Taakticket-printers aanmaken

Taakticket-printers zijn gekoppeld aan printerapparaten die PDF ondersteunen. Deze printers kunnen PostScript- en PCL-taken afdrukken als een workflowstap deze formaten naar PDF converteert.

U kunt de taaktickets bewerken voor taken die zijn toegewezen aan taakticket-printers. TotalFlow Production Manager-workflows die zijn gekoppeld aan taakticket-printers, kunnen deze taken ontvangen van TotalFlow Prep in een hotfolder of van een afdrukopdracht die het LPD-protocol (Line Printer Daemon) gebruikt. Taakticket-printers kunnen rechtstreeks communiceren met printerapparaten en tijdens het afdrukken van taken de status van die taken ophalen.

Voor taakticket-printers die apparaten vertegenwoordigen met een printercontrolleroptie, stelt TotalFlow Production Manager kort na het aanmaken van de printer automatisch de printertoewijzingsopties in en maakt een papiermap aan.

Met TotalFlow Production Manager kunt u ook printers toevoegen die zijn aangesloten op uw Windows-systeem en die werken met een printerstuurprogramma dat compatibel is met het Windows V4-afdruksubsysteem.

    Belangrijk:
  • Het toevoegen van een Windows V4-afdrukapparaat is een nieuwe functie die momenteel alleen beschikbaar is als preview-versie. Voor meer informatie over beperkingen en mogelijke oplossingen, zie het Leesmij-bestand.
  • Zorg ervoor dat u voor het registreren van een printer controleert of de computer en de printer correct op het netwerk zijn aangesloten. Voor meer informatie over het aansluiten van de printer op een netwerk, zie de documentatie van de printer.
  • Om Windows V4-printers te kunnen gebruiken, moet u printerstuurprogramma installeren dat compatibel is met het Windows V4-afdruksubsysteem.
    Opmerking: Hier vindt u een lijst met ondersteunde stuurprogramma's die compatibel zijn met het Windows V4-afdruksubsysteem:Universal Print Driver.

Een taakticket-printer aanmaken:

  1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
  2. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
  3. Voer een van de volgende handelingen uit:
    Ga als volgt te werk om een nieuwe printer aan te maken:
    1. Klik in de Objecten-pod links op Printers.
    2. Klik op Nieuw en selecteer Taakticket-printer....

      Het dialoogvenster Taakticket-printer maken wordt weergegeven:

      Dialoogvenster Taakticket-printer aanmaken: pagina Algemeen

    Ga als volgt te werk om een bestaande printer te kopiëren:
    1. Selecteer deze op het tabblad Printers, klik op Meer en klik vervolgens op Kopiëren....
    2. Of klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer vervolgens Kopiëren....

      Het dialoogvenster Printer kopiëren wordt weergegeven.

      De nieuwe printer krijgt met uitzondering van Naam dezelfde eigenschapswaarden als van de geselecteerde printer.

  4. Voer op elke pagina van het dialoogvenster de waarden in of selecteer deze voor de vereiste en optionele eigenschappen die moeten worden aangepast aan uw omgeving.
    Klik op de paginanamen in de navigatiebalk om naar een andere pagina te gaan.
    1. Selecteer onder Printertype een van de volgende opties:
      • Standaard, als u een printer wilt aanmaken die een van de ondersteunde Ricoh-apparaten vertegenwoordigt. Dit is de standaardoptie.
      • Aangepast, als u een PostScript-printer wilt aanmaken die een normaal niet ondersteund apparaat vertegenwoordigt.
      • Windows (functievoorbeeld), als u een printer wilt toevoegen die is aangesloten op uw Windows-systeem en die werkt met een printerstuurprogramma dat compatibel is met het Windows V4-afdruksubsysteem.
    2. Een aangepaste printer wordt pas beschikbaar in TotalFlow Production Manager nadat u het aangepaste printerdefinitiebestand heeft geïmporteerd. Om een aangepast printerdefinitiebestand te importeren, klikt u op Importeren. Voor meer informatie over het importeren van een aangepast printerdefinitiebestand, zie De gebruiken Hulpprogramma voor importeren van aangepaste printerdefinities .
    3. Selecteer als u Aangepast heeft geselecteerd een van de printers uit de lijst die wordt weergegeven en klik vervolgens op Instellingen.
      Het dialoogvenster Installeerbare opties wordt weergegeven, waarin u de apparaatmogelijkheden kunt selecteren van het printermodel dat u heeft geselecteerd. Deze opties worden beschikbaar op uw TotalFlow Production Manager-printer. Voor meer informatie over het gebruik van Installeerbare opties, zie De gebruiken Installeerbare opties .
      Belangrijk: Als TotalFlow Production Manager is geopend met HTTPS, zorgt een beveiligingsbeperking ervoor dat er geen andere pagina's met HTTP kunnen worden geladen. Hierdoor kunt u het dialoogvenster Installeerbare opties mogelijk niet gebruiken. Schakel in dat geval weer over op HTTP, configureer de Installeerbare opties en schakel vervolgens HTTPS weer in.
    4. Als u Windows (functievoorbeeld) heeft geselecteerd, kiest u de Windows-printer die u wilt toevoegen uit de printerlijst.

