer ingesteld op de oude waarde. De set taakeigenschappen heeft nu de volgende waarden:
      Kopieën: 3
       Opslaan:  Uit 

    Gebruiker B verwacht, en krijgt, drie exemplaren van de taak. Gebruiker A verwacht dat de taak wordt opgeslagen, maar dit gebeurt niet.

    1.2.10.15 Totaal aantal vellen is 0

    Als de grootte van een taak die vanaf een FTP-server is ingediend bij een workflow die van het hotfolder-protocol gebruikmaakt 0 is, heeft de workflow waarschijnlijk niet kunnen vaststellen wanneer het invoerbestand volledig was ingediend.

    U kunt dit probleem verhelpen door de Voltooiingsmethode van de workflow in te stellen op Controleer grootte of Trigger en de taak opnieuw in te dienen. Door de manier waarop bestanden van FTP-servers worden gedownload, werken de voltooiingsmethoden Bestand open en Geen niet.

    1.2.10.16 Taken worden met verkeerde tekens weergegeven of afgedrukt

    Om een taak vooraf goed te kunnen weergeven en deze ook goed te kunnen afdrukken, heeft TotalFlow Production Manager toegang nodig tot de lettertypen die in de taak worden gebruikt.

    De lettertypen moeten worden ingebed in de taak. Als het vereiste lettertype niet beschikbaar is, is de taak onleesbaar.

    1.2.10.17 Taken die niet zijn ingepland om te worden afgedrukt

    Als een taak die zich niet in de verwerkingscategorie Fout bevindt, niet is ingepland om te worden afgedrukt, controleert u de waarden van de eigenschap Papierinstellingen.

    Als er een sterretje achter een papiernaam staat, kan dat papier niet worden gevonden in de Papiercatalogus, alhoewel ander papier met dezelfde naam wellicht wel al is gevonden. U moet misschien ander papier selecteren op de pagina Papier van het dialoogvenster Eigenschappen voor de taak voordat de taak kan worden ingepland om te worden afgedrukt.

    1.2.10.18 Taken of invoerbestanden kunnen niet worden verwijderd.

    Als u een taak niet kunt verwijderen of het invoerbestand van een taak niet uit een workflow kunt verwijderen, bevindt de taak zich mogelijk in de wachtrij voor vastgehouden taken van een printer met de EFI Fiery-controlleroptie.

    Om de taak uit de TotalFlow Production Manager te verwijderen, voert u de volgende stappen uit op de printerconsole:

    1. Selecteer de taak op het tabblad Vastgehouden van de lijst Taken.
    2. Druk op Afdrukken om de taak vrij te geven voor afdrukken of op Verwijderen om de taak uit de wachtrij voor vastgehouden taken te verwijderen zonder deze af te drukken.

    1.2.10.19 Taken worden in de verkeerde volgorde afgedrukt

    Dit komt misschien omdat meer dan één TotalFlow Production Manager printer hetzelfde printapparaat vertegenwoordigt.

    Wanneer meerdere TotalFlow Production Manager-printers hetzelfde printerapparaat vertegenwoordigen, worden taken mogelijk in de verkeerde volgorde afgedrukt. In extreme gevallen kan een taak die aan de ene TotalFlow Production Manager-printer is toegewezen, worden afgedrukt tussen het headerblad en de hoofdtekst van een taak die aan een andere printer is toegewezen.

    U kunt dit probleem oplossen door slechts één van de TotalFlow Production Manager-printers die hetzelfde printerapparaat vertegenwoordigen, tegelijk in te schakelen.

    1.2.10.20 Taken staan te lang in de afdrukstatus

    Er zijn verschillende redenen waarom taken te lang in de afdrukstatus kunnen blijven staan.
    • Er zijn meerdere taken verzonden naar een printer waarop de printertaal JDF is geactiveerd met de standaardinstellingen.

      Wanneer er meerdere taken aan dezelfde printer zijn toegewezen, kunnen al die taken in de status Vastgehouden worden gehouden, zelfs al lijken ze de status Afdrukken te hebben.

      Controleer of de taken op de printer worden vastgehouden. Raadpleeg de documentatie bij de printer over het vrijgeven van de taken en het zodanig instellen van de printer dat deze de taken rechtstreeks afdrukt in plaats van ze in de status Vastgehouden te zetten.

    • Taken met een groot aantal exemplaren of taken die zowel tekst als afbeeldingen bevatten, worden verzonden via TotalFlow PM PDF Print Driver.

      Wanneer dit het geval is, dient u te wachten tot het afdrukproces is voltooid.

    1.2.10.21 Taak is geweigerd vanwege fout in PitStop Server

    Wanneer u een taakbestand afdrukt via een workflow die de Externe Preflight-activiteit bevat, kan de taak mogelijk de volgende foutmelding weergeven: AIWI6073E: De taak is voltooid met de foutterugkeercode {1}.. AIWI0017I 349: Taak x is geweigerd omdat PitStop Server niet mag worden uitgevoerd.

    Dit gebeurt voornamelijk wanneer PitStop Server voor de eerste keer wordt opgestart.

    Stop de PitStop Server, inclusief de taken die op de achtergrond actief zijn, en start de toepassing opnieuw op.

    1.2.10.22 Er worden verkeerde lokale profielen in de preflight-database getoond

    Wanneer meerdere gebruikers van Windows met beheerderrechten gebruikmaken van Preflight-database, en elke gebruiker hun eigen lokale preflightprofiel heeft opgeslagen, dan toont TotalFlow Production Manager de lokale profielen van de laatste gebruiker die de Preflight-database heeft geopend.

    Als meerdere gebruikers de Preflight-database in moeten stellen, maak dan een nieuwe database aan die niet lokaal is, zodat deze geopend kan worden door meerdere gebruikers.

    1.2.10.23 De gebruikersinterface geeft berichten in verschillende talen weer

    De meeste berichten worden weergegeven in de taal van de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager. In bepaalde omstandigheden kan de berichttaal echter anders zijn.

    Berichten die afkomstig zijn van de TotalFlow Production Manager-server, worden weergegeven in de taal van de server, ongeacht in welke taal de gebruikersinterface is geconfigureerd. Deze berichten omvatten onder andere taakstatusberichten die ontvangen zijn door het hulpprogramma TotalFlow Production Manager Job Submission.

    1.2.10.24 Papier niet beschikbaar voor toewijzing

    Als het papier dat u wilt toewijzen aan een invoerlade, niet in het dialoogvenster Instellingen voor invoerlade wordt weergegeven, moet het worden toegevoegd aan de lijst met ondersteund papier voor de printer.

    In de pagina Planning van het dialoogvenster Eigenschappen van de printer werkt u het veld Type bij:

    • Om al het gedefinieerde papier voor de printer beschikbaar te maken, selecteert u Alle.
    • Ga als volgt te werk om specifiek papier beschikbaar te maken voor de printer:
      1. Selecteer Geselecteerd.
      2. Selecteer een of meer papiersoorten in de lijst Ondersteund en klik op OK.

    1.2.10.25 Prestatieproblemen

    TotalFlow Production Manager is getest met maximaal 2500 opgeslagen taken en 750 actieve taken tegelijk. Als u echter het maximale aantal taken indient, werkt het systeem mogelijk trager. Dien voor betere prestaties minder taken tegelijk in en zorg dat het afdrukken van de taken is voltooid voordat u een volgende groep taken indient.

    1.2.10.26 De gebruikersinterface reageert niet nadat een dialoogvenster is gesloten

    Wanneer u een dialoogvenster van de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager opent, wordt de pagina van de gebruikersinterface op de achtergrond grijs.

    U kunt alleen in het dialoogvenster handelingen uitvoeren. Zodra u het dialoogvenster afsluit, kunt u als het goed is weer handelingen uitvoeren in de gebruikersinterface.

    Als de gebruikersinterface grijs blijft en niet op muisklikken reageert, vernieuwt u de internetbrowser.

    1.2.10.27 De browser reageert niet

    Als u de gebruikersinterface TotalFlow Production Manager vanuit een browser opent (ongeacht welke) en deze niet reageert, sluit de browser dan en open deze opnieuw.

