Printers configureren voor papiertypen

In dit onderwerp wordt beschreven hoe u TotalFlow Production Manager-printers en papier zo configureert dat taken op het gewenste papier worden afgedrukt. De werkwijze geldt voor printers met de Ricoh- of de EFI Fiery-controller.

Deze instructies zijn van toepassing op taken die worden ingediend vanuit TotalFlow Prep of andere externe toepassingen. Standaard worden bij taken die naar hotfolders of door de lpr-opdracht worden ingediend geen papiereigenschappen vermeld; deze taken worden dus automatisch ontvangen en ingepland.

Ga als volgt te werk om de TotalFlow Production Manager-printer te configureren en een taak af te drukken:

  1. Controleer of het TotalFlow Production Manager-papier correct is gedefinieerd.
  2. Wijs de invoerladen voor elke taakticket-printer of Passthrough-printer toe en geef daarbij aan welke papiertypen in de printer zijn geplaatst.
    1. Gebruik standaardpapier waar mogelijk.
      De namen van standaardpapier hoeven niet overeen te komen met de namen in de catalogus voor printerpapier. Zo kan het papier dat zich in Lade 1 van de printer bevindt bijvoorbeeld in de catalogus voor printerpapier de aanduiding Standaard hebben. TotalFlow Production Manager heeft geen standaardpapier met de naam Standaard, maar wel met de naam A4. Bij zowel Standaard als A4 gaat het om wit papier van A4-formaat en 80 gram per vierkante meter; geen van beide typen is voorbedrukt, voorgeperforeerd, heeft structuur of is gecoat. Geef A4-papier op in Lade 1 van de TotalFlow Production Manager-printer.
    2. Als u geen standaardpapier kunt gebruiken, definieert u een aangepast papiertype.
      1. Kopieer het standaardpapier dat het dichtst in de buurt komt en wijzig vervolgens de eigenschappen die u wilt aanpassen. Op deze manier verzekert u zich ervan dat alle eigenschappen die nodig zijn voor de overeenkomst tussen taken die worden ingediend vanuit TotalFlow Prep of andere externe toepassingen over waarden beschikken.
      2. Als u een aangepaste papierlijst gebruikt die wordt ondersteund, voegt u het papier toe aan de lijst van Papiertypen voor elke betreffende printer.
  3. Voordat u een taak indient bij TotalFlow Production Manager dient u de papiereigenschappen die vereist zijn voor de taakticket van de externe toepassingen te vergelijken met de eigenschappen van het papier in de TotalFlow Production Manager-papierbibliotheek. Voor elk papiertype dat door het taakticket wordt vereist, moet er een TotalFlow Production Manager-papiertype met equivalente eigenschapwaarden zijn. Wanneer u een taak indient waarvoor aangepast papier moet worden gebruikt, dient u de niet-standaardeigenschappen van het aangepaste papier in het taakticket op te geven.
  4. Als u een taak op een TotalFlow Production Manager-printer wilt plannen, moet de naam van elk vereist papiertype in het taakticket overeenkomen met de naam van een papiertype dat is al toegewezen in een invoerlade van de printer of is opgegeven in een papierwijziging die staat ingepland voor de printer.
  5. Als de taak niet is ingepland om te worden afgedrukt, gaat u als volgt te werk:
    1. Selecteer de taak, klik op Meer en selecteer vervolgens Verplaatsen.... Bekijk het dialoogvenster Taak verplaatsen om te achterhalen welke eigenschap voorkomt dat de taak wordt ingepland voor de gewenste printer.
    2. Als het probleem wordt gevormd door een papiereigenschap, controleert u of alle papiernamen die vereist zijn voor de taak ook voorkomen in de instelling voor de invoerlade van de printer.