      De lijst met printers bevat alleen printers die beschikbaar zijn op uw Windows-systeem en die werken met een printerstuurprogramma dat compatibel is met het Windows V4-afdruksubsysteem.

      De optie Instellingen wordt pas beschikbaar nadat u de printer heeft opgeslagen. Ga als volgt te werk om de instellingen van de printer te configureren:

      1. Klik in de menubalk op Bewerkingen.
      2. Klik in het tabblad Printers op Meer en vervolgens op Eigenschappen.... Of klik met de rechtermuisknop op de naam van de printer en selecteer vervolgens Eigenschappen.... Het dialoogvenster Eigenschappen voor taakticket-printer wordt weergegeven.
      3. Klik op Instellingen. Het dialoogvenster Ricoh Windows Printertoewijzing wordt weergegeven.
      4. In het dialoogvenster Ricoh Windows Printertoewijzing configureert u toewijzingen voor de instellingen die beschikbaar zijn op uw printer.

        Een standaardset toewijzingen is al beschikbaar op basis van het printermodel.

        Voor meer informatie klikt u op de Help-knop op het scherm Ricoh Windows Printertoewijzing.

    5. Selecteer de Printertaal die wordt gebruikt voor communicatie tussen de toepassing en de printer.
    6. Als u meerdere printers instelt voor dezelfde printer, geeft u voor elke printer dezelfde TCP/IP-adres of hostnaam-eigenschap op.
      Als u voor de ene printer een TCP/IP-adres opgeeft en voor de andere een volledig gekwalificeerde hostnaam, telt TotalFlow Production Manager deze als twee verschillende IP-adressen, ook al leiden ze beide naar hetzelfde adres.
    7. Geef een waarde op voor de eigenschap TCP/IP-poort.
      • Als de printertaal is ingesteld op PostScript, is het standaardpoortnummer 9100. Als het printersysteem de EFI Fiery-controller gebruikt, kunt u een van deze poortnummers opgeven:
        9101
        Taken worden naar de directe wachtrij verzonden. De taken worden afgedrukt in de volgorde waarin u ze heeft ingediend. TotalFlow Production Manager kan bij de meeste printers de taakstatus niet bepalen. De functie samenvoegen is niet beschikbaar voor meerdere exemplaren.
        9102
        Taken worden naar de afdrukwachtrij verzonden. Ze worden mogelijk niet afgedrukt in de volgorde waarin u ze heeft ingediend. TotalFlow Production Manager kan de taakstatus bepalen. De functie Samenvoegen is beschikbaar voor meerdere exemplaren. Dit is de aanbevolen poort.
        9103
        Taken worden naar de wachtrij voor vastgehouden taken verzonden. Een operator moet de taak op de printerconsole vrijgeven om deze af te drukken.
      • Als de printertaal is ingesteld op PDF/JDF, is de weergegeven standaardwaarde 8010/80.

        8010 is de netwerkinterface voor printers die PDF/JDF gebruiken en 80 is specifiek voor apparaten die TotalFlow Print Server-controller gebruiken.

    8. Laat de wisselknop Printereigenschappen inschakelen ingeschakeld om geactualiseerde informatie te ontvangen over de printerfuncties.
    9. Om de ingestelde printerstatus voordat deze opnieuw wordt opgestart te behouden, selecteert u Printerstatus behouden na opnieuw opstarten.
    10. Selecteer in de sectie Workflow achtereenvolgens Workflow creëren en Workflow bewerken bij afsluiten. Op deze manier creëert u een workflow voor de nieuwe printer en kunt u de eigenschappen daarvan bewerken nadat u het dialoogvenster heeft afgesloten.
    11. Stel de toewijzingseigenschappen voor de printer in op de pagina Planning.
    12. Selecteer bij Geplaatste papieren een van de volgende opties:
      • Nee, om taken voor de printer in te plannen, zelfs als het vereiste papier voor de taken niet in een van de papierinvoerladen is geplaatst.
      • Ja, om alleen taken voor de printer in te plannen als het vereiste papier in een van de papierinvoerladen is geplaatst.
      Opmerking: In beide gevallen moet het papier dat voor de taken is aangevraagd in de lijst met ondersteunde papieren van de printer staan.
    13. Selecteer in Papier de papiersoorten die vereist zijn voor de printer.
    14. Op de pagina Geavanceerd is standaard ingesteld dat de printer scheidingsvellen (bannerpagina's) afdrukt in de taal die tijdens de installatie van de TotalFlow Production Manager-server is geselecteerd. Als u de scheidingsvellen in een andere taal wilt afdrukken, stelt u de eigenschap Berichtentaal in.
    15. Selecteer onder Invoerlade voor scheidingsbladen een invoerlade voor scheidingspagina's uit de lijst met laden.
      Als de printertaal is ingesteld op JDF, kunt u ook de uitvoerlade kiezen waar de ongebruikte tabbladen worden uitgeworpen.
    16. Gebruik de wisselknop Taaktickets valideren om aan te geven of taaktickets moeten worden gevalideerd voordat er wordt afgedrukt.
      Deze optie is vooral nuttig voor taaktickets die nog niet eerder zijn gevalideerd.
    17. Geef in het gedeelte Taakscheidingsblad op of u speciale instructies voor en/of na de taakpagina's wilt afdrukken.