    1.2.10.28 Het dialoogvenster Afdrukken synchroniseert niet met de Taakeigenschappen in TotalFlow PM PDF Print Driver

    Wanneer u een PDF-bestand indient vanuit een externe toepassing via TotalFlow PM PDF Print Driver en daarna het aantal kopieën aanpast in het dialoogvenster Taakeigenschappen voor printer in TotalFlow PM PDF Print Driver, kan de waarde die u heeft ingesteld voor het aantal kopieën niet worden gewijzigd in het dialoogvenster Afdrukken van de externe toepassing.

    Dit gebeurt omdat een aantal toepassingen mogelijk niet de waarde van de instelling Kopieën synchroniseert van hun dialoogvenster Afdrukken met het aantal kopieën dat is ingesteld in het dialoogvenster Taakeigenschappen voor printer van TotalFlow PM PDF Print Driver.

    In dit geval zal TotalFlow Production Manager het aantal kopieën afdrukken dat u heeft ingesteld in het dialoogvenster Afdrukken van de externe toepassing.

    1.2.10.29 Instellingen voor het dialoogvenster Afdrukken worden gewijzigd in TotalFlow Production Manager

    Wanneer het Aantal kopieën in het dialoogvenster Afdrukken van een externe toepassing hoger is dan 1 en u de taak verzendt via TotalFlow PM PDF Print Driver, kan dit ervoor zorgen dat de taakinstellingen in TotalFlow Production Manager worden omgezet in één kopie met meerdere pagina's.

    Als u bijvoorbeeld een document van 10 pagina's heeft en het Aantal kopieën op 3 instelt en het dan verzendt, geeft de Taken-pod van TotalFlow Production Manager een document van 1 kopie en 30 pagina's weer.

    In dit geval dient u niet meer dan één kopie van het document te verzenden en dient u het Aantal kopieën in stellen in de Taken-pod van TotalFlow Production Manager. Voor meer informatie over het wijzigen van het aantal kopieën, zie Het aantal exemplaren voor een taak wijzigen.

    1.2.10.30 Met de optie Hele werkblad afdrukken worden meerdere taken aangemaakt

    Wanneer u de eigenschappen van een XLS-bestand wijzigt in het dialoogvenster Taakeigenschappen voor printer en het bestand vervolgens via TotalFlow PM PDF Print Driver indient, worden de nieuwe waarden mogelijk niet op alle vellen in het bestand toegepast.

    Dit gebeurt omdat de externe toepassing een aparte taak aanmaakt voor elke groep met vellen die dezelfde eigenschappen hebben, zelfs als u Hele werkblad afdrukken heeft geselecteerd in het dialoogvenster Afdrukken.

    Volg in dit geval de volgende procedure:

    1. Selecteer de .xls-werkbladen die u wilt afdrukken.

    2. Als u een volledig werkblad wilt afdrukken, klikt u met de rechtermuisknop op een willekeurig werkblad en vervolgens op Alle vellen selecteren.

    3. Wijzig alle taakeigenschappen naar wens in het dialoogvenster Afdrukken.

    4. Selecteer Actieve vellen afdrukken onder Instellingen.

    5. Klik op Pagina-instelling en vervolgens op OK om de gemaakte wijzigingen toe te passen op alle geselecteerde werkbladen.

      .
    6. Klik op Afdrukken.

    1.2.10.31 Problemen oplossen met het dialoogvenster Eigenschappen voor de taak

    Als u problemen ondervindt met het dialoogvenster Eigenschappen voor de taak, kunt u die mogelijk zelf oplossen aan de hand van de informatie in dit onderwerp.

    Probleem of symptoom Mogelijke betekenis of oplossing

    De taak is niet geniet.

    De taak is niet geperforeerd.

    De taak is niet ingebonden in een ringband.

    De taak is niet met Perfect Binding ingebonden.

    De taak is niet als een boekje gevouwen.

    De taak is niet Z-gevouwen.

    • Mogelijk kan de geselecteerde afwerking (nieten, perforeren, inbinden, vouwen, etc.) niet door de printer worden uitgevoerd vanwege andere eigenschappen van de taak. Mogelijke oorzaken kunnen zijn: incompatibele afwerkingsinstellingen, te veel pagina's om samen te nieten, alleen bepaalde papierformaten die kunnen worden ingebonden, of voor de taak wordt een ander papierformaat gebruikt. Als de printer een eenvoudige taak niet correct kan afwerken, controleer dan de documentatie van de printer voor informatie over andere beperkingen die gelden voor dat type afwerking.
    • Mogelijk is niet de juiste afwerkapparatuur geïnstalleerd op de printer. Als er op de printer bijvoorbeeld geen Perfect Binding-module is geïnstalleerd, worden geen taken uitgevoerd waarvoor de optie Perfect Binding is vereist. Stuur de taak door naar een printer waarop de vereiste afwerkeenheid is geïnstalleerd.
    • De algemene afwerkopties voor de taak kunnen niet samen met subsetafwerking worden verwerkt. Als u voor bepaalde pagina's in de taak subsetafwerking hebt geselecteerd, worden alle selecties voor taakafwerking verwijderd.
    • De optie Z-vouw wordt niet ondersteund wanneer Inbindrand is ingesteld op Onder.
    • De optie Nieten/binden wordt niet ondersteund wanneer de Inbindrand is ingesteld op Onder.

    De taak is niet als een boekje gevouwen.

    De boekjestaak is niet geniet.

    Boekjesafwerking is niet compatibel met afdrukken op slechts één zijde van de pagina, het afdrukken van meerdere ups naast elkaar, het afdrukken van meer dan twee ups op één pagina en ingevoegde tabbladen.

    Stel de eigenschap Afdrukzijde in op Beide zijden (twee zijden). Wanneer u Afdrukzijde op taak- of paginaniveau wijzigt in een optie voor één zijde, wordt de boekjesopmaak verwijderd.

    1.2.11 Foutmeldingen

    Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de foutmeldingen die in TotalFlow Production Manager kunnen optreden en de actie die ondernomen moet worden om deze foutmeldingen op te lossen.

    Het hoofdstuk beschrijft wat het systeem doet nadat er een fout is opgetreden en wat u kunt doen om het probleem op te lossen. De berichtinvoer in dit gedeelte zijn:

    Fout:
    De eerste regel bevat de foutcode en de beschrijving van de fout.
    Verklaring:
    De verklaring bevat meer informatie over de oorzaak van de melding door TotalFlow Production Manager.
    Systeemactie:
    De systeemactie beschrijft hoe het systeem op de fout heeft gereageerd.
    Reactie van de gebruiker:
    De reactie van de gebruiker bevat acties voor het oplossen van de fout. Vaak bevat dit deel meer dan één herstelactie of een serie gerelateerde herstelacties. Dit houdt in dat de fout door meer dan één probleem kan zijn veroorzaakt.

    Opmerking: De velden Verklaring en Systeemactie worden alleen weergegeven als zij handige informatie bevatten voor de gebruiker.

    1.2.11.1 AIWFnnnn Berichten

    AIWF6013E:TotalFlow Production Manager kan bestand {0} niet verplaatsen naar {1} tijdens het verwerken van taak {3}.

    Actie van de gebruiker: Wacht tot de taak volledig is verwerkt en probeer het bestand dan opnieuw te verplaatsen.

    AIWF6018E:Kan taak {0} niet vinden.

    Actie van de gebruiker: De taak is al gewist. Ververs het venster van de internetbrowser.

    AIWF6020E:De interface heeft geen verbinding meer met de server.

    Actie van de gebruiker: De server is niet actief. Het is mogelijk dat een beheerder de server heeft uitgeschakeld of dat deze is stilgevallen als gevolg van een probleem. Bepaal waarom de server niet actief is en gebruik Windows-services om de TotalFlow Production Manager-service te stoppen en opnieuw te starten.

    AIWF6022E:Er is een algemene fout opgetreden: {0} - {1}.

    Actie van de gebruiker: Neem contact op met de helpdesk van de software.

    AIWF6028E:De waarde {0} is geen geldig paginanummer.

    Actie van de gebruiker: Geef een geldig paginanummer op en probeer de actie opnieuw uit te voeren.

    AIWF6029E:De eerste pagina, {0}, moet in een paginabereik voor de laatste pagina, {1}, komen.

    Actie van de gebruiker: Corrigeer het paginabereik en probeer de actie opnieuw uit te voeren.

    AIWF6030E:Het teken {0} is niet geldig voor eigenschap {1}.

