Externe activiteiten

U kunt activiteiten toevoegen waarmee een toepassing buiten TotalFlow Production Manager wordt uitgevoerd. De externe toepassing kan speciale verwerkingstaken uitvoeren. Dat programma moet worden uitgevoerd op de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd.

Omdat de verwerking losstaat van de verwerking die wordt uitgevoerd door de activiteiten die door TotalFlow Production Manager worden aangeleverd, wordt dit type verwerking 'externe activiteit' genoemd.

TotalFlow Production Manager bevat deze externe toepassingen:

Externe toepassing uitvoeren
Start een externe toepassing die gebruikmaakt van een opdrachtregelinterface. U kunt de activiteit configureren zodat de externe toepassing de taak leest van de unieke spooldirectory die voor de taak is aangemaakt, installation_drive:\aiw\aiw1\spool\default\JobID, deze verwerkt en de output in de spoolmap schrijft.
Hotfolder-toepassing uitvoeren
Plaatst de taak in een hotfolder die een andere toepassing bewaakt. Die toepassing haalt de afdruktaak op, verwerkt deze en plaatst de taak in een uitvoermap. TotalFlow Production Manager controleert die uitvoermap en haalt de taak weer op wanneer hij klaar is.

Het kiezen van een activiteit is voornamelijk afhankelijk van hoe de externe toepassing taken accepteert. Als de externe toepassing een opdrachtregelinterface heeft, kan de workflow Externe toepassing uitvoeren bevatten. Als de externe toepassing hotfolders gebruikt voor de invoer, kan de workflow Hotfolder-toepassing uitvoeren bevatten. Als de externe toepassing beide interfaces heeft, kunt u beslissen welke activiteit u wilt gebruiken.

Neem deze punten in overweging bij het bepalen van de activiteit:

Externe toepassing uitvoeren Hotfolder-toepassing uitvoeren
Hiervoor moet u een opdracht schrijven en alle benodigde opties specificeren. Als u niet bekend bent met het schrijven van opdrachten of de syntax van de opdracht niet heeft om de externe toepassing te openen, kan het zijn dat deze activiteit moeilijker te configureren is. Hiervoor moet u de verzend- en ophaalmappen op de juiste wijze configureren. De verzend- en ophaalmap kan dezelfde zijn als de bestandsnaam van het te versturen bestand niet overeen komt met het ophaalpatroon. Het ophaalpatroon (retrieval pattern) is een tekenreeks die patronen bij elkaar zoekt en gebruikt wordt om een teruggestuurde taak te identificeren.

Als de externe toepassing bijvoorbeeld bestanden van PCL in PDF verandert, moet het ophaalpatroon naar een bestand zoeken met de extensie.PDF. De activiteit kan printfile.pcl naar de hotfolder kopiëren en het niet verwarren met het geconverteerde bestand omdat het naar printfile.PDF zoekt.

Mocht u echter de hotfolder gebruiken om een PDF-bestand te sturen naar een toepassing die een ander PDF-bestand terugstuurt, moeten de verzend- en ophaalmappen andere locaties zijn.

Hiermee kunt u de codepagina en taal specificeren die naar de externe toepassing moeten worden gestuurd. U kunt hiermee niet de codepagina en taal specificeren die naar de externe toepassing moeten worden gestuurd.
Hiermee kunt u de terugkeercodes specificeren die de externe toepassing kan leveren zonder de taak te laten mislukken. Biedt geen optie om geldige terugkeercodes te specificeren.

Als de externe toepassing het verwachte bestand terugstuurt, wordt het bestand opgehaald en schakelt het proces over naar de volgende stap zonder op fouten te controleren. Daarom moet de externe toepassing worden geconfigureerd, zodat er geen bestand met fouten wordt gekopieerd naar de uitvoermap. Als de hotfolder op time-out staat ingesteld, zal de taak uiteindelijk een foutstatus aannemen en kan het probleem worden opgelost; als de hotfolder wordt ingesteld om te wachten, zal de taak blijven wachten totdat een operator het proces onderbreekt.