      Opmerking: Als u een uitvoerlade kiest voor de taak, gebruik dan dezelfde uitvoerlade voor de scheidingsvellen.

      Afhankelijk van de afwerkingsinstellingen van de taak, is het mogelijk dat bepaalde scheidingsvellen niet worden uitgeworpen in dezelfde uitvoerlade als de taak. Dit gebeurt wanneer de voor de taak ingestelde uitvoerlade één van deze is:

      • Boekjeslade
      • Trimmerlade
      • Lade Ring Binder
      • Onderste linkerlade Perfect Binder
      • Lade vouweenheid
      In deze gevallen beslist de printer waar de scheidingsvellen worden uitgeworpen. Meestal worden ze uitgeworpen in de Staffellade finisher .

    18. Stel bij SNMP de eigenschappen in op dezelfde waarden als de overeenkomstige instellingen in de printercontroller:
      Printereigenschap EFI Fiery-printercontroller Ricoh-printercontroller TotalFlow Print Server-printercontroller
      Naam community Communitynaam lezen De printereigenschap Communitynaam moet Toegangstype enkel lezen of lezen/schrijven hebben. De Communitynaam moet Toegangstype enkel lezen of lezen/schrijven hebben.
      Gebruikersnaam Onbeveiligde gebruikersnaam (minimale beveiliging) Accountnaam (gebruiker) Gebruikers

      Deze instelling kan meerdere waarden bevatten. Stel de printereigenschap Gebruikersnaam in op een willekeurige waarde uit de lijst.

      Beveiligde gebruikersnaam (gemiddelde of maximale beveiliging)
      Wachtwoord met medium beveiliging

      Wanneer u de Wachtwoord met maximum beveiliging instelt, moet u ook de Wachtwoord met medium beveiliging instellen. Op sommige printers kunt u alleen de Wachtwoord met maximum beveiliging instellen. Als u dit echter doet, kan SNMP geen verbinding maken met de printer.

      Wachtwoord voor verificatie van gebruiker Wachtwoordverificatie (gebruiker) Wachtwoord

      De TotalFlow Print Server-printercontroller heeft één wachtwoordinstelling per SNMP-gebruiker. Voor een gemiddeld beveiligingsniveau stelt u Wachtwoord met medium beveiliging in op de waarde van deze instelling voor de gebruiker die als Gebruikersnaam is opgegeven en stelt u Wachtwoord met maximum beveiliging niet in.

      Wachtwoord met maximum beveiliging

      Wanneer u de Wachtwoord met maximum beveiliging instelt, moet u ook de Wachtwoord met medium beveiliging instellen. Op sommige printers kunt u alleen de Wachtwoord met maximum beveiliging instellen. Als u dit echter doet, kan SNMP geen verbinding maken met de printer.

      Wachtwoord voor privacy van gebruiker Wachtwoord voor versleuteling Wachtwoord

      De TotalFlow Print Server-printercontroller heeft één wachtwoordinstelling per SNMP-gebruiker. Voor een maximaal beveiligingsniveau stelt u Wachtwoord met medium beveiliging en Wachtwoord met maximum beveiliging in op de waarde van deze instelling voor de gebruiker die met Gebruikersnaam is opgegeven.

      Beveiligingsniveau Beveiligingsniveau    
      Verificatietype Verificatietype gebruiker Verificatiealgoritme Beveiliging
      Privacytype. Dit is een verplicht veld. Geef een waarde op die anders is dan Geen. Indien Privacytype Geen is, kan SNMP geen verbinding maken met de printer. Type privacy van gebruiker   Versleuteling (in dialoogvenster SNMP)
      Contextnaam   Contextnaam  
    Dialoogvenster Taakticket-printer aanmaken: pagina Algemeen
  5. Klik op OK.
  6. Als de printer is uitgeschakeld, klikt u op Inschakelen, de inschakelknop, naast de printer.