    Actie van de gebruiker: De volgende tekens zijn ongeldig: {2}. Gebruik geldige tekens en probeer de actie opnieuw uit te voeren.

    AIWF6037E:Het eerste teken in de waarde voor het totale aantal vellen in een taak moet < of > zijn, niet {0}.

    Actie van de gebruiker: De waarden voor Totaal aantal vellen begint met een groter-dan-symbool of een kleiner-dan-symbool, gevolgd door een numerieke waarde. De waarden <1000 en >1000 zijn bijvoorbeeld geldige waarden. Corrigeer de waarde en probeer de actie opnieuw uit te voeren.

    AIWF6038E:Na het eerste teken in de waarde voor het totaal aantal vellen voor een taak moet een geheel getal volgen. {0} is geen geheel getal.

    Actie van de gebruiker: De waarden voor Totaal aantal vellen begint met een groter-dan-symbool of een kleiner-dan-symbool, gevolgd door een numerieke waarde. De waarden <1000 en >1000 zijn bijvoorbeeld geldige waarden. Corrigeer de waarde en probeer de actie opnieuw uit te voeren.

    AIWF6041E:Het eerste teken in de naam van de printer kan niet - zijn.

    Actie van de gebruiker: Geldige printernamen kunnen niet met een streepje beginnen. U kunt verderop in de naam van de printer wel een streepje gebruiken. Printer-A is bijvoorbeeld een geldige waarde. Corrigeer de naam van de printer en probeer de actie opnieuw uit te voeren.

    AIWF6043E:Het wachtwoord voldoet niet aan de vereisten.

    Actie van de gebruiker: Het nieuwe wachtwoord kan niet hetzelfde zijn als het vorige wachtwoord. Voer een nieuw wachtwoord in en probeer de actie opnieuw uit te voeren.

    AIWF6044E:Te veel mislukte inlogpogingen. Gebruikersnaam {0} wordt vijf minuten geblokkeerd.

    Actie van de gebruiker: De gebruikersnaam heeft zich te vaak zonder succes geprobeerd aan te melden en wordt nu vijf minuten geblokkeerd. De meest waarschijnlijke reden is dat een ongeldig wachtwoord is gebruikt. Wacht vijf minuten en probeer u dan opnieuw aan te melden met een geldige combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord of vraag de beheerder of deze het wachtwoord voor de gebruikersnaam wil veranderen.

    AIWF6045E:Wachtwoord wijzigen.

    Actie van de gebruiker: Het wachtwoord is verlopen of u probeert zich voor het eerst aan te melden met een tijdelijk wachtwoord. Wijzig het wachtwoord voor de huidige account.

    AIWF6070E:TotalFlow Production Manager kan geen verbinding maken met server {0}.

    Actie van de gebruiker: Het IP-adres of de hostnaam is mogelijk onjuist in het systeemobject van de server. Het is mogelijk dat een beheerder de server heeft uitgeschakeld of dat deze is stilgevallen als gevolg van een probleem. Controleer de verbinding met de TotalFlow Production Manager-server en ga na of het IP-adres geldig is.

    1.2.11.2 AIWInnnn Berichten

    AIWI0007I I:TotalFlow Production Manager heeft taak {0} aangemaakt uit invoerbestand {1}, dat eerder door workflow {2} is ontvangen. Niet alle taken zijn met succes voltooid. TotalFlow Production Manager verwerkt deze taak opnieuw, omdat het invoerbestand opnieuw is ingediend.

    Actie van de gebruiker: Dit is een informatiebericht en vereist geen actie.

    AIWI0027I I:Taak {0} bevindt zich in foutstatus, omdat er een printer is uitgeschakeld.

    Actie van de gebruiker: Start de printer opnieuw op.

    AIWI0057I I:Taak {0} heeft opdracht {1} met geldige terugkeercode {2} voltooid.

    Actie van de gebruiker: Dit is een informatiebericht en vereist geen actie.

    AIWI6001E :Er is een onbekende fout opgetreden: {0}

    Actie van de gebruiker: Neem contact op met de helpdesk van de software.

    AIWI6053E :Er is een interne fout opgetreden tijdens de verwerking van taak {1} door TotalFlow Production Manager. Er is een onjuiste fileMode-parameter {2} ontvangen vanuit de getFileName()-methode.

    Actie van de gebruiker: Geef deze fout door aan de helpdesk van de software.

    AIWI6073E :De taak is voltooid met foutterugkeercode {1}.

    Actie van de gebruiker: Geef de fout door aan de helpdesk van de software.

    AIWI6106E :TotalFlow Production Manager kan activiteit {0} niet vinden voor de huidige workflow.

    Actie van de gebruiker: Controleer of de activiteit bestaat en verifieer of de workflow deze activiteit vereist. Geef deze fout aan de helpdesk van de software door als het probleem zich blijft voordoen.

    AIWI6109E: de waarde voor {0} mag geen spaties bevatten. TotalFlow Production Manager kan printer {1} niet aanmaken.

    Actie van de gebruiker: Corrigeer de waarde en probeer de printer opnieuw aan te maken.

    AIWI6111E E: een externe opdracht is mislukt. TotalFlow Production Manager kan printer {0} niet aanmaken.

    Systeemactie:TotalFlow Production Manager ondersteunt dit printerapparaat niet of de printer is gestopt of bevindt zich in de foutmodus.

    Actie van de gebruiker: Controleer of de printer ingeschakeld en actief is. Als de printer niet is gestopt, neem dan contact op met uw marketingvertegenwoordiger.

    AIWI6128E :Taak {0} kon niet worden afgedrukt op printer {1} vanwege een interne fout. Probeer de taak opnieuw af te drukken.

    Systeemactie: Er is een interne fout opgetreden tijdens het afdrukken van de huidige taak.

    Actie van de gebruiker: Raadpleeg de logboekbestanden voor meer informatie. Probeer de taak opnieuw af te drukken, hetzij op dezelfde printer of op een andere printer. Meld deze fout bij de afdeling Softwareondersteuning wanneer het probleem niet wordt opgelost.

    AIWI6446E :Taak {0} kon niet worden afgedrukt op printer {1} vanwege een printerfout.

    Actie van de gebruiker: Controleer de printer op fouten, corrigeer eventuele fouten en probeer de taak opnieuw af te drukken.

    AIWI6453E :TotalFlow Production Manager kan het bestand {0} niet vinden. TotalFlow Production Manager kan de bannerpagina voor de taak niet afdrukken.

    Actie van de gebruiker: Controleer of het bestand bestaat of voer de juiste bestandsnaam in. Probeer vervolgens opnieuw de taak af te drukken.

    AIWI6475E :Het is niet gelukt om een vel met speciale instructies voor taak- of papierwijziging {0} af te drukken.

    Actie van de gebruiker: Controleer of wijzig het speciale instructievel om het papier {0} te wijzigen.

    AIWI6484E :Het is niet gelukt om het speciale instructievel voor taak {0} op printer {1} af te drukken.

    Actie van de gebruiker: Controleer of wijzig het speciale instructievel voor taak {0}.

    AIWI6485E :Het is niet gelukt het speciale instructievel voor het wijzigen van papier {0} op printer {1} af te drukken.

    Actie van de gebruiker: Controleer of wijzig het speciale instructievel voor taak {0}.

    AIWI6488E :Het is niet gelukt om een tussenblad voor afdruktaken af te drukken (voorafgaand aan) voor taak {0} op printer {1}.

    Actie van de gebruiker: Controleer of wijzig het speciale instructievel voor taak {0}.

    AIWI6489E E:Taak {0} kon niet worden afgedrukt op printer {1}.

    Systeemactie: De taak is niet voltooid.

    Actie van de gebruiker: Controleer de verbinding en de status van de printer en probeer de taak opnieuw af te drukken. Neem contact op met de Klantenservice wanneer het probleem blijft bestaan.

    AIWI6490E :Het is niet gelukt om een tussenblad voor afdruktaken af te drukken (volgend op) voor taak {0} op printer {1}.

    Actie van de gebruiker: Controleer of wijzig het speciale instructievel voor taak {0}.

    AIWI6497E E:Fouten tijdens het verwerken van media: {0}, fouten: {1}

    Actie van de gebruiker: Zorg ervoor dat de inhoud van het importbestand geldig is. Exporteer de bronnen opnieuw en probeer ze nogmaals te importeren.

    AIWI6498E E:Het maximale aantal fouten is bereikt tijdens het ophalen van de bronnen voor deze printer.

    Reactie van de gebruiker: Controleer de JMF-interface van de printer en zorg ervoor dat deze actief is en dat de printer met een netwerk is verbonden.

    1.2.11.3 AIWPnnnn Berichten

    AIWP0012I I:Gebruiker {0} bestaat al in groep {1}.

    Actie van de gebruiker: Geef een andere groep op en probeer de handeling opnieuw uit te voeren.

    AIWP0017I I:Printer {0} bestaat al.

    Actie van de gebruiker: Geef een andere printernaam op en probeer de actie opnieuw uit te voeren.

    AIWP0057I I:Er bestaat al een object met de naam {0}.

    Actie van de gebruiker: Geef een andere naam op en probeer de handeling opnieuw uit te voeren.

    AIWP0068I I:Printer {0} is al uitgeschakeld.

    Actie van de gebruiker: Ververs het internetbrowserscherm.

    AIWP0069I I:Printer {0} is al ingeschakeld.

    Actie van de gebruiker: Ververs het internetbrowserscherm.

    AIWP3001W W:TotalFlow Production Manager kan deze taken niet annuleren: {0}.

    Actie van de gebruiker: Ververs het internetbrowserscherm.

    AIWP3003W W:TotalFlow Production Manager kan deze taken niet verwijderen: {0}.

    Actie van de gebruiker: Ververs het internetbrowserscherm.

    AIWP3007W W:TotalFlow Production Manager kan {0} niet verwijderen. Dit wordt gebruikt door {1}.

    Actie van de gebruiker: Verwijder alles uit {1} voordat u het uit {0} verwijdert. Geef deze fout aan de helpdesk van de software door als het probleem zich blijft voordoen.

    AIWP3010W W:Er bestaat al een ander object van hetzelfde type of een gerelateerd type met de naam {0}.

    Verklaring: Twee objecten van hetzelfde type kunnen niet dezelfde naam hebben; en een activiteit kan niet dezelfde naam hebben als een workflow.

    Actie van de gebruiker: Geef een andere naam op en probeer de handeling opnieuw uit te voeren. Geef deze fout aan de helpdesk van de software door als het probleem zich blijft voordoen.

    AIWP3020W W:TotalFlow Production Manager heeft workflow {0} niet geüpdatet vanwege de actieve taakteller van {1}.

    Actie van de gebruiker: Wacht tot TotalFlow Production Manager alle taken heeft verwijderd onder dit taaktype en probeer het opnieuw. Geef deze fout aan de helpdesk van de software door als het probleem zich blijft voordoen.

    AIWP3051W W:{1} eigenschapswaarde: {2} van workflow {0} heeft geen lees- en schrijftoegang tot de map {3}.

    Actie van de gebruiker: Geef een andere waarde op voor de eigenschap en probeer de handeling opnieuw uit te voeren.

    AIWP3061W W:TotalFlow Production Manager kan {0} niet verwijderen. Het is beveiligd.

    Actie van de gebruiker: {0} kan niet uit TotalFlow Production Manager worden verwijderd. Controleer de gebruikersrechten over {0}. Probeer de handeling opnieuw uit te voeren. Geef deze fout aan de helpdesk van de software door als het probleem zich blijft voordoen.

    AIWP3070W W:TotalFlow Production Manager heeft geen SNMP-verbinding tot stand gebracht met printer {0}, omdat de printer niet bereikbaar is.

    Actie van de gebruiker: Zorg dat de printer zichtbaar is in het netwerk en dat de printer werkt.

    AIWP3071W W:{0} : {1}.

    Systeemactie: er is een waarschuwing op de printer en deze waarschuwing moet opgelost worden. Deze melding is niet aangemaakt door TotalFlow Production Manager, maar is via SNMP van de printer ontvangen.

    Actie van de gebruiker: Controleer de printer op waarschuwingen.

    AIWP6070E I:Gebruiker {0} bestaat al.

    Actie van de gebruiker: Selecteer een andere gebruikersnaam en probeer de handeling opnieuw uit te voeren.

    AIWP6126E E:TotalFlow Production Manager kan de eigenschapswaarde niet wijzigen terwijl er een taak is toegewezen aan printer {0}.

    Actie van de gebruiker: Wis alle taken uit de printer. Wijzig vervolgens de eigenschapswaarde opnieuw.

    AIWP6137E E:TotalFlow Production Manager kan taak {0} niet opnieuw opstarten als de taak zich in een actieve modus bevindt ({1}).

    Actie van de gebruiker: Controleer of de taak inactief is voordat u probeert de taak opnieuw op te starten.

    AIWP6154E E:TotalFlow Production Manager kan printer {0} niet verwijderen terwijl er een taak actief is op de printer. Taak {1}.

    Actie van de gebruiker: Verwijder de actieve taak van de printer en probeer de printer opnieuw te verwijderen.

    AIWP6157E E:TotalFlow Production Manager kan taak {0} niet stoppen, omdat het zich in de {1}-modus bevindt.

    Actie van de gebruiker: Gebruik de actie 'fout overschrijven' om de taak uit de foutmodus te verwijderen.

    AIWP6210E E:{0} : {1}.

    Systeemactie: Er is een foutmelding op de printer en deze foutmelding moet opgelost worden. Deze melding is niet aangemaakt door TotalFlow Production Manager, maar is via SNMP van de printer ontvangen.

    Actie van de gebruiker: Controleer de printer op fouten.

    AIWP6219E E:Kan papier {0} niet verwijderen. Het papier wordt door printer {1} gebruikt.

    Actie van de gebruiker: Verwijder papier uit de printer en probeer het opnieuw te verwijderen.

    AIWP6220E E:Kan papier {0} niet verwijderen. Het papier wordt door printer {1} gebruikt.

    Actie van de gebruiker: Verwijder papier uit de printer en probeer het opnieuw te verwijderen.

    AIWP6224E E:Printer {0} dient uitvoerladen te hebben die bij {1} zijn geselecteerd.

    Actie van de gebruiker: Controleer of de geselecteerde uitvoerlade gereed is en zich op de printer bevindt.

    AIWP6225E E:Printer {0} dient over {1} als ondersteund papier te beschikken.

    Actie van de gebruiker: Voeg papier {1} als ondersteund papier toe op printer {0}.

    AIWP6226E E:TotalFlow Production Manager kan geen verbinding maken met de printer via SNMP.

    Actie van de gebruiker: Controleer het IP-adres en de netwerkverbinding van de printer en probeer het opnieuw.

    AIWP6234E E:Er is enkele uren geprobeerd om een SNMP-verbinding tot stand te brengen, maar dat is niet gelukt.

    Systeemactie: De printer of het netwerk is down.

    Reactie van de gebruiker: Controleer het IP-adres en de netwerkverbinding. Schakel SNMP uit en weer in vanuit het notitieblok met printereigenschappen om opnieuw verbinding te maken.

    AIWP6250E E:Maximaal toegestaan aantal printers ({0}) is overschreden.

    Actie van de gebruiker: Verwijder één of meerdere printers en probeer het opnieuw.

    AIWP6258E E:De papierwijziging kan niet dezelfde naam als een printer krijgen: {0}.

    Actie van de gebruiker: Voer een andere naam voor de papierwijziging in en probeer opnieuw de papierwijziging uit te voeren.

    AIWP6260E E:De wachtwoorden komen niet overeen.

    Actie van de gebruiker: Voer uw wachtwoord en de bevestiging opnieuw in en zorg ervoor dat ze overeenkomen.

    AIWP6284E E: Printer Connector kan geen goede verbinding maken met het gevraagde IP-adres.

    Systeemactie:TotalFlow Production Manager kan geen verbinding maken met de printer via het netwerk.

    Actie van de gebruiker: Controleer de netwerkstatus en controleer of de printer toegankelijk is via uw netwerk. Neem contact op met uw netwerkbeheerder wanneer het probleem blijft bestaan.

    AIWP6290E E:Kan papier niet verwijderen: {0} papier wordt door papierwijziging {1} gebruikt.

    Actie van de gebruiker: Verwijder de papierwijziging en probeer daarna opnieuw het papier te verwijderen.

    AIWP6293I I:De workflow {0} is verwijderd.

    Actie van de gebruiker: Dit is een informatiebericht. Er wordt geen actie van de gebruiker vereist.

