Papierinstellingen specificeren

U kunt de papiersoort opgeven en de invoerlade die u wilt gebruiken voor het afdrukken van de taak.
    Belangrijk:
  • De beschikbare papieren en invoerladen zijn afhankelijk van de printer die voor de taak is geselecteerd. Zorg ervoor dat u eerst een printer selecteert en dan de papierinstellingen opgeeft.

  • Het standaardpapier dat voor de taak wordt gebruikt, is afhankelijk van de Papierformaat nieuwe taak-instelling in het scherm Voorkeuren.

Ga als volgt te werk om de papierinstellingen op te geven:
  1. Open op de werkbalk het papierselectiemenu om het scherm Papier selecteren weer te geven.
    Het menu Papierselectie openen
  2. Voer in het scherm Papier selecteren een van de volgende handelingen uit:
    • Gebruik de instelling Automatisch om het originele paginaformaat te behouden.

        Opmerking:
      • Deze optie is niet beschikbaar voor Boekje- of Groeperen - Snelheid-impositie.

      • Als de taak documenten bevat met verschillende paginaformaten, wordt Automatisch: Meerdere formaten gebruikt voor het originele paginaformaat.

      • Als het originele paginaformaat groter is dan het papierformaat dat door de printer wordt ondersteund, wordt in plaats daarvan het grootste papierformaat gebruikt.

    • Selecteer een papiertype uit de lijst Geplaatst papier die alle papiertypen bevat die op dat moment in de printerladen zijn geplaatst.
    • Selecteer een papiertype uit de lijst Volledige catalogus die alle papiertypen uit de printercatalogus bevat die niet in de laden zijn geplaatst en de geregistreerde aangepaste papiertypen die door de printer worden ondersteund.

        Opmerking:
      • Om een nieuw aangepast papiertype aan te maken en deze toe te voegen aan de lijst Volledige catalogus, klikt u op de knop +Papier toevoegen. Zie Aangepaste papieren toevoegen voor meer informatie.

      • Voor meer informatie over papierbeheer in de papiercatalogus, zie De papiercatalogus beheren.

    • Selecteer een papier uit de lijst Recente selecties.

    • Klik op de knop Aangepast papier om de papiereigenschappen handmatig op te geven.

      Klik voor details over de beschikbare eigenschappen op de knop Help om de Help-tekst voor het specifieke veld weer te geven. Dialoogvenster Aangepast papier

      Belangrijk:
    • Zorg ervoor dat papier met soortgelijke eigenschappen beschikbaar is op de printer. Voor meer informatie over de papierinstellingen van de printer, zie de documentatie van de printer.

    • Selecteer de optie Standaardwaarde gebruiken of laat het veld leeg voor de papiereigenschappen die u niet naar de printer wilt verzenden.

    Het desbetreffende papier wordt in het papierselectiemenu weergegeven als Aangepast.

  3. Open op de werkbalk het menu Lade selecteren en selecteer de invoerlade waar het papier in is geplaatst.

    Gebruik de optie Autom. ladeselectie als u wilt dat de printer automatisch de lade selecteert op basis van de opgegeven papierinstellingen.

    Lade selecteren

    Voor printers die een interfacekast gebruiken om verbinding te maken met een extern invoerapparaat, kunt u Invoerlade uitgebreide optie selecteren om een functie in te schakelen die door de interfacekast wordt ondersteund. Voor meer informatie over de beschikbare opties, zie de printerinstellingen.

Verwijzing: U kunt de papierinstellingen ook voor afzonderlijke vellen instellen. Voor meer informatie over papieruitzonderingen, zie Papieruitzonderingen specificeren.