    AIWP6296E E:De actie 'Opnieuw afdrukken' kan niet worden uitgevoerd op taak {0}, omdat de taak wordt verwerkt.

    Actie van de gebruiker: Wacht totdat de taak volledig verwerkt is en probeer de actie 'Opnieuw afdrukken' opnieuw uit te voeren.

    AIWP6297E E:De actie 'Verwijderen' kan niet uitgevoerd worden op taak {0}, omdat de taak wordt afgedrukt.

    Actie van de gebruiker: Wacht totdat de taak volledig is afgedrukt en herhaal de actie 'Verwijderen'.

    AIWP6299W W:De vrije ruimte op de harde schijf bedraagt minder dan het vereiste niveau van {0} MB. Alle workflows zijn uit voorzorg uitgeschakeld.

    Actie van de gebruiker: Maak ten minste {0} MB vrij op de schijf door onnodige taken van TotalFlow Production Manager of ongebruikte bestanden van het besturingssysteem te verwijderen. Schakel vervolgens de workflows weer in.

    AIWP6302E E:Kan taak niet naar printer {0} verplaatsen, omdat de taak zich in de herstelmodus bevindt.

    Actie van de gebruiker: Verplaats de taak naar een andere printer of los de problemen op de printer op, zodat de printer zich niet in herstelmodus bevindt. Verplaats de taak dan opnieuw naar die printer.

    AIWP6303E E:De printer kan niet verwijderd worden, omdat de volgende printer deze printers gebruiken als back-upprinter: {0}

    Actie van de gebruiker: Verwijder de printer als back-upprinter voor andere printers en probeer hem opnieuw te verwijderen.

    AIWP6307E E:Printergroep {0} kan niet worden aangemaakt, omdat er al een printer met die naam bestaat.

    Actie van de gebruiker: Geef een andere naam op voor de printergroep.

    AIWP6308E E:Printer {0} kan niet worden aangemaakt, omdat er al een printergroep met die naam bestaat.

    Actie van de gebruiker: Geef een andere naam op voor de printer.

    AIWP6309E E:Ongeldige SNMP-parameters voor printer: {0}: {1}.

    Actie van de gebruiker: Controleer de SNMP-parameters.

    AIWP6311E E:Printergroep {0} kan niet worden verwijderd, omdat deze door een of meer workflows wordt gebruikt.

    Actie van de gebruiker: Wijs de workflows aan andere printergroepen of printers toe.

    AIWP6312E E:Printergroep {0} kan niet worden verwijderd, omdat deze door één of meer taken wordt gebruikt.

    Actie van de gebruiker: Verplaats de taken naar andere printergroepen of printers.

    AIWP6314E E:Printergroep {0} kon niet worden aangemaakt op geüpdatet, omdat printer {1} niet op het systeem bestaat en de printergroep van de printer afhankelijk is.

    Actie van de gebruiker: Controleer of u alle benodigde objecten heeft en probeer het opnieuw.

    AIWP6315E E:Workflow {0} kan niet worden aangemaakt of geüpdatet, omdat printer {1} niet op het systeem bestaat en de melding daarvan afhankelijk is.

    Actie van de gebruiker: Controleer of u alle benodigde objecten heeft en probeer het opnieuw.

    AIWP6316E E:Er bestaat al een papier met de beschrijvende naam {0}.

    Actie van de gebruiker: Geef een andere beschrijvende naam voor het papier op.

    AIWP6321W W:TotalFlow Production Manager Printer Connector werkte niet op SNMPv3 en moet overschakelen naar SNMPv1.

    Actie van de gebruiker: Controleer de SNMP-instellingen van de printer.

    AIWP6323W W:Uw proeflicentie loopt over {0} dagen af.

    Actie van de gebruiker: Het systeem werkt niet meer als de licentie is vervallen. Koop en installeer een volledige licentie om eventuele onderbrekingen te voorkomen. Start de licentietoepassing vanuit het Windows Start-menu op het systeem waar TotalFlow Production Manager op is geïnstalleerd en volg de instructies in de Help-functie van de licentietoepassing.

    AIWP6324W W:Uw licentie is vervallen. Taken worden pas verwerkt als er een geldige licentie is geïnstalleerd.

    Actie van de gebruiker: Koop en installeer een volledige licentie. Start de licentietoepassing vanuit het Windows Start-menu op het systeem waar TotalFlow Production Manager op is geïnstalleerd en volg de instructies in de Help-functie van de licentietoepassing.

    AIWP6325E E:De bewerking is op dit moment niet beschikbaar voor printer "{0}". Zorg dat de aansluiting van de printer actief is.

    Reactie van de gebruiker: controleer de JMF-aansluiting van de printer en zorg dat deze actief is. Controleer ook de netwerkverbinding van de printer.

    AIWP6326E E:Notificatie {0} kon niet worden aangemaakt of geüpdatet, omdat printer {1} niet op het systeem bestaat en de notificatie daarvan afhankelijk is.

    Actie van de gebruiker: Controleer of u alle benodigde objecten heeft en probeer het opnieuw.

    AIWP6327E E:Notificatie {0} kon niet worden aangemaakt of geüpdatet, omdat printer {1} niet op het systeem bestaat en de notificatie daarvan afhankelijk is.

    Actie van de gebruiker: Controleer of u alle benodigde objecten heeft en probeer het opnieuw.

    AIWP6332E E:Taak {0} bevindt zich in de foutmodus, omdat onderliggende taak {1} zich in foutmodus bevindt.

    Actie van de gebruiker: Probeer de fout van de onderliggende taak op te lossen of neem contact op met de helpdesk van de software.

    AIWP6329I I:Printergroep {0} heeft {1} onderliggende taken uit {2} aangemaakt.

    Actie van de gebruiker: Dit is een informatiebericht. Er wordt geen actie van de gebruiker vereist.

    AIWP6330I I:Printergroep {0} heeft taak {1} naar printer {2} verplaatst.

    Actie van de gebruiker: Dit is een informatiebericht. Er wordt geen actie van de gebruiker vereist.

    AIWP6331I I:Printergroep {0} heeft taak {1} als onderliggende taak van taak {2} aangemaakt en het aantal kopieën ingesteld op {3}.

    Actie van de gebruiker: Dit is een informatiebericht. Er wordt geen actie van de gebruiker vereist.

    AIWP6328E E:De inhoud van de geïmporteerde bron is ongeldig, omdat de volgende fout is opgetreden: {0}

    Actie van de gebruiker: Zorg ervoor dat de inhoud van het importbestand geldig is. Exporteer de bronnen opnieuw en probeer ze nogmaals te importeren.

    AIWP6335W W: Het geselecteerde paginabereik valt buiten het paginabereik voor taak {0}.

    Actie van de gebruiker: Selecteer een geschikt paginabereik en probeer de handeling opnieuw uit te voeren.

    1.2.11.4 AIWRnnnn Berichten

    AIWR6006E: De opgegeven eindtijd dient na de begintijd te liggen.

    Actie van de gebruiker: Wijzig de eindtijd, zodat de eindtijd na de begintijd ligt en voer de query opnieuw uit.

    AIWR6007E: De opgegeven eindtijd kan niet hetzelfde tijdstip zijn als de begintijd.

    Actie van de gebruiker: Wijzig de eindtijd, zodat de eindtijd na de begintijd ligt en voer de query opnieuw uit.

    AIWR6008E: Er bestaat al een rapport met de naam {0}.

    Actie van de gebruiker: Sla het rapport onder een andere naam op.

    1.2.11.5 AIWSnnnn Berichten

    AIWS6086E E: Niet-ondersteund PDF-type {0} voor taak {1}.

    Actie van de gebruiker: Verwijder de taak.

    1.2.11.6 AIWXnnnn Berichten

    AIWX0010I I: taak {0} is door de preflight-controle in activiteit {1} gekomen.

    Actie van de gebruiker: Dit is een informatiebericht. Er wordt geen actie van de gebruiker vereist.

    AIWX0010E E: Taak {0} bevat een niet-ondersteund gegevenstype en kan niet worden omgezet naar PDF. De taken moeten in PCL of PostScript zijn om omgezet te kunnen worden.

    Actie van de gebruiker: Dien alleen taken in met het gegevenstype PCL of PostScript.

    AIWX0013E E: taak {0} kan niet worden omgezet naar PDF.

    Actie van de gebruiker: Wanneer het PostScript-stuurprogramma dat het PostScript-bestand heeft aangemaakt dat toestaat, dient u te controleren of het bestand ASCII-gegevens bevat in plaats van binaire gegevens.

    AIWX6003E E: workflow niet gevonden: {0}

    Actie van de gebruiker: de workflow is al verwijderd. Ververs het venster van de internetbrowser.

    AIWX6004E E: Workflow {0} bestaat al.

    Actie van de gebruiker: er bestaat al een workflow met deze naam {0}. Geef een andere naam op voor deze printer.

    AIWX6011E E: Workflow {0} dient eerst te worden uitgeschakeld.

    Actie van de gebruiker: deactiveer de workflow {0} en probeer het nogmaals.

    AIWX6020E E: Workflow kan niet worden verwijderd vanwege een bestaande taak.

    Actie van de gebruiker: verwijder alle taken uit deze workflow voordat u de workflow verwijdert.

    AIWX6026E E: Workflow {0} kan niet worden geïmporteerd vanwege de bestaande taken.

    Actie van de gebruiker: verwijder alle taken uit workflow {0} voordat u de workflow opnieuw importeert of selecteer de workflow niet in de geïmporteerde bestanden.

    1.2.11.7 AIWXMRnnnn Berichten

    AIWXMR0003E E: de taak is in de foutmodus gezet vanuit TotalFlow Prep met de volgende beschrijving: {0}.

    Actie van de gebruiker: Verwerk de taak opnieuw.

    AIWXMR0004I I: de taak is naar de wachtmodus van TotalFlow Prep verplaatst.

    Actie van de gebruiker: Lanceer TotalFlow Prep voor deze taak.

    AIWXMR0006E E: de taak is in de foutmodus gezet vanuit TotalFlow Prep.

    Actie van de gebruiker: Verwerk de taak opnieuw.

    1.2.11.8 AIWXNOTnnnn Berichten

    AIWXNOT0001E E: De melding kan niet worden aangemaakt, omdat deze twee of meer regels voor dezelfde eigenschap bevat.

    Actie van de gebruiker: Kies één regel per eigenschap en probeer de notificatie vervolgens opnieuw aan te maken.

    1.2.11.9 AIWWnnnn Berichten

    AIWW6031I I: Geïmporteerd papier "{0}" bestaat al met dezelfde eigenschappen.

    Actie van de gebruiker: Verwijder het vinkje bij het papier {0} van het geïmporteerde object.

    1.2.12 Referentie

    Gebruik referentie-informatie om u te helpen bij het configureren en beheren van TotalFlow Production Manager.

    1.2.12.1 Eigenschapswaarden van papier

    Wanneer u TotalFlow Production Manager-papier maakt om papier in de papiercatalogus te vertegenwoordigen, dient u de eigenschappen in te stellen op de waarden in deze tabellen.

    Voor meer informatie over ondersteunde papier-typen, het plaatsen van papier in de invoerladen en andere informatie over papier-typen raadpleegt u de documentatie die bij de printer is geleverd.

    Afdrukken op dun, normaal of dik papier

    De printers in deze tabel zijn gerangschikt op type. Als er bij een printertype geen waarde is vermeld voor een papiertype, betekent dit dat de printer dat papiertype niet ondersteunt.

    Als u een papier-type uit deze tabel gebruikt, stelt u de eigenschap Gewicht (gram) in het dialoogvenster TotalFlow Production Manager Eigenschappen voor papier in op de waarden voor uw printer. Accepteer de standaardwaarden voor deze eigenschappen:

    • Papiertype
    • Kleur
    • Gerecycled materiaal (%)
    • Voorbedrukt
    • Voorgeperforeerd
    • Structuur
    • Coating (voorzijde)
    • Ondoorzichtigheid
    Als u de standaardwaarde wijzigt, wordt de waarde voor de eigenschap Gewicht (gram) mogelijk overschreven.

    Printer type papier Type A Type B Type C Type D Type E Type F Type G Type H Type I
    Dun papier   40–51 52–65 52–65 60–75 60–63 52.3–63   60–63
    Normaal papier 52–90 52–105 66–80 66–80 76–100 64–80 64–80 52.3–104 64–80
    Normaal papier 2     81–99 81–100   81–105 81–105   81–105
    Gemiddeld dik   106–163 100–127 101–127 101–126 106–163 106–163   106–163
    Dik papier 1 91–216 164–216 128–163 128–169 127–156 164–220 164–220 52.3–104 164–220
    Dik papier 2   217–256 164–249 170–249 157–220 221–256 221–256   221–256
    Dik papier 3   257–300 250–300 250–300 221–300 257–300 257–300   257–350
    Afdrukken op andere papiersoorten

    Voor andere papiersoorten dan die in de voorgaande tabel, stelt u de eigenschappen in het dialoogvenster TotalFlow Production Manager Eigenschappen voor papier in op de waarden in deze tabel. Als er in de tabel geen waarde is vermeld, accepteert u de standaardwaarde. Als u de standaardwaarde wijzigt, worden de waarden voor andere eigenschappen mogelijk overschreven, met name Gewicht (gram).

    Deel 1 van tabel
    Printer type papier TotalFlow Production Manager Papiertype Gewicht (gram) Kleur Gerecycled materiaal (%) Voorbedrukt
    Papierkleur 1 Normaal   Alle kleuren behalve Blauw, Grijs, Groen, Ivoor, Oranje, Roze, Paars, Rood of Geel    
    Blauw Normaal   Blauw    
    Grijs Normaal   Grijs    
    Groen Normaal   Groen    
    Gebroken wit Normaal   Ivoor    
    Oranje Normaal   Oranje    
    Roze Normaal   Roze    
    Paars Normaal   Paars    
    Rood Normaal   Rood    
    Geel Normaal   Geel    
    Gerecycled papier Normaal     1–100  
    Voorbedrukt Normaal       Ja
    Voorgeperforeerd Normaal        
    Speciaal papier Normaal        
    Speciaal papier 1 Normaal        
    Speciaal papier 2 Normaal        
    Speciaal papier 3 Normaal        
    Speciaal papier 4 Normaal        
    Speciaal papier 5 Normaal        
    Speciaal papier 6 Normaal        
    Gecoat papier Normaal        
    Gecoat papier 1 Normaal        
    Gecoat papier 2 Normaal        
    Gecoat papier 3 Normaal        
    Halfdoorschijnend papier Normaal        
    OHP Transparant        
    Envelop Envelop        
    Etiket Etiketten        
    Briefhoofd Briefhoofd        
    Tabbladen Tabblad, Tabs over volledige lengte of Voorgesneden tabs        
    Deel 2 van tabel
    Printer type papier Voorgeperforeerd Structuur Coating (voorzijde) Ondoorzichtigheid
    Papierkleur 1     Geen  
    Blauw     Geen  
    Grijs     Geen  
    Groen     Geen  
    Gebroken wit     Geen  
    Oranje     Geen  
    Roze     Geen  
    Paars     Geen  
    Rood     Geen  
    Geel     Geen  
    Gerecycled papier     Geen  
    Voorbedrukt     Geen  
    Voorgeperforeerd Ja   Geen  
    Speciaal papier   Licht geplooid Geen  
    Speciaal papier 1   Licht geplooid Geen  
    Speciaal papier 2   Machinematig afgewerkt Geen  
    Speciaal papier 3   Gespikkeld Geen  
    Speciaal papier 4   Traditioneel uitgespreid Geen  
    Speciaal papier 5   Gekalandeerd Geen  
    Speciaal papier 6   Engels Geen  
    Gecoat papier     Gecoat  
    Gecoat papier 1     Gecoat  
    Gecoat papier 2     Glans  
    Gecoat papier 3     Mat  
    Halfdoorschijnend papier     Geen Halfdoorschijnend
    OHP     Geen Transparant
    Envelop     Geen  
    Etiket     Geen  
    Briefhoofd     Geen  
    Tabbladen     Geen  

    1.2.12.2 JDF-papiereigenschappen voor JobDirect-bestellingen

    Voor ieder mediatypewaarde, zoals bepaald in de lijst met JobDirect-mediatypen, kan een aantal JDF-papiereigenschappen worden ingesteld.
    JobDirect: papier kenmerken en waarden TotalFlow Production Manager Eigenschap papier Opmerkingen
    Voorbedrukt NEE Voorbedrukt  
    JA
    Gewicht   Gewicht  
    Mediumtype   Papier De waarde Transparantie wordt momenteel niet ondersteund.
    Kleur Zwart Kleur  
    Blauw
    Bruin
    Vaal geel
    Cyaan
    Donkerzwart
    Donkerblauw
    Donkerbruin
    Donker vaalgeel
    Donkercyaan
    Donkergoud
    Donker goudgeel
    Donkergrijs
    Donkergroen
    Donker gebroken wit
    Donkermagenta
    Donker meerkleurig
    Donkere mosterdkleur
    Donkeroranje
    Donkerroze
    Donkerrood
    Donkerzilver
    Donkerturkoois
    Donkerviolet
    Donkerwit
    Donkergeel
    Goud
    Goudgeel
    Grijs
    Groen
    Gebroken wit
    Lichtblauw
    Lichtbruin
    Licht vaalgeel
    Lichtcyaan
    Lichtgoud
    Licht goudgeel
    Lichtgrijs
    Lichtgroen
    Licht gebroken wit
    Lichtmagenta
    Licht meerkleurig
    Lichte mosterdkleur
    Lichtoranje
    Lichtroze
    Lichtrood
    Lichtzilver
    Lichtturkoois
    Lichtviolet
    Lichtwit
    Lichtgeel
    Magenta
    Meerkleurig
    Mosterdkleur
    Geen
    Oranje
    Roze
    Rood
    Zilver
    Turkoois
    Violet
    Wit
    Geel
    Perforatietype   Geen De waarde S - generiek wordt momenteel niet ondersteund.
    Ondoorzichtigheid Ondoorzichtig Geen  
    Doorzichtig
    Halfdoorschijnend
    Textuur Antiek Structuur
    • De standaardwaarde die moet worden gebruikt voor taken zonder speciale textuur is Glad.
    • Glad is toegewezen aan Geen in de TotalFlow Production Manager-interface.
    Gekalandeerd
    Gerimpleld
    Mat
    Halfmat
    Reliëf
    Linnenkleurig, reliëf
    Engels
    Vilt
    Uitgespreid
    Licht geplooid
    Linnen
    Glanzend
    Machinematig afgewerkt
    Gespikkeld
    Perkament
    Semi-velijn
    Zijde
    Glad
    Stippels
    Suède
    Sterk gekalandeerd
    Zeer glad
    Traditioneel uitgespreid
    Ultraglad
    Niet gekalandeerd
    Velijn
    Fluweel
    Weefpatroon
    Coatings voorzijde   Geen  
    Mediumtypedetails Karton Type
    • De standaardwaarde die moet worden gebruikt voor taken zonder speciale textuur is Kantoorbenodigdheden.
    • Kantoorbenodigdheden is toegewezen aan Normaal in de TotalFlow Production Manager-interface.
    Kettingformulier (staand)
    Kettingformulier (liggend)
    Envelop
    Envelop zonder venster
    Vensterenvelop
    Tabs over volledige lengte
    Etiketten
    Briefhoofd
    Doorschrijfformulier
    Fotografisch
    Voorgesneden tabs
    Standaard
    Tabblad
    Tractor
    infoprint: Kunstmatig
    infoprint: Kunststof
    infoprint: NCR
    infoprint: Aangepast mediumtype_type

    1.2.12.3 Reguliere expressies

    Gebruik reguliere expressies om bestandsidentificatiepatronen in TotalFlow Production Manager op te geven.

    In reguliere expressies:

    Lettertekens Elk teken dat geen speciale betekenis heeft, betekent zichzelf. Lettertekens zijn hoofdlettergevoelig. A komt bijvoorbeeld niet overeen met a.
    . De punt komt overeen met elk afzonderlijke teken. .at komt bijvoorbeeld overeen met kat, rat of lat.
    ( ) Haakjes geven een groep tekens aan. (ABC) bijvoorbeeld komt overeen met ABC.
    - Het streepje geeft een serie tekens aan. 0-9 bijvoorbeeld komt overeen met elk enkel cijferteken.
    * Het sterretje komt overeen met nul of meer keer het voorgaande teken. N* bijvoorbeeld komt overeen met niets (nul exemplaren van N),N, NN, NNN, enzovoort. .* komt overeen met elke tekenreeks van een of meer tekens.
    + Het plus-teken komt overeen met een of meer keer het voorgaande teken. N+ bijvoorbeeld komt overeen met N, NN, NNN, enzovoort. .+ komt overeen met elke tekenreeks van een of meer tekens.
    { } Een nummer tussen gekrulde haakjes geeft het aantal keren aan dat het voorafgaande teken moet voorkomen. Bijvoorbeeld: x{3} betekent xxx.
    ? Het vraagteken betekent dat het voorgaande teken optioneel is. jpe?g komt bijvoorbeeld overeen met jpeg of jpg.
    [ ] Vierkante haken staan om een tekenset heen. De tekenset komt overeen met een willekeurig teken in de set. [ABC] bijvoorbeeld komt overeen met A, B of C.
    [^ ] Als eerste teken binnen vierkante haken geeft het dakje een negatieve tekenset aan. [^ABC] komt bijvoorbeeld overeen met een teken, maar niet met A, B of C.
    | De verticale streep scheidt alternatieven. A|a bijvoorbeeld komt overeen met A of a.
    ^ Aan het begin van een gewone expressie, geeft het dakje het begin van de tekenreeks aan. Bijvoorbeeld, ^A.*\.ps komt overeen met ABC.ps.
    $ Aan het einde van een gewone expressie geeft het dollarteken het einde van de tekenreeks aan. .*ps$ bijvoorbeeld komt overeen met alle bestandsnamen met de extensie ps.
    \ De backslash betekent dat het volgende teken een letterteken is. \(ABC\) bijvoorbeeld komt overeen met (ABC).

    Voorbeelden

    Elk van deze voorbeelden komt overeen met een willekeurig bestand met de bestandsextensie PDF, PDf, PdF, Pdf, pDF, pDf, pdF of pdf:

    .*PDF$)|(.*PDf$)|(.*PdF$)|(.*Pdf$)|(.*pDF$)|(.*pDf$)|(.*pdF$)
    (.*pdf$)
    .*(PDF|PDf|PdF|Pdf|pDF|pDf|pdF|pdf)$
    .*[(PDF)(PDf)(PdF)(Pdf)(pDF)(pDf)(pdF)(pdf)]$
    .*(P|p)(D|d)(F|f)$
    .*(P|p)(D|d)(F|f)
    .*[Pp][Dd][Ff]$
    .*[Pp][Dd][Ff]

    1.2.12.4 Bestandsnamen in symboolnotatie opgeven

    Soms zult u een bestand in de spoolmap moeten opgeven, zelfs als u de bestandsnaam niet weet. Gebruik de methode getFileName, getAbsoluteFileName of getOperInst om de naam van het bestand te retourneren.

    Wanneer u bijvoorbeeld een Passthrough-printer instelt, moet u de opdracht opgeven waarmee de taak naar het printerapparaat wordt verstuurd. Deze opdracht moet de naam van het afdrukbestand bevatten, die per taak verschilt. Gebruik de methode getFileName of getAbsoluteFileName om de naam van het afdrukbestand te retourneren. U kunt eventueel een opdracht opgeven, waarbij de speciale instructies worden afgedrukt op een voorblad alvorens de taak wordt afgedrukt. Gebruik de methode getOperInst om de naam te retourneren van het bestand waarin de speciale instructies staan.

    Syntaxis voor getFileName en getAbsoluteFileName

    Gebruik de methoden getFileName en getAbsoluteFileName om de naam van een bepaald afdrukbestand te retourneren. Het verschil tussen de twee methoden is dat getAbsoluteFileName mislukt als een bestand van het gevraagde gegevenstype niet bestaat, terwijl getFileName doorgaat met zoeken. Als deze een afdrukbestand vindt met gegevenstype onbekend, wordt de naam van dat bestand geretourneerd.

    Pas de volgende syntaxis toe:

    • U kunt als volgt een afdrukbestand zoeken als u het gegevenstype kent:
      ${getFileName(print,Datatype,read)}
      ${getAbsoluteFileName(print,Datatype,read)}
    • U kunt als volgt een afdrukbestand zoeken wanneer het gegevenstype een van meerdere gegevenstypen kan zijn:
      ${getFileName(print,(Datatype1,Datatype2...),read)}
      ${getAbsoluteFileName(print,(Datatype1,Datatype2...),read)}

    waarbij:

    print
    Met dit trefwoord wordt bepaald dat u zoekt naar een afdrukbaar bestand.
    Gegevenstype of (Gegevenstype1, Gegevenstype2...)
    Met deze trefwoorden wordt bepaald welk gegevenstype van het bestand u wilt vinden. De waarden voor Gegevenstype zijn:
    pcl  
    pdf  
    ps  
    tiff  
    png  
    jpeg  
    onbekend Gebruik unknown voor een gegevenstype zonder trefwoord.
    lezen
    Dit trefwoord bepaalt dat de afdrukopdracht het taakbestand leest vanuit de afdrukspool.
    Syntaxis voor getOperInst

    De methode getOperInst retourneert de naam van het bestand met de speciale instructies.

    Gebruik de volgende syntaxis om een bestand met speciale instructies te zoeken:

    ${getOperInst(pdf)}

    Voorbeelden

    Dit zijn voorbeelden met opdrachten die u als waarden voor Commando of Opdracht voor speciale aanwijzingen van een Passthrough-printer kunt opgeven. Hiermee worden bestanden van TotalFlow Production Manager naar de Passthrough-printer gestuurd. Gebruik deze opdrachten niet om bestanden bij een TotalFlow Production Manager-workflow in te dienen.

    Deze Windows lpr-opdracht leest een PCL-, PostScript- of PDF-bestand vanuit de afdrukspool en verstuurt dit naar een Passthrough-printer met de naam officeprinter.acme.com met een afdrukwachtrij genaamd PASS:

    lpr -S officeprinter.acme.com -P PASS -o l 
    ${getAbsoluteFileName(print,(pcl,ps,pdf),read)}
    De vlag -o l geeft aan dat het bestand binair is.

    Met deze opdracht wordt een PDF-bestand met speciale instructies gelezen en naar de kantoorprinter verstuurd:

    lpr -S officeprinter.acme.com -P PASS -o l 
    ${getOperInst(pdf)}

    1.2.12.5 Symbolen voor taakkenmerken gebruiken in opdrachten

    De taakkenmerken kunnen worden gebruikt als symbolen in opdrachten van Passthrough-printers of de Externe toepassing uitvoeren-activiteit. Wanneer de opdracht wordt uitgevoerd, wordt het symbool vervangen door de waarde van de opgegeven eigenschap van de taak die wordt afgedrukt op een Passthrough-printer of wordt verwerkt door een Externe toepassing uitvoeren-activiteit.

    Met deze opdracht wordt het afdrukbestand van de taak gekopieerd naar de map c:\test:

    copy ${getAbsoluteFileName(print,(pcl,ps,pdf),read)} c:\test\${Job.Name}
    De naam van het doelbestand zal de waarde van de eigenschap Naam van de taak zijn.
    Symbolen voor taakkenmerken in opdrachten
    Symbool voor het taakkenmerk in opdrachten Naam van de weergegeven eigenschap
    ${Job.Name} Naam
    ${Job.ID} ID
    ${Job.SumaryPhase} Huidige fase
    ${Job.PhaseProgress} Voortgang
    ${Job.State} Status
    ${Job.UserName} Gebruikersnaam
    ${Job.PredictedPrinter} Voorspelde printer
    ${Job.JobSize} Totaal aantal vellen
    ${Job.SubmitTime} Verzonden
    ${Job.DueDate} Vervaldatum
    ${Job.DueDateCategory} Categorie vervaldatum
    ${Job.Copies} Kopieën
    ${Job.ColorPages} Kleuren pagina's
    ${Job.BwPages} Zwart-wit pagina's
    ${Job.UserCode} Gebruikerscode
    ${Job.Duplex} 1 zijde/2 zijden
    ${Job.Media} Papierinstellingen
    ${Job.OutputBin} Uitvoerlade
    ${Job.Punch} Perforeren
    ${Job.RequestedPrinter} Aangevraagde printer
    ${Job.Staple} Nieten
    ${Job.RetainUntil} Opslaan tot
    ${Job.CustomerName} Klant
    ${Job.OrderNumber} Bestelnummer
    ${Job.Connection} Verbinding
    ${Job.Description} Beschrijving
    ${Job.InputDatastream} Indeling invoergegevens
    ${Job.PDF.Format} PDF-indeling
    ${Job.InputFile.Size} Grootte invoerbestand (bytes)
    ${Job.WaitReason} Reden voor wachttijd
    ${Job.TotalPages} Pagina's
    ${Job.TotalSheets} Vellen
    ${Job.PagesStacked} Afgedrukte pagina's
    ${Job.SheetsStacked} Afgedrukte vellen
    ${Job.CopiesStacked} Afgedrukte kopieën
    ${Job.Print.CumulativePagesStacked} Cumulatief afgedrukte pagina's
    ${Job.Print.CumulativeSheetsStacked} Cumulatief afgedrukte vellen
    ${Job.CurrentPrinter} Huidige printer
    ${Job.Print.AssignPrintTime} Toegewezen aan printer
    ${Job.PageRange} Paginabereik
    ${Job.ReleaseToPrint} Vasthouden tot
    ${Job.PrintControl} Afdrukmodus
    ${Job.FoldOptions} Vouwtype
    ${Job.RetainStartTime} Begintijd behoud
    ${Job.JobType} Workflow
    ${Job.StepAlias} Huidige activiteit
    ${Job.ColorMode} Kleur/zwart-wit
    ${Job.Priority} Prioriteit
    ${Job.ReprintCount} Aantal herdrukken

    1.2.12.6 Symbolen voor printerkenmerken voor gebruik in opdrachten

    De printerkenmerken kunnen worden gebruikt als symbolen in opdrachten van Passthrough-printers of de Externe toepassing uitvoeren-activiteit.
    Symbolen voor printerkenmerken in opdrachten
    Symbool voor het printerkenmerk Naam van de eigenschap die in de gebruikersinterface wordt weergegeven
    ${Printer.ColorMode} Kleurenmodus
    ${Printer.CommunicationProtocol} Printertaal
    ${Printer.CommunityName} Naam community
    ${Printer.CustomerName} Klantnaam
    ${Printer.Description} Beschrijving
    ${Printer.Enabled} Ingeschakeld
    ${Printer.EnableOnRestart} Printerstatus behouden na opnieuw opstarten
    ${Printer.FoldingCapable} Vouwtype
    ${Printer.ID} Naam
    ${Printer.JobSize} Totaal aantal ondersteunde vellen voor de taak
    ${Printer.Language} Berichtentaal
    ${Printer.LoadedPapers} Geplaatste papieren
    ${Printer.MaxConcurrentJobs} Maximum aantal gelijktijdige taken
    ${Printer.Model.Specific} Model
    ${Printer.OperatorInstInputTrayName} Invoerlade voor scheidingsbladen
    ${Printer.PagesPerMin} Printersnelheid (pagina´s per minuut)
    ${Printer.PunchCapable} Perforeren
    ${Printer.Recovery.Delay} Herstelvertraging
    ${Printer.Recovery.Printer} Back-upprinter
    ${Printer.SerialNumber} Serienummer
    ${Printer.SNMPActiveVersion} Actieve versie
    ${Printer.SNMPAuthPasswd} Wachtwoord met medium beveiliging
    ${Printer.SNMPAuthType} Verificatietype
    ${Printer.SNMPContextName} Contextnaam
    ${Printer.SNMPPrivacyPasswd} Wachtwoord met maximum beveiliging
    ${Printer.SNMPPrivacyType} Privacytype
    ${Printer.SNMPSecurityLevel} Beveiligingsniveau
    ${Printer.SNMPStatus} SNMP-status
    ${Printer.SNMPUsername} Gebruikersnaam
    ${Printer.SNMPVersion} Verzochte versie
    ${Printer.SNMPVersionFallback} Reserveversie
    ${Printer.StapleCapable} Nieten
    ${Printer.Status} Status
    ${Printer.TCPIP.Address} TCP/IP-adres of hostnaam
    ${Printer.Type} Type
    ${Printer.UseSNMP} SNMP gebruiken
    ${Printer.Version